Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

MET DE CENTRAAL NIEUW-GUINEE EXPEDITIE A° 1920 NAAR EEN ONBEKENDEN VOLKSSTAM IN HET HOOGGEBERGTE (6)

H. J. T. BIJLMER (Met 2 foto's en een schetskaartje)

Door toevallige omstandigheden zijn we daar een zestal dagen verbleven, maar ik heb geen reden om dit onverwachte oponthoud te betreuren. Want het landtongetje is een uitgelezen plekske. Benedenstrooms, tusschen ons schiereilandje en den eersten heuvelrug van het Van Rees-gebergte, verwijdt de rivier zich komvormig en wekt den indruk van een bergmeer. Bovenstrooms ziet men uit over het vlakke land; de rietvelden met boomen op den achtergrond, en het breede water doen zelfs de gedachte aan de Zaanstreek rijzen, althans mijn reisgenoot Jongejans herinnerde deze landstreek aanstonds aan dezen zijn geboortegrond. De nacht was regenachtig en ik had het genoegen onder den drup van het lekkende dak der soldatenbarak te liggen. Vandaar, dat ik me voornam om in het vervolg maar weer onder het door ons medegenomen tentje te gaan slapen. Hadden we op onzen tocht door de versnellingen nagenoeg niets van muskieten gemerkt, hier was hun aantal overweldigend groot. Ik vond 's ochtends meer dan honderd anophelinen tegen den buitenkant mijner klamboe zitten. Ook overdag waren de muggen — echter andere soorten — zeer hinderlijk; na zessen plachten ze het leven dermate ondragelijk te maken, dat men genoodzaakt was achter de klamboe te verdwijnen. Dus, met de kippen op stok!

Een der volgende avonden wachtte ons nog een kleine emotie. De zuider horizon was steeds door wolken verhuld gebleven; in den laten namiddag echter brak de wolkenbank. Een scherp gehakkelde blauwe lijn dook uit den nevel op: mijn blikken hechtten zich voor het eerst aan de toppen van het Centrale Gebergte!

Op den nacht volgde een stralende morgen. Aangezien ik den vorigen avond reeds om half zeven te kooi was gekropen, kostte het mij weinig moeite bij het krieken van den dag op te staan. Ik was alleen. Om mij heen het liefelijke landschap, maagdelijk als het paradijs; vóór mij de hakkelige kam, blauw tegen lichte lucht.... Dat zijn momenten, die een reis onvergetelijk maken, momenten, die verklaren, hoe reizen een hartstocht kan worden.

Niet altijd bracht het ontwaken aangename verrassingen. De tent was klein en open: nu eens bleek een broekspijp nat, of een schoen ingeregend te zijn, dan weer vond ik mijn pet als een natte dweil terug. De tent was zoo laag, dat men steeds gebukt moest gaan; het strijken met den rug langs het dak bekocht men onmiddellijk met een natte jas, want tentstof sijpelt door bij aanraking. Vaak wachtte ik bibberend mijn kopje koffie, de onherbergzame tent ontvlucht en heul zoekend onder een wat ruimer, maar overal lekkend afdak.... Maar in een tropisch klimaat zijn zulke misères dragelijk, na een half uurtje is alle huivering overwonnen. Toch bederft ook in de tropen somber weer de natuur en beïnvloedt het humeur.

Den 11den Augustus kwamen de prauwen, die den vorigen dag reeds waren verwacht, van beneden aan. Ze brachten ons twee reisgenooten: den geoloog en den botanicus. We stelden hun komst te meer op prijs, daar hun welvoorziene etenskist ons zeer van pas kwam. Door ons onverwacht oponthoud was de onze bijna leeg; sinds een paar dagen leefden we zonder suiker, melk, boter, brood en havermout. De dag ging dan ook bijzonder aangenaam voorbij.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina