Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

Over Biak, Nederlands Nieuw Guinea, 1960-1963 (5)
Roland Feuilletau de Bruyn

De Ridge

Later zijn we naar de Ridge verhuisd. Ik denk dat de sanitaire ongemakken en de afwezigheid van electriciteit en water de belangrijkste redenen voor de verhuizing waren. Geen idee of zo’n huis gekocht of gehuurd moest worden. De verhuizing kan ik mij niet herinneren alleen dat maanden later de kat die we niet te pakken konden krijgen voor we vertrokken ineens weer voor de deur stond: een raadsel hoe dat kon. Bijna iedere avond legde hij een bloederige Kalong op de blakan (platje achter het huis). De vloer van die blakan was als hij nat was zo ontzettend glad dat we er heel ver op konden glijden. Aan het eind van de blakan was de mandikamer met links het toilet, in het midden de mandibak met steenkoud water en rechts de badruimte. Het gebruik van de tjebok vond ik vervelend omdat je altijd nat van werd.

De RidgeDe Ridge was een enclave van vrijstaande bungalowtjes bestemd voor militairen en KLM-personeel met gezinnen, waarvan ik me vooral herinner dat er veel kinderen woonden. En weer woonden we precies aan de rand van de bush. Ons straatje heette de Warenailaan.

Schuin achter ons (er waren geen tuinafscheidingen dus alles en iedereen was direct bereikbaar) woonde Alice. Haar vader was KLM-er. ’s-Middags moest er geslapen worden, het was veel te warm om iets anders te doen. Rond half vier kwamen de meeste mensen weer in beweging. Dat duurde mij veel te lang. Ik sloop iedere middag de slaapkamer uit en ging naar Alice. Vaak dronken we zo'n rond flesje Joy, sinaasappellimonade, wat voor mij iedere keer een pure luxe was. Haar vader bracht steeds een nieuwe voorraad uit Australië mee. Achter ons huis, maar aan de overkant van de weg naast een voor mij spannend braakliggend stuk bush, woonde een jongen met het grootste en diepste zwembad uit de buurt. Ik zie een wat oudere jongen voor me. Hij had stapels ingebonden jaargangen van de Donald Duck waar ik uren en uren van genoten heb, zittend op de grond ergens op de blakan van hun huis of op het overdekte platje bij onze goedang. Ook zijn vader werkte bij de KLM. Na de overdracht van Nieuw Guinea toen iedereen moest vertrekken kreeg ik van hem die stapels ingebonden Donald Ducks. Dat kwam goed van pas want er was niemand meer om mee te spelen en de school was gesloten. Toen de school werd opgeheven mocht ik veel boeken uit de schoolbibliotheek meenemen (ik heb nog steeds wat boeken uit de serie Barendje). Ook kreeg ik veel boeken uit de voorraad van de Welzijns-Dienst van de Luchtmacht en snoep van de Markandi, de Marine Kantine Dienst. Alles werd achtergelaten of vernietigd dus zoek maar uit. Mijn ouders hielden er een compleet verzilverd bestek aan over uit de officiers-kantine van de Marine die zich nu gedeeltelijk in mijn keukenla bevindt. De chaos van mensen die vertrokken en die van alles aan huisraad verkochten aan papoea’s was compleet. Lang niet alles kon mee terug naar Nederland en de kapitaal vernietiging moet enorm geweest zijn, ook aan militair materieel. Maar zo ver was het voorlopig nog niet. Veel van de kennissen van mijn ouders woonden ook op de Ridge. Hun meest direkte vrienden waren de familie Breuer, Siegdried en zijn toen zwangere vrouw Annet, de familie Schneider en de familie van de almoezenier Nijendorff.

In het tweede jaar hebben we tijdens een lang verlof van mijn vader, een lange trip gemaakt naar Hollandia. Met een KPM-boot vertrokken we vanuit het haventje van Biak, via Japen, een langgerekt eiland dat je vanaf Biak aan de horizon kon zien liggen (of verbeeld ik mij dat maar?). Het dek was vol met papoea’s, varkens, kippen, barang en kookgerei. In mijn herinnering was ergens achter Hollandia een millitair ontspanningsoord van waaruit we lange wandelingen maakten de groene heuvels in. Ergens stond een herdenkingsmonument voor Generaal McArthur. Zowel op de heen als de terugreis legden we aan bij Japen waarvan ik mij vooral een armzalige dierentuin herinner met hoofdzakelijk veel vogels.

Op Biak maakten we ook regelmatig uitstapjes. Ik herinner me vooral de tochtjes naar Bosnik (eerst langs Mokmer en dan de weg langs de zee volgen) waar de stranden indrukwekkend waren met overal de restanten van de Amerikaanse invasie uit de tweede wereldoorlog, vooral de roestige landingsvaartuigen waren toen nog prominent aanwezig. Ook de tochten naar de Jappengrotten voelden aan als complete expedities, vooral door de klimpartijen. En dan waren er de tochten met de Land Rover naar Landbouw en de watervallen. Ook met de school zijn we bij wijze van schoolreisje met een groene marine bus over een zeer hobbelige weg naar Landbouw geweest. Van een kennis leende mijn vader een keer een Zodiac waarmee we de westelijke kant van Biak onderzochten waar het volkomen uitgestorven leek. Maar het liefst ging ik toch alleen op avontuur. Het regenwoud dat voor ons huis op de Ridge begon was mijn geheime domein. De bush was dreigend, duister, vochtig en vooral verboden. Maar bijna dagelijks verdween ik met de parang vande kebon en mijn katapult in de ondoordringbare jungle tot ik aan de rand van de Ridge kwam en uitkeek over de kustbebouwing en de zee met links Mokmer en recht onder mij Buruku. Ik zat dan een kwartiertje of zo in de alang-alang voor ik aan de terugweg begon want ik mocht niet te lang verdwijnen. Mijn katapult was mijn wapen bij voorkeur. Ik weet nu nog welke houtsoort je moest gebruiken om er een te vervaardigen, welk soort binnenband en hoe breed het rubber moest zijn, hoe je het leren matje moest maken en hoe je alles betrouwbaar moest bevestigen. Van de stengels van een stevige Papaya-struik, die hol waren, maakte je blaaspijpen. Pijl-en-bogen had ik in gudang verstopt want die waren verboden.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina