Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

Over Biak, Nederlands Nieuw Guinea, 1960-1963 (6)
Roland Feuilletau de Bruyn

De laatste fase

Pas vele jaren later realiseerde ik me dat de geschiedenis van Biak een geschiedenis was van geweld, dreiging en bloedvergieten, tot op de dag van vandaag. De Japanners, Amerikanen, Indonesiërs en in zekere zin ook de Nederlanders hebben een spoor van ellende achtergelaten. De Nederlandse aanwezigheid had niets te maken met het ontwikkelen en opbouwen van Nieuw Guinea maar had alles te maken met de te verwachten ontginning van de delfstoffen en de strategische positie die Nieuw Guinea in de regio innam. Biak daarentegen heeft voor zo ver ik weet geen natuurlijke grondstoffen en had uitsluitend een militair belang. Toen Nederland onder zware druk van de Verenigde Naties afstand moest doen van haar koloniaal bezit in de gordel van Smaragd, kon het zonder enige schaamte afstand nemen van de gedane beloftes aan de Papoea’s die zelfbestuur was toegezegd. Ik zie nog de Papoea’s in hun vrijwilligers uniform marcheren, de Papoea Politie, de vlag die zelfstandigheid beloofde. De KNIL-mensen, de Molukkers en de Ambonezen zullen zich over deze houding niet erg verbaasd hebben.

Papoea Vrijwilligers KorpsDe komst van de troepen van de vredesmacht van de Verenigde Naties kondigden aan dat de overdracht aanstaande was.

Op de Ridge roken we nieuwe etensluchtjes van de aangevoerde Pakistani die de plaats innamen van het Nederlandse leger in het nieuwe Ridgekamp dat nog niet eens helemaal afgebouwd was.

Langzamerhand vertrok iedereen op Repat, een term die je links en rechts hoorde. Onze school werd gesloten, voortaan kreeg ik thuis les waardoor ik eenmaal terug in Nederland een behoorlijke achterstand had opgebouwd. Voorafgaand aan de overdracht bouwde de spanning zich langzaam op. Bij de school werd een schuilkelder gebouwd en moesten we oefenen wat te doen bij een luchtaanval. Indonesië voerde de druk op met infiltraties. Ook bij mijn vader merkte ik een toegenomen bezorgdheid. Ineens was er dagelijks een Uzi in huis en lag er een pistool in de slaapkamer van mijn ouders. Er werd luchtafweer opgesteld, vooral langs de kust zag ik de kanonnen staan, waar dagelijks met enorm geweld mee geoefend werd. Ik ging er graag naar kijken vooral omdat aan een sleep achter een vliegtuig een doelwit door de lucht getrokken werd waarop geschoten werd. De Marine Luchtvaart Dienst beschikte over Neptunes die radar en verkenningsvluchten uitvoerden.

Iedereen vertrok, de Ridge stroomde leeg, heel Biak stroomde leeg. Iedereen verkocht aan de achterblijvers voor een habbekrats de spulletjes die niet mee naar Nederland konden. Wij behoorden tot de allerlaatsten die vertrokken met het laatste vliegtuig naar Sidney. Zo goed als alle huizen op de Ridge stonden leeg wat als groot voordeel had dat ook alle privé zwembaden onbeheerd waren. Maar zelfs op de Ridge werd het te gevaarlijk en we verhuisden naar een van de leegstaande huizen op de Slotheuvel. Waaruit het gevaar precies bestond weet ik niet meer. Misschien was het de dreigende houding van de Papoea’s die zich verraden en in de steekgelaten voelden. Waar ze volkomen gelijk in hadden. We waren de laatste bewoners van de Slotheuvel. Ons tijdelijk laatste onderkomen was het voormalige huis naast dat van de familie Roks, een inmiddels vertrokken oud collega van mijn vader. Het Marinekamp Sorido was ondertussen geheel ontruimd. De kebon van de buren op de Ridge bleef in de goedang wonen. Ik herinner me Ismael nog erg goed. Hij wilde zo graag mee naar Nederland. Mijn vader heeft nog zijn uiterste best gedaan om hem naar Nederland mee te nemen maar tevergeefs. De Nederlandse overheid werkte op geen enkele manier mee. In zijn vrije tijd bouwde Ismael houten modellen van prauwen. Hij sprak overigens vlekkeloos Nederlands.

Ik mocht het straatje van de Slotheuvel tot aan het Marinekamp Sorido niet meer af, laat staan dat ik naar het strand mocht. De sfeer was onheilspellend en geladen. Er was afscheid genomen van letterlijk iedereen. Ik ging op ontdekkingstcht door de leegstaande huizen maar na verloop van tijd was de lol daar van af. De Land Rover en de inboedel (waaronder mijn schelpenverzameling en houten prauwen) waren al naar Nederland verscheept. We reden in een oude Jeep die niet de moeite meer waard was om te repatrieren. Ik kreeg thuis les wat uiterst vervelend was omdat de educatieve kwaliteiten van mijn ouders niet erg hoog waren. Ik verveelde me die laatste weken kapot. Iedereen trouwens want ook mijn vader hoefde niet meer naar zijn werk want dat was er niet meer. Vooral mijn vader ontwikkelde een buitengewoon kort lontje waardoor er nog al eens een klap werd uitgedeeld als ik iets niet begreep (het was een slechte privé-onderwijzer) of ongehoorzaam was. Eindelijk kwam dan het moment dat we vertrokken naar Sidney waar ik weer moest leren op schoenen te lopen. Drie jaar lang droeg ik die rubberen teenslippers, wij noemden ze kleppers, die sleten in de vorm van je voeten tot het het teenstukje voorgoed niet meer op zijn plaats bleef zitten. We vertrokken na slechts een paar dagen in Sidney te zijn geweest (wat een luxe dat hotel!) met de Willem Ruys definitief naar Nederland. De Willem Ruys verging op 2 december voor de kust van Somalië. Door de vele foto’s kan ik me die reis nog goed voor de geest halen. Mijn broertje en ik hadden steevast patat met appelmoes op het menu staan ’s-avonds, iets wat we jaren niet meer gegeten hadden, mijn broertje waarschijnlijk nog nooit. Tot de Bermuda’s en Florida bleef het aangenaam warm. De kou overviel ons pas serieus in South Hampton, een dag voordat we in Rotterdam aan wal stapten. Het einde van het avontuur raakte mij met een schok. Ik kon aanvankelijk moeilijk mijn draai vinden, eigenlijk was alles nieuw maar ik was vooral mijn vrijheid kwijt. Wij kwamen midden in de winter terug en de zogenaamde sneeuwpret vond ik helemaal niks. Het was de winter van de elfstedentocht en Paping. Ik kon niet schaatsen als we ijsvrij hadden en ik kende behalve mijn buurjongen weinig andere kinderen maar ik had het voornamelijk koud. Door mijn leerachterstand bungelde ik op school er ook maar wat bij en had permanent het gevoel dat iedereen mij maar een vreemde en vervelende klojang vond. Ik had zelf ook het gevoel dat die kinderen zo kinderachtig waren en nooit wat hadden meegemaakt. Na een jaar is dat allemaal wel weer goed gekomen, vooral toen ik naar de middelbare school ging. Maar een buitenbeentje ben ik waarschijnlijk altijd gebleven. Het uitpakken van de repat-kisten die pas maanden later aankwamen herinner ik mij nog goed en versterkten het gevoel niet op mijn plaats te zijn. Wij reden nog zeker een jaar in de Land Rover wat in de toen steenkoude winter niet altijd een pretje was maar stoer was het wel.

Wat ik in mijn geboorteland en op Biak zintuigelijk en emotioneel beleefd heb, lag en ligt voor altijd verankerd op de bodem van mijn bewustzijn. Dat ik nergens ooit helemaal thuis hoor heb ik aanvaard als mijn natuurlijke staat van zijn. Dat geeft me vrijheid en het vermogen me aan te passen, of juist op afstand te blijven, al naar het uitkomt. Ik reken het tot de erfenis van mijn jeugd waar ik met plezier op terug kijk.

Reacties, aanvullingen en verbeteringen zijn van harte welkom op rjfeuilletau @ live.nl

Deventer, mei 2014

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina