Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

EEN BIJZONDERE REIS (7)

Dit is een verhaaltje over de 5D-ontdekkingsreis van Gerda en Piet door Indonesië èn Nederlands-Indië, gezien door de bril van broer Erik.

Niet minder doortrokken van geschiedenis was de volgende halte; Ambarawa. Hier werd grootvader Laurens opgesloten in het voormalige KNIL kampement in afwachting van zijn overplaatsing naar de gevangenis in Ngawi en de boottocht naar Suriname in een beestenkooi in een ondermijnd schip, een grove oorlogsmisdaad van het Nederlands-Indische Gouvernement dat nog een staartje gaat krijgen!! Grootvader Laurens zat opgesloten met uitzicht op het oude fort waar hij in zijn jonge officiersjaren als luitenant op bezoek was geweest. Zou hij geweten hebben dat enkele jaren later een vrouw en vier kinderen waarvan de levens met die van zijn zonen verweven zouden worden in hetzelfde kamp, ja misschien wel in dezelfde barak werden opgesloten? Gerda denkt van wel.

Ambarawa, waar moeder Stans het juk van de Jap heeft gevoeld. O ja, voor hen geen Jap, maar Nip! Het stiekeme scheldwoord voor hun beulen. Het waren Nippen uit Nippon. Het waren beesten, beestmensen. En toch, hoe onbegrijpelijk ook; moeder Stans haat dit volk niet! Ze neemt hen niks kwalijk! Hoe kan dat nou? Het is een raadsel dat te maken heeft met hoe moeder Stans in elkaar zit en met de ontberingen die ze ná Ambarawa voor de kiezen kreeg. En die beproevingen hebben alles te maken met het beeld dat Ger in Ambarawa tegenkwam en wat uitdrukt hoe de Indonesiërs tegen de periode na de capitulatie van Japan aankijken.

dekolonisatieLevensgroot en dreigend staan hier de drie groepen afgebeeld die bij de dekolonisatie van Indonesië de belangrijkste rollen hebben gespeeld. Op rechts de Pemuda met enorme grote voeten en de bamboe roentjing in de aanslag. De jongeren die vooral opgehitst door imams de meest gruwelijke daden op hun geweten hebben. Hier heldhaftig afgebeeld, terwijl we tegenwoordig weten dat het oorlogsmisdadigers en criminelen waren die nergens voor terug deinsden, maar daar doen de Indonesiërs niet moeilijk over, zoals tien jaar geleden Lennart ook al ondervond. Links van de Pemuda het reguliere leger van Soekarno met in het midden de grote generaal en oud-KNILLER Sudirman en links op de flank een dappere TRI-soldaat. De helden van Indonesië, terwijl hier de farizeeërs zich buigen over misdaden van onze vaders, is het daar anders, zij waren helden, zij streden en verlosten Indonesië van de Blanda's, van de totoks die hen driehonderd jaar hadden geknecht. In Nederland ruziën theoretici over punt en komma en verrijken beroepshistorici zich, gesubsidieerd met het geld dat onze vaders, de KNILLERS toekomt, aan gemakkelijk te scoren misdaden tegen de menselijkheid en rollebollen amateur wijsneuzen over elkaar heen op websites als Javapost en Indisch4ever. Maar wat als het een oorlog was van jouw familie tegen jouw familie? Als er bloed van beide kanten door jouw aderen stroomt, wat moet jij dan?? Broer Erik weet het wel!

plaquette

Onder het aangrijpende, voor ons griezelige maar voor de Indonesiërs trotse beeld de plaquette uitbeeldend de gebeurtenissen na de Jap. Links de jonge pemuda's die 'gezegend' worden door een imam, ergens in een bos verborgen, klaar voor de volgende rampok waarbij vooral blanke Europese vrouwen en kinderen hun tegenstanders waren. Deze jongeren kwamen van heinde en verre en de loerah 's hadden geen invloed op hen. Integendeel; als zo'n loerah terecht of onterecht door de imam beschuldigd werd van samenzwering met de blanda's dan ging hij er ook aan. Het wapen van deze pemuda's was de bamboe roentjing, een vlijmscherpe bamboespeer. In het midden de heldhaftige reguliere strijdkrachten van Indonesië in het gebied tussen de vulkanen waarvan heel duidelijk de Merapi en de Merbabu staan afgebeeld. Onder deze reguliere strijdkrachten bevonden zich veel Steurtjes die al of niet voor de oorlog bij het KNIL hadden gediend en al of niet voor de Jappen hadden gewerkt. Broer Leo had zich na het vertrek uit Ambarawa bij hen aangesloten met als belangrijkste doel de zorg voor zijn moeder, broertjes en zus. Rechts zien we de heimelijk weg vluchtende blanda totoks met hun aktetassen onder de arm, uitgejouwd door de eenvoudige boeren. Symboliserend dat ze nergens en bij niemand meer welkom waren.

Met hun kinderwagen vertrokken moeder Augustine en haar kinderen als een van de laatsten uit het Ambarawakamp, het wachten op haar echtgenoot was tevergeefs en ze vluchtten naar hun huis aan de Patjarweg in Temanggung, toevallig ook de volgende halte van Ger en Piet. .

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina