|
Pegantara Tahun 13 no 14 (vervolg)
Artikelen in Nieuwsblad voor Nederlands Nieuw Guinea, 8 - 15 april 1961
Deze aflevering van Pengantara was geheel gewijd aan de installatie van de Nieuw Guinea Raad.
Pagina 2 en 3 van het weekblad bevat de volgende artikelen verdeeld over
meerdere pagina's:
- Sollewijn Gelpke: "Verwacht geen wonderen van de Raad"
- Minister Toxopeus: "Vandaag hoort men voor het eerst de stem van de Nieuw-Guinea Raad"
- Staatssecretaris Bot: "Bepaal zelf uw lot!"
- Mevrouw Stoffels-van Haaften: "Een volksvertegenwoordiging dient een getrouw beeld te zijn van het volk dat zij vertegenwoordigt"
- De heer Boendermaker: "Wederzijds begrip"
- Mr. Cleland: "Resultaat van een toekomstige ontwikkeling hangt af van een wederzijdse goede verstandhouding en een wijs beleid"
- Mr. Niall: "0nze wens is : onverbreekbare betrekkingen tussen beide delen"
Na de woorden van dank door de voorzitter van de NGR voor de woorden en ook voor het gewaardeerde geschenk, kreeg Staatssecretaris Bot het woord:
"BEPAAL ZELF UW LOT!"
De inhoud van de rede van Mr. Bot was als volgt:
Mijnheer de voorzitter, mevrouw en mijne heren leden van de Nieuw-Guinea Raad.
I. Vandaag heeft het volk van Nederlands-Nieuw-Guinea een belangrijke drempel op de weg naar de
zelfbeschikking gepasseerd. Is niet een van de kenmerken van volwassenheid, dat men zelf zijn eigen
doelstellingen kan bepalen!
De bijzondere staatkundige betekenis van de opening van de eerste zitting van de eerste
volksvertegenwoordiging van Nederlands-Nieuw-Guinea ligt op drieërlei terrein. In de eerste plaats
markeert de instelling van Uw Raad op onwederlegbare wijze het einde - ook op het hoogste niveau van
landsbewind - van een hoofdzakelijk Nederlands ambtelijk bestel hier te lande. Van nu af aan treedt deze
op democratische wijze tot stand gekomen volksvertegenwoordiging op als volwaardige gesprekspartner met
het gouvernement hier te lande in de dialoog over de verdere ontwikkeling van Uw land tot zelfbestuur en
zelfbeschikking. Uw Raad stelt daarbij tevens de belangrijkste terzake nodige maatregelen mede vast.
Ook in de verhouding met Nederland echter vindt een wezenlijke verandering plaats. Enerzijds zal het
regeringsbeleid als gevolg van de instelling van Uw Raad een directe invloed ondergaan, doordat vooraf
ten aanzien van elk principieel aspect van het nog te voeren beleid overleg met Uw Raad hier te lande
zal plaatsvinden. Anderzijds zal ook de Nederlandse parlementaire bemoeienis met Nieuw-Guinea in
belangrijke mate beïnvloed worden door de aan Uw Raad in het gehele bestuursbestel toebedeelde rol.
Op internationaal gebied tenslotte, betekent de dag van vandaag een duidelijke verdere inlossing door
Nederland van zijn in artikel 73 van het Handvest der Verenigde Naties verankerde verplichting om U -
als niet-zelfbesturend gebied - bij te staan in de geleidelijke ontwikkeling van Uw vrije politieke
instellingen. Uw Raad zal bovendien bij de voor Uw verdere toekomst onmisbare samenwerking op
internationaal terrein mede een belangrijke rol kunnen spelen. Het lijkt juist, om thans - nu wij niet
meer spreken tot U doch mét U - met een enkel woord de hoofdlijnen te schetsen van het Nederlandse
beleid, dat tot de instelling van Uw Raad heeft geleid en zoals het voor de nabije toekomst zou kunnen
worden gezien.
II. De Nederlandse regering heeft alles in het werk gesteld om de totstandkoming van deze Raad zoveel
mogelijk te bespoedigen. Een van de voornaamste redenen daarvan is geweest, dat uiteindelijk aan U -
leden van de Nieuw-Guinea Raad en aan degenen, die gij representeert - de zwaarste taak toevalt in het
versnelde ontwikkelingsproces. Daarom moet gij zo vroegtijdig en direkt mogelijk bij dit werk worden
betrokken. Gij zijt het immers, die uiteindelijk zelf - zowel persoonlijk en als volk - de vele en
complexe problemen, welke met een harmonische, doch tegelijkertijd voortvarende inschakeling in de
twintigste eeuwse maatschappij gepaard gaan, moet verwerken en in de dagelijkse praktijk van Uw eigen
leven oplossen.
Een versnelde ontwikkeling echter, zoals gij en wij die verstaan, vereist bovendien - naast een
duidelijke doelstelling en een concreet perspectief - een krachtig gezag.
Dit gezag moet in staat zijn intern zowel begrip en enthousiasme te wekken voor de gezamenlijk als
ideaal te verwezenlijken doelstellingen, als tegelijk de voor de verwezenlijking daarvan onmisbare
inspanning van een ieder te vragen en te krijgen. Daarnaast echter zal het tegelijkertijd naar buiten
voortdurend voldoende vertrouwen moeten weten in te boezemen om de voor Uw land - ook voor de verdere
toekomst - onmisbare buitenlandse steun te verkrijgen.
Dit kan alleen naarmate het gezag hechter is verworteld in de eigen wereld van Nieuw-Guinea en in zijn
verantwoordelijkheid wordt geschraagd door de gemeenschappelijke wil des volks.
Ook om deze reden was de instelling van Uw Raad urgent. Juist deze Raad - met zijn meerderheid van
gekozen leden en overgrote meerderheid van landskinderen - kan bij uitstek het orgaan worden geacht om
allen hier in Nieuw-Guinea steeds actiever in de nieuwe taken te interesseren en hen erbij te betrekken.
De grootste moeilijkheid immers bij elk ontwikkelingsproces is gelegen in de evolutie van de geestelijke
structuur van hen, die daarbij zijn betrokken. De staatkundige, evenals de economische en de technische
ontwikkeling verlopen nu eenmaal sneller dan de menselijke aanpassing.
Grondvoorwaarden echter voor elke ontwikkeling zijn de wil zichzelf te helpen en het streven om zelf
daartoe ook de nodige krachten op te brengen. Daarom ook zult gij, leden van de Raad, steeds weer moeten
terugkeren in en voortdurend een levend contact moeten onderhouden met het milieu waaruit gij voortkomt.
Slechts aldus zal de brede basis van politieke bewustheid - onmisbaar voor het goed functioneren van een
gezond democratisch bestel - kunnen worden verkregen. Gij zult daarbij voortdurend moeten streven de in
bepaalde streken nog heersende fatalistische aanvaarding van de traditionele situatie te doorbreken, om
ook daar een dynamische levenshouding ingang te doen vinden en nieuwe methoden van denken, doen en leven
aan te kweken.
Tegelijkertijd, echter slaan deze activiteiten op hun beurt overal nieuwe gevoelens en verlangens los,
welke op passende wijze zullen moeten worden opgevangen en beantwoord. Een ontwikkelingsproces immers,
dat met het doen ontwaken van het bewustzijn van de achterstand niet tegelijkertijd een reëel uitzicht
op concrete verbetering binnen overzienbare termijn weet te bieden, zou jammerlijk falen.
Dit alles vereist een systematische planning en een goede voorlichting op elk gebied. Hulpverlening is
slechts dan goed, als zij, die worden geholpen, zelf kunnen zien en ervaren, waarom het uiteindelijk bij
alle voorgestelde veranderingen gaat. Daarom ook zal Uw Raad bij dit werk steeds het individuele- en
groeps-initiatief, waartoe de herziene bewindsregeling nieuwe ruimte heeft geschapen, krachtig moeten
steunen en trachten dit mede dienstbaar te maken aan de bevordering van het algemeen welzijn.
Bij het stimuleren van de wil tot vooruitgang en ontwikkeling bij Uw landgenoten zult gij U echter
tevens moeten hoeden voor de klip van en louter doen begeren van het bezit van de producten ener
materiële vooruitgang.
Slechts in Uw bereidheid en door het persoonlijk voorbeeld Uwerzijds om door hard werken het leven van
Uw landgenoten steeds leef- en menswaardiger te maken, ligt de toekomst van Nieuw-Guinea. Dat alsdan -
als natuurlijk gevolg - ook de technische verworvenheden en voordelen onzer 20e eeuw tevens, en terecht,
voor een ieder gemakkelijker toegankelijk zullen worden, spreekt vanzelf.
Voorts zou ik U eraan willen herinneren, dat een democratie - evenals zulks met de moderne economie
of techniek het geval is, organisatie, samenspel en dus samenwerking vereist. Het democratische beginsel
van "een man - een stem" vraagt een eigen discipline. Deze impliceert onder andere het
bevorderen van een zeker minimum aan onderling vertrouwen, gebaseerd op het nakomen van eenmaal gemaakte
afspraken; kortom, zij vraagt het zich houden aan een gemeenschappelijk aanvaarde code. Bedenkt in dit
verband bovendien, leden van deze eerste Raad van Nieuw-Guinea, dat de jongere generatie, die thans nog
hier te lande of in het buitenland haar studie volbrengt, Uw woorden en daden nauwgezet zal volgen.
Binnen afzienbare tijd zullen zij rekenschap vragen aan U, die in letterlijke zin de elite - de
uitgekozenen van Uw volk - zijt. Gij draagt van nu af aan, ieder persoonlijk en collectief,
medeverantwoordelijkheid voor het versterken van de basis en voor de concrete vormgeving van Uw
aanstaande zeifstandigheid. Hun criterium zal zijn wat gij in feite voor en geestelijke en materiële
ontwikkeling van land en volk van Nederlands-Nieuw-Guinea zult hebben gedaan, niet hoe Uw woorden hier
in de Raad over vooruitgang zullen hebben geluid.
III. Ik kan U de verzekering geven. dat de Nederlandse regering, ook in deze nieuwe fase Uwer
ontwikkeling, bereid is zich de enorme inspanning - op personeel, financieel en materieel gebied - te
blijven getroosten, waarmee zij in de afgelopen jaren dit door de oorlog zo zwaar beschadigde land van
de grond af opnieuw heeft opgebouwd en de grote ontwikkelingsplannen op economisch, sociaal en cultureel
gebied heeft aangevat.
Nederland zal voortgaan deze steun aan het proces van Uw spoedige zelfstandigwording, aan de
bestrijding van armoede en onwetendheid, aan het wegnemen van ongelijkheid, aan het bevorderen van de
sociale en culturele vooruitgang, aan het brengen van vrede, rust en orde waar deze voorheen niet
bestonden, te blijven verlenen, uiteraard echter op basis van vrijwilligheid Uwerzijds en niet tegen Uw
uitdrukkelijke wensen in.
IV. In het licht van het principieel aflopende karakter van het Nederlandse bewind in Nieuw-Guinea,
richt ik thans - gelijk de Nederlandse regering reeds in de herfst van 1960 in de Nederlandse
Staten-Generaal heeft aangekondigd - formeel de uitnodiging tot U om op een door U geschikt geacht
moment, doch niet later dan na een jaar na de dag van heden, Uw inzichten aan het Gouvernement kenbaar
te maken - en deze op een nader overeen te komen wijze te bespreken - omtrent de wijze waarop en het al
dan niet gewenst zijn van het vaststellen van een termijn waarbinnen Uw zelfbeschikkingsrecht ware te
effectueren; een en ander tegen de achtergrond van de feitelijke consequenties daarvan voor de
economische, de sociale en de culturele opbouw van Uw land.
De Nederlandse regering begrijpt ten volle, dat gij bezwaarlijk reeds dadelijk deze uiterst
belangrijke en complexe aangelegenheid in alle details zult kunnen formuleren. Zij hoopt nochtans te
mogen verwachten, dat gij binnen redelijke termijn zult trachten Uw gedachten
ter zake in voorlopige vorm te uiten. De vraag aan welke prealabele minimum-voorwaarden naar Uw oordeel
zou moeten worden of zijn voldaan, willen zelfbestuur en zelfbeschikking voor U aan hun doel
beantwoorden, zou hierbij voor U wellicht een eerste punt van overweging kunnen vormen.
Voor een juiste evaluatie van de daarmede verband houdende financieel-economische, culturele en
technische mogelijkheden en moeilijkheden zult gij in het tienjarenplan ongetwijfeld een objectief en
concreet hulpmiddel vinden. Dit plan - waarvan de eerste driejarige fase, naar U bekend, is uitgewerkt
- zou men de barometer kunnen noemen, waarop van moment tot moment de nuchtere feiten van de
ontwikkelingssituatie vallen af te lezen. Over de juiste betekenis van die tien-jaren werkprogramma
dient echter geen misverstand te bestaan.
De Nederlandse regering heeft nimmer beoogd daarmede als zodanig een suggestie te doen omtrent de
termijn voor Uw zelfbestuur en zelfbeschikking. Integendeel, zij laat - zoals zij bij herhaling heeft
verklaard - de beslissing of een zodanige termijn moet worden genoemd en zo ja, welke deze dan zou
moeten zijn, geheel over aan het gezamenlijke beraad, waarbij Uw opvattingen voor haar van bijzondere
betekenis zullen zijn.
Evenmin heeft zij ooit het voltooid zijn van alle technisch - economische voorwaarden voor een
verantwoorde uitoefening van zelfbestuur en zelfbeschikking een prealabele voorwaarde genoemd, hoezeer
uiteraard tussen beide ook een praktische correlatie bestaat. Wel meent zij, dat - wil Uw zelfstandigheid,
juist voor de verdere toekomst, reële inhoud hebben - het bestaan hier te lande niet slechts van
deugdelijke waarborgen voor de veiligstelling van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden en van
een bestuur, dat het vertrouwen heeft van de bevolking, doch ook van althans een concreet
toekomstperspectief voor een gezonde financieel-economische ontwikkeling, onontbeerlijk moet worden
geacht.
"Buitenlandse medewerking is onmisbaar"
Deze enkele gedachten bewijzen U opnieuw, dat de Nederlandse regering bij het hier bedoelde overleg
met Uw Raad openstaat voor elke concrete en reële suggestie Uwerzijds. Vorm waarin en modaliteit waarop,
acht zij bepaaldelijk van ondergeschikt belang. De essentie voor haar is, om op korte termijn - en in de
eerste plaats in overleg met U - te komen tot een voor U zo doeltreffend mogelijke verwezenlijking van
zelfbestuur en zelfbeschikking, conform geest en letter van het Handvest der Verenigde Naties.
De verdere herziening van de Bewindsregeling, waarvan de hoofdlijnen in ontwerp gereed zijn en U
eerlang voor beschouwing en raad zullen worden aangeboden, zal van dit standpunt opnieuw een concrete
weerspiegeling vormen. Zo zou men zich kunnen voorstellen, dat eerlang als logisch complement van Uw
Raad, een beperkt Bestuurscollege - in meerderheid uit landskinderen bestaande - in het leven zal worden
geroepen, hetwelk de Gouverneur terzijde staat bij de uitoefening van diens dagelijkse beleid en de
coördinatie van de taakuitoefening door de diensten van algemeen bestuur.
Een dergelijke constructie zou vertegenwoordigers van Uw volk gelegenheid bieden ook op het hoogste
niveau deel te nemen aan het werk van de executieve. Het spreekt vanzelf, dat tegelijkertijd krachtig
moet worden voortgegaan met de politiek van inschakeling van de landskinderen op alle andere niveaus van
het staatkundige en maatschappelijke leven, evenals met de verdere doorvoering van de onmisbare locale
decentralisatie, zowel op dorps- en stads- als streekniveau. Een dergelijke inschakeling van
landskinderen bij het centrale bestuur vormt een realistische voorbereiding voor de verwezenlijking op
korte termijn van ons eerste doel: het tot stand brengen van een "responsible government", een volledige
autonomie in eigen zaken. Aldus ook zou de vandaag in wezen ingetreden fase van "assisted selfgovernment"
als overgang naar volledig zelfbestuur zijn logische afronding krijgen.
Achtergrond van deze overwegingen is de overtuiging van de Nederlandse regering, dat de onmisbare
"overgangsperiode" naar een waarlijke zelfstandigheid eerst zou intreden na de zelfbeschikkingskeuze.
Een dergelijke keuze zou haars inziens integendeel veeleer het logische uitvloeisel moeten zijn van uw
innerlijke vertrouwen - gebaseerd op intijds opgedane praktische ervaring - dat gij de gekozen vorm ook
in concreto zult kunnen waar maken.
VI. Bij dit alles echter speelt vanzelfsprekend niet slechts Uw eigen innerlijke solidariteit en
krachtsinspanning een essentiële rol, noch zijn Nederlandse plannen of zijn daadwerkelijke hulp en
bijstand, alléén voldoende. Internationaal begrip voor het hier nagestreefde doel en buitenlandse
medewerking hierbij zijn - zoals ik eerder reeds aangaf -onmisbaar.
Zonder gelijktijdige adequate voorzieningen immers op het gebied van een internationale verankering Uwer
toekomstige zelfstandigheid, en samenwerking - in de eerste plaats met Uw natuurlijke partners - is elke
toekomst voor U onzeker.
Alles wat in deze overgangsperiode gezamenlijk wordt opgebouwd, alle daaraan ten grondslag gelegde
inspanning, evenals de daarbij gewekte verwachtingen zullen immers eerst na Uw keuze - en met name in de
blijvende resultaten daarvan - hun ware perspectief en inhoud krijgen. Na de zelfbeschikking zal
harmonisch moeten kunnen worden voortgebouwd.
In haar beleid nu ten aanzien van Uw land tracht de Nederlandse regering systematisch en bij voortduring
ook internationaal de voor Uw toekomst onmisbare grondslagen te leggen.
In de eerste plaats sluit zij hierbij aan bij het Handvest van de Verenigde Naties; dit legt onder
andere aan de beherende mogendheden de verplichting op om met elkander samen te werken met het oog op de
praktische verwezenlijking van de in het Handvest uiteengezette doelstellingen.
In Nieuw-Guinea - waar twee bevriende mogendheden ieder de verantwoordelijkheid dragen voor de
ontwikkeling van een deel van het eiland, waarvan de bevolking tot hetzelfde ras behoort, een verwante
cultuur heeft en leeft onder gelijksoortige natuurlijke omstandigheden - lag samenwerking tussen
Nederland en Australië voor de hand.
Sinds jaren bestaat dan ook een zodanige vruchtbare samenwerking tussen Nederland en Australië, gebaseerd
op de belangen en onvervreemdbare rechten van de inwoners van deze gebieden.
Wij verheugen ons daarover, ook omdat dit beeld mogelijkheden inhoudt van een toekomstige ontwikkeling,
welke - zonder vooruit te lopen op de uiteindelijke beslissing van de inwoners zelf van de twee delen van dit eiland - voor het volk van geheel Nieuw-Guinea
perspectieven opent op een bestaan in de moderne wereld.
In dit verband dient voorts te worden genoemd de Zuid-Pacific-Commissie - het natuurlijke regionale
middelpunt van de naar zelfbestuur en zelfstandigheid toegroeiende territoria in de zuidelijke Stille
Oceaan -welke sinds 1948 op verschillend terrein van sociale en economische ontwikkeling, alsmede
gezondheidszorg, zulk nuttig werk heeft verricht.
Het past daarbij - zeer in het bijzonder hier in Uw Raad - de aandacht te vestigen op een uiterst
belangrijk orgaan van deze Zuid-Pacific-Commissie, te weten de Conferentie. In deze Conferentie immers
wisselen vertegenwoordigers van de autochtone bevolkingen zelve uit het door de Zuid-Pacific-Commissie
bestreken gebied periodiek van gedachten over onderwerpen van gemeenschappelijk belang en formuleren zij
aanbevelingen met betrekking tot de doeleinden en werkzaamheden van de Commissie.
Uit volle overtuiging heeft de Nederlandse regering dan ook haar instemming betuigd met de ter 21e
zitting van de Zuid-Pacific-Commissie op Australisch initiatief aanvaarde voorstellen om
vertegenwoordigers van de autochtone bevolking in ad-hoc studiegroepen bijeen te brengen met het doel
hen bij te staan in het zelf definiëren en oplossingen zoeken van hun eigen problemen.
Deze werkwijze stemt immers geheel overeen met de Nederlandse politiek ten aanzien van
Nederlands-Nieuw-Guinea. Niet over de hoofden der volkeren heen moeten ontwikkelingsmaatregelen worden
voorbereid en getroffen, maar tezamen met hen, en waar mogelijk in gezamenlijk regionaal verband. Ook hier, leden van de Nieuw-Guinea Raad, lijken - zonder dat ik in welke vorm dan ook zou willen prejudiciëren op de uiteindelijke politieke beslissing van U en de andere betrokken
volkeren - reële mogelijkheden te liggen, welke te zijner tijd bij het overwegen van de alternatieven
Uwer zelfbeschikking in het oog waren te houden.
De toenemende contacten tussen de onderscheidene Melanesische bevolkingsgroepen, met hun verwante
culturen, ontwikkeling, noden en behoeften, zullen ongetwijfeld het reeds groeiende saamhorigheidsbesef
verder ontwikkelen en wellicht kunnen leiden tot een nauwere verbondenheid, welke intussen - ik moge
zulks hier met nadruk stellen -een goede verstandhouding met andere buurlanden geenszins uitsluit.
Overal in deze steeds, kleiner wordende wereld komt men tot nieuwe vormen van constructieve samenwerking
en integratie. Ook voor U, vertegenwoordigers van het westelijke deel van dit enorme eiland met zijn
relatief dunne bevolking, zal het proces van eigen vormgeving tegelijkertijd reeds de kiemen moeten
bevatten voor de mogelijkheid van een samengaan met anderen in een groter, eventueel regionaal verband.
Eigen aard en volksbestaan behoeft gij daarbij geenszins prijs te geven. Integendeel, de kracht en de
resultaten van elke samenwerking hangen juist in belangrijke mate af van de eigen inbreng der
afzonderlijke leden.
VII. Leden van de Raad. Nederland is overtuigd, dat het, door de taak - welke het met zuivere
bedoelingen in het belang van Uw volk heeft aanvaard - te interpreteren als zojuist door mij is
geschetst, tevens een constructieve bijdrage levert aan de rust en stabiliteit van deze regio in de
Zuid-West Pacific en daarmede aan de gehele vrije wereld.
Het enige belang dat Nederland - hetwelk, naar bekend, geen eigen belangen in Nederlands-Nieuw-Guinea
heeft of nastreeft - bij dit alles als democratisch land heeft, is, dat de werkingssfeer van de vrijheid,
van rust en orde, van menselijke vooruitgang en ontwikkeling zo wijd mogelijk zij en steeds verder wordt
uitgebreid.
In dit licht bezien meent de Nederlandse regering deze taak - die zij bovendien in verheugende
samenwerking met Australië en de andere mogendheden van de Zuid-Pacific-Commissie, evenals met de
Gespecialiseerde Organisatie van de Verenigde Naties en het Associatiefonds van de Europese Economische
Gemeenschap volbrengt - mede te kunnen kenschetsen als een voorrecht; aldus immers heeft zij de
gelegenheid doeltreffend mede te werken aan het grootse menselijke experiment van de in velerlei opzicht
zo technische twintigste eeuw: de hulpverlening aan de minder-ontwikkelde gebieden.
Nederland zal zich daarbij ook in de toekomst nauwlettend blijven richten naar de in het Handvest van de
Verenigde Naties gestelde normen, waaronder het algemeen beginsel van goede nabuurschap. Het kan met
oprechtheid getuigen, dat - terwijl tot zijn verheugenis de toestand hier te lande volkomen rustig en
normaal is - het vreedzaam tezamen met U bevorderen van de vooruitgang en het algemeen welzijn van de
bevolking voor niemand een bedreiging vormt.
Daarom ook heeft Nederland niet geschroomd zich uitdrukkelijk bereid te verklaren zijn beleid hier te
lande te onderwerpen aan het voortdurend onderzoek en oordeel van de Verenigde Naties, niet alleen omdat
het in Nieuw-Guinea niets te verbergen heeft, maar tevens in de overtuiging dat Uw land en volk met een
regelmatige toetsing van dit beleid aan de in het Handvest gestelde normen alleen maar gebaat kunnen
zijn. Herhaaldelijk heeft de Nederlandse regering bovendien te kennen gegeven open te staan voor de
mogelijkheid om - met medewerking van, of in samenwerking met anderen - de doeltreffendheid van dit
beleid te vergroten of te versterken. Op al deze gronden menen wij, met U, leden van de Raad, bij
deze ontwikkelingsarbeid aanspraak te mogen blijven maken op het respect en de actieve steun van alle
naties, aan wie het recht der volkeren op zelfbeschikking en vooruitgang niet slechts in woorden doch
ook metterdaad ter harte gaat.
Tenslotte echter rust op u in de eerste plaats, leden van deze Raad, de taak, om ten aanzien van al deze
activiteiten Uw standpunt te bepalen en, indien en voor zover zij Uw instemming hebben daaraan een eigen
kleur en gestalte te geven en zo als het ware te doorlichten met de gloed en het elan van Uw eigen
overtuiging. Uw vindingrijkheid en vastberadenheid zijn onmisbaar om zowel deze hulpverlening als de
samenwerking met Nederland en de andere mogendheden en internationale organisaties tot eigen
verworvenheden te maken. Slechts aldus zullen de nieuwe democratische vormen niet als vreemde
bestanddelen worden uitgestoten, of als vreemde planten zonder wortels atrofiëren in een voor hen
ongeschikte bodem, doch aangepast aan Uw milieu zullen zij een eigen leven ten Uwe voordele kunnen gaan
leiden. Slechts aldus ook zal de vrijheid voor U als persoon en de zelfstandigheid van het volk van
Nederlands-Nieuw-Guinea binnen afzienbare tijd van woorden in reële feiten kunnen worden omgezet. U leden
van de Raad mijn gelukwensen aanbiedend met het heugelijke feit van de opening vandaag van Uw College,
smeek ik tevens Gods zegen af voor een voorspoedige en vreedzame toekomst van Nieuw-Guinea en zijn
inwoners.
|
|
|