Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

MET DE CENTRAAL NIEUW-GUINEE EXPEDITIE A° 1920 NAAR EEN ONBEKENDEN VOLKSSTAM IN HET HOOGGEBERGTE (2)

H. J. T. BIJLMER (Met 2 foto's en een schetskaartje)

De Mamberamo maakt in zijn aanvang den indruk van een zeer regelmatige rivier. Van zijarmen, eilanden of banken merkt men niets, kalm en onverdeeld vliet de ± 500 M. breede stroom met flauwe kronkels tusschen zijn woudboorden naar zee. Het oerbosch grenst onmiddellijk aan het water. Typisch is het vegetatieverschil tusschen den diepen door aanvreting steeds afbrokkelenden concaven kant en de ondiepe door aanslibbing steeds aangroeiende convexe zijde der bochten: deze laatste is met riet en lichtgroen dunstammig geboomte begroeid. Nu eens links, dan weer rechts bevindt zich dit jonge gewas, want de rivier slingert onafgebroken. Meer landwaarts worden de bochten grooter en om één uur passeerden we de eerste kennelijke stroombedswijziging: een groote lus was afgesneden, maar het daardoor gevormde, op de kaart van Kerkhoven aangegeven Lomaneiland scheen reeds weer door verslibbing van den dooden arm aan het land vastgegroeid. Voor het eerst stoomden we hier langs uitgebreide rietvelden, terwijl de vroegere rivierloop aan den in wijde bocht buiten het voormalige Lomaneiland om scherp getrokken oerwoudzoom zeer eigenaardig kenbaar was. Monodeiland bleek nog aanwezig. We genoten van de brug onzer boot aanschouwelijk aardrijkskunde-onderwijs! Een uurtje later bleek het echter niet bij aanschouwing alleen te zijn gebleven. Want weldra kregen we de Albatros in het oog deze was ons een eind vooruit - die ons reeds van verre in scheepstaal: twee zwarte ballen in den mast, vertelde, dat ze was vastgeloopen. Het was bij een volgende lusdoorbreking, welke echter na Kerkhovens tijd had plaats gehad en dus niet op de kaart voorkwam. Juist voor Van Pee-eiland, eveneens een nauwelijks boven water uitstekend rietveld, zat de Albatros in den modder. En zoo liep dan de eerste dag reeds af met een overwinning van den Mamberamo op onze statige drieschepenvloot! Want dien namiddag kon niets meer worden uitgericht: een sloep, van de Albatros naar de Deneb afgezakt, zag op stukken na geen kans het eigen schip stroomop weer te bereiken, onze motorboot, te hulp gekomen, sloeg af midden in den stroom, de uitgeworpen dreg knapte, maar ten slotte redde de weer aanslaande motor gelukkig nog de situatie. De geheele volgende dag werd verbruikt met het loswerken van de Albatros; de Pionier bewees daarbij de grootste diensten, Aldus kon den derden dag pas weer worden doorgevaren; om zes uur werd het anker geheeschen om ... vier uur later weer met razende snelheid te worden gevierd! Op den driesprong tusschen Kerkhoven- en Morriseiland hingen drie man aan het stuurrad om het schip in den koers te houden; plotseling tuimelden ze tegen elkaar: de stuurketting had het begeven. Ik wist niet, dat een anker zoo gauw kon "zitten", maar een feit is, dat is dat de Deneb reeds keurig stillag voor wij, toeschouwers, de situatie volkomen hadden doorzien. Daar ging onze derde dag, terwijl de felle stroom een juichtoon ruischte langs onze trotsche blanke boorden en van tijd tot tijd bij wijze van vriendschappelijk schoudertikje een boomstam tegen den boeg aanslingerde. Waar moest dit heen, terwijl de "steen" nog voor ons lag... Die beruchte steen lag onze beide scheepsgezaghebbers toch al zoo zwaar op de maag! Bij Scholteneiland, een begroeiden rotsklomp midden in de rivier, was n.l. jaren geleden een stoomer der Gouv. Marine op een onder water verborgen steen geloopen. Van toen af is er herhaaldelijk naar dien verraderlijken sta-in-den weg gezocht, doch steeds te vergeefs. Evenmin gelukte het echter den steen, andere schepen te "vangen . Een en ander nam niet weg, dat dit aanvankelijk min of meer problematisch object zich gedurende het expeditiejaar in een ongemeene belangstelling heeft mogen verheugen. Onze beide gezaghebbers waren niet ten onrechte beducht voor hun vrij groote zwaar beladen schepen En zoo vormde, op onze Deneb althans, de "steen" den steeds weerkeerenden zwaar verteerbaren hoofdschotel aan tafel, zij het gelukkig in overdrachtelijken zin.

Het was aldus op onzen vierden rivierdag, dat de gevaarlijke hindernis bij Scholteneiland genomen moest worden. We hadden 's ochtends om 10 uur, na voleindigde reparatie, het anker gelicht en weldra lagen de beide groote en in tegenstelling met de vroeger gepasseerde, reeds met vrij hoog hout begroeide Kerkhoven- en Morris-eilanden achter ons. De oevers begonnen iets te rijzen, het was nu uit met de kronkels, het land hield het water hier blijkbaar in toom. Weldra zagen we de eerste rivierbewoners. Tot nu toe was slechts hier en daar een schamel afdakje, een enkele maal zelfs een verlaten kampong opgemerkt, maar nu ontwaarden we een rij hutten met een joelende menigte ervoor, en eenige in allerijl bemande prauwen roeiden tot in de onmiddellijke nabijheid der voorbijvarende schepen. Een Nederlandsche en een roode vlag, waarmede onophoudelijk gezwaaid werd, gaven te kennen, dat we hier goede vrienden voor ons hadden. Deze kampong, die later Bagoesa bleek te heeten, markeerde het begin van het heuvelland. Weldra werden we door hooge oevers omsloten. De stroom werd sneller, de bochten scherper, het haarwater smaller en... de steen kwam nader. Tegen drie uur 's namiddags kwam Scholteneiland in zicht. Voor onze expeditie stonden in de komende minuten groote belangen op het spel. Het was werkelijk een groote verlichting, toen de Deneb, alle zwaarwichtige tafelgesprekken ten spijt, met een volmaakt air de dédain de gevaarlijke plaats passeerde: De hooge waterstand was onze bondgenoot gebleken. Eenige dagen later is door overste Kremer de steen gezocht en gevonden, en daarna door merkteekens op den wal een vaarwater aangegeven. Maar de Mamberamo liet zich nog steeds niet ringelooren: in Augustus liep de Edi, met lading voor Pionierbivak bestemd, niet op den steen, maar op een rotsdrempel, een paar honderd meter daar vandaan! Veertien dagen zat ze daar in zoo'n gevaarlijke positie, dat voor doorbreken van het schip werd gevreesd. Ten slotte kwam het met zware averij weer vlot. En zoo zal Scholteneiland, en nu voorgoed, in vermaledijde herinnering der Gouvernements-Marine blijven! Waarmee echter allerminst gezegd is, dat de Mamberamo onbedwingbaar zou zijn.

Ruim een uur voorbij den steen voeren we om den hoek, die volgens de kaart de laatste voor het vroegere Pionierbivak moest zijn. En werkelijk ontdekten we bij nader toezien op den linker oever een wat ijlere plek in het woud. "Laat vallen je anker!" Ditmaal klonk het ons eindelijk eens als muziek in de ooren.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina