Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

Over Biak, Nederlands Nieuw Guinea, 1960-1963 (3)
Roland Feuilletau de Bruyn

De Slotheuvel

SlotheuvelOns huis stond achter de huizen van de Slotheuvel, 40 meter vanaf de weg die langs het Marinekamp Sorido. De weg liep verder langs de leger dump naar het vliegveld Buruku. Behalve aan de voorkant was het huis omringd door bush en alang-alang. Daar ging je aanvankelijk niet graag in, vooral door de alarmerende waarschuwingen van mijn ouders voor slangen. Ik zie nog mijn kleine broertje met zijn stepje over een slang rijden waarop, na heftig geschreeuw van mij, de kebon kwam aanrennen om met zijn parang de slang te doden. Aan de rand van de bush heb ik met dezelfde kebon, Hissau, met een zelfgemaakte peliteng (katapult) een kaketoe geschoten. Hij was niet gewond, alleen wat versuft. We noemden hem Jacob en hij is tot ons vertrek bij ons gebleven. Toen we uiteindelijk noodgedwongen vertrokken liet ik hem weer vrij. Traag klapwiekend vloog hij de bush weer in.

kaketoe

Op een middag, iedereen lag te slapen, brak er een hels kabaal uit: achter het hok van Jacob waarin hij de eerste weken doorbracht, zat een waraan van zeker een meter die mijn vader met veel moeite kon wegjagen. Elke middag rond vier uur kwamen er twee Lorie's op de kree bij het raam zitten, bedelend om hun dagelijkse koekje. ’s-Avonds waren er de honderden nachtvlinders rond de buitenlamp en het concert van de krekels waardoor ik de eerste dagen bijna niet kon slapen. En dan waren er natuurlijk nog de kalongs en de muskieten. Mijn vader had een stinkend groen spiraaltje wat hij aanstak als we 's-avonds buiten zaten om de muskieten op afstand te houden. Kortom, we waren omringd door de tropische natuur. Het houten bungalowtje lag een beetje op een heuvel waardoor we uitkeken over een tuinderijtje waar altijd Papoea’s aan het werk waren en de huisjes van de Slotheuvel. Voordat het huisje gebouwd werd, werd er een stuk bush gekapt, de karang (kalk-steen rotsen waauit het eiland bestond) geëgaliseerd en was er een oprijlaan van een meter of veertig aangelegd naar de weg. Lorie's Ik bleek later erg gevoelig te zijn voor schaafwonden die de karang veroorzaakten met vervelende huidontstekingen als gevolg. Stromend water, gas, elektriciteit en riolering waren er niet. Achter het huis stonden een aantal oliedrums waarin regenwater werd opgevangen zodat er altijd water was om te mandiën (baden met een blikje water uit de mandi-bak) en de wc door te spoelen. Een fles water (tjebbok) diende als WC-papier, primitief maar functioneel. Met een aanhangwagen werd eens per week vers drinkwater gehaald van de Marinebasis Sorido. Het was zo’n tankwagentje dat oorspronkelijk bedoeld was om kerosine mee te vervoeren naar de vliegtuigen op Buruku. Elektriciteit kwam van een diesel aggregaat dat vreselijke herrie maakte en daarom eigenlijk nooit aan stond. De koelkast werkte op petroleum. Gekookt werd op butagas en petroleumstelletjes. Het huis werd verlicht door gasdruk lampen die de hele avond ruisten als een leeglopende autoband. Deze gebrekkige voorzieningen waren later aanleiding om naar de Ridge te verhuizen. De Keerkring lag niet ver van ons huis afgemeerd. Ik ben nog wel eens met mijn vader aan boord geweest. Ik ruik nog de dieseldampen en het geronk van de generatoren. De lange pier naar het schip toe, de grootte van het schip en het uitzicht op het eiland maakte diepe indruk op me. Vooral herinner ik me het uitzicht op de Shell brandstof reservoirs en het zicht op Kota Biak. Keerkring Vanaf de aankomst van de Keerkring tot de overdracht van Nieuw Guinea werd het schip als manschappen verblijf gebruikt hoewel de meeste militairen al spoedig in het Marinekamp Sorido werden ondergebracht. Het moet aan boord snik heet geweest zijn met een minimum aan privacy.

Al snel na aankomst moest ik naar school, de dagen van acclimatiseren waren voorbij. Ik kan mij de eerste schooldag niet meer voor de geest halen. De school zelf wel. Het was de Algemene Lagere School, tegenover de haven en de pasar. Er was nog een lagere school, de Europese, die vlak bij zee lag bij Mokmer, het burger-vliegveld, wat me eigenlijk veel leuker leek maar mijn ouders vonden dat te ver fietsen. Ook kan ik me geen namen van kinderen herinneren.

Ik zie mezelf ’s-ochtends vroeg naar school fietsen, natte haartjes en nog heerlijk koel: eerst het karangpad af naar de weg, dan de weg langs het Marinekamp, linksaf langs de zee (waar later het luchtafweer geschut stond en vaak geoefend werd), langs de Shell olieopslagcontainers (of was het de BPM?), door de kampong met de houten huisjes op palen, richting Kota Biak, eerste weg links tegen een stijl karangheuveltje op en dan lag daar de school. Eerst was er een groot "grasveld" waar we gym kregen en konden spelen in de pauze. Vervolgens zette ik de fiets aan de achterkant van de school neer. schoolToen we later naar de Ridge verhuisden, liep ik van school naar Buruku, het militaire vliegveld waar mijn vader inmiddels werkte. We reden dan samen naar huis met de Land Rover of soms op de brommer, zo'n Berini-eitje, hoewel die het niet haalde tegen de steile helling van de Ridge op. Boven aan die heuvel had je een schitterend uitzicht op Kota Biak, Buruku en Mokmer met de zee op de achtergrond. Achter je verdween de weg de rimboe in naar de Ridge. Maar zover was het voorlopig nog niet want we woonden nog beneden. Als je langs de kampong fietste zag en rook je de zee en de kampong luchtjes van smeulend huisvuil in oliedrums en rottend afval. Zo af en toe fietste je door de neerstortende banjir, die zware tropische regenbuien die soms horizontaal uit zee kwamen, de wambrau, zodat je door-en-door nat thuis of op school kwam. De kolkende slokkan’s, de betonnen afvoergoten met lauw wild stromend water langs de weg, oefenden een grote aantrekkingskracht op mij uit. Vaak in de moesson kon het dagen en dagen regenen. Alles was vochtig; geen wonder dat sigaretten in ronde tinnen busjes bewaard werden en suiker, koffie, thee en rijst in luchtdichte bussen. De kebon (tuinjongen) Hissau zei altijd: "oedjan (regen) goed voor planten!", waarmee hij bedoelde dat hij niet hoefde te werken. Wanneer ik van school naar Buruku liep, lastig gevallen door in mijn ogen hele aggressieve kippen waar ik bang voor was, bleef ik iedere dag lang kijken naar de Catalina bij de ingang die diepe indruk op me maakte. Vaak nam mijn vader mij mee naar de hangars en shelters waar de Hunters, de Alouette’s en Dakota’s stonden voor onderhoud. De meeste indruk maakten de Fire Fly’s die later verdwenen.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina