Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

MET DE CENTRAAL NIEUW-GUINEE EXPEDITIE A° 1920 NAAR EEN ONBEKENDEN VOLKSSTAM IN HET HOOGGEBERGTE (15)

H. J. T. BIJLMER (Met 2 foto's en een schetskaartje)

Evenals dit aan de andere zijde van den Wilhelminatop door de Lorentz-expeditie bij de Pesechems is opgemerkt, bestaat ook bij deze leden het gebruik om bij bepaalde gelegenheden - waarschijnlijk na sterfgevallen ~ de helft van een vinger af te kappen. De vrouwelijke sekse schijnt hier den hoogsten tol te moeten betalen: ik zag vrouwen met nog slechts haar beide duimen ongeschonden. Toch gaan ook de mannen en zelfs de kinderen niet vrij uit. Naast deze mutilatie vindt men er nog een van onschuldiger aard: het afsnijden van een randje van de oorschelp. Het waarom en waarvoor bleef hiervan geheel in het duister.

De beschouwingen over den ontvangst, die ons bij dit volk ten deel viel voerden reeds op het terrein der psyche: laat ons dit nog wat nader verkennen. Wat treft aan de psychische gesteldheid dezer nog in neolithische beschavingsperiode levende menschen het meest? Welgat deze minder buitenissig is, dan men zich had voorgesteld! De "wilden" die men ontmoet, blijken menschen, volledige menschen. Zij hebben in principe met het dier juist even weinig gemeen — of evenveel, zooals men het noemen wil — als de moderne mensch. Een zekere beschaving valt dezen lieden niet te ontzeggen. De ontvangt nam ons onmiddellijk voor hen in. De begroeting met het bepaald joviale handenschudden deed ons aangenaam aan, het met kwistige hand uitdeelen van "versnaperingen" niet minder. Bij deze eerste kennismaking heerschte werkelijk een aardige geest. Wantrouwen en hebzucht bleven geheel op den achtergrond. En ook bij nadere beschouwing vielen onze nieuwe vrienden niet tegen. Eens kwam er een oude man met twee kleine meisjes bij ons op bezoek. Toen ik het kleinste, dat zich verlegen achter haar ouder zusje schuil hield, een ringetje wilde geven, werd ze door de laatste — ofschoon deze zelf nog niets gekregen had — naar voren gebracht en overreed het aan te nemen. Daarna dwong de vader haar, mij persoonlijk eenige oebiknollen, welke hij zelf in zijn net bij zich droeg, als tegengeschenk aan te bieden. Ik wilde deze weigeren, maar dit werd door den ouden heer niet aanvaard! Is het niet juist een tooneeltje uit de opvoeding onzer beschaafde kinderen? Ook mijn medische hulp werd meestal geheel vrijwillig met eenige knollen of wat suikerriet betaald. En kwamen we op onze wandelingen in de dorpen, dan werden we vaak tot binnenkomen in de hutten genood; wij moesten mede neerhurken in den kring en onmiddellijk werden eenige oebi's onder de asch vandaan gehaald en ons aangeboden. Ook is het ons overkomen, dat men ons, toen wij na een lange wandeling een oogenblikje in een kampong uitrustten, wat suikerriet ter verfrissching aanbood. Het sappige riet smaakte mij in deze contreien niet slechter dan een koele dronk in een fijn restaurant!

Dr.Bijlmer-antropoloog
Dr.Bijlmer-antropoloog

Ook onderling scheen men mededeelzaam te zijn. Ik heb vrouwen en kinderen gezien, omhangen met lange snoeren kralen, samengesteld uit meerdere snoertjes, zooals wij die plachten te verstrekken. Het was onmogelijk, dat zij persoonlijk zooveel kralen van ons gekregen hadden; hun eigen stamgenooten moesten hun die hebben afgestaan.

Hun vrijgevigheid bleek echter aan hun handelsgeest niet af te doen. Dat merkten we al spoedig. In den ruilhandel bleken ze verre van makkelijk. En zij konden leuk uit den hoek komen! Wij hadden ons ter veraangenaming van ons menu op den oebihandel toegelegd. Zij hielden die eetwaar zeer op prijs, ik daarentegen mijn kralen evenzeer, daartoe genoodzaakt door onzen geringen voorraad. Eenmaal nu konden we het over den koop niet eens worden. De inboorling wendde zich nijdig af en wat deed hij…… hij gaf met hoofsch gebaar zijn knollen aan mijn metgezellen cadeau, ieder wat en mij alleen passeerende! De vrijmoedigheid, waarmede onze vrienden ons bejegenden, bleek ook uit het feit, dat zij controleur Jongejans en mij, die uit eigen beweging een van hun hutten waren binnengegaan, wel gastvrij een plaats inruimden en oebi s aanboden, maar na een kwartiertje onbewimpeld te verstaan gaven, dat we de visite nu maar moesten afbreken! Echter, wie kennis neemt van de hieronder volgende scène, die zich op 31 October afspeelde, behoeft geen nader bewijs voor den onafhankelijken geest onzer gastheeren.

De zaak droeg zich als volgt toe. Op een goeden morgen waren onze Dajaks er op uitgetrokken om een varken te ruilen. Weldra kwamen ze beladen met het in stukken gehakte beest terug; ze hadden er een mandau, de gewone prijs voor gegeven. Toch zou spoedig blijken, dat het bij den koop op eigenaardige wijze was toe gegaan: de Dajaks schenen n.l. zelf het varken te hebben uitgezocht en "op den kop getikt", zoowel in figuurlijken als letterlijken zin! Daarmee stelden ze de argelooze dorpswoners voor een fait accompli, ze gaven vervolgens een mandau en vonden aldus de eerlijkheid voldoende te hebben betracht.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina