Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

DE ONDERAFDELING MOEJOE 2

DE KAMPONGS

De dorpen zien er over het algemeen vrij netjes uit. De huizen staan op lage palen en het erf wordt elke dag aangeveegd.
Vroeger woonde men in het bos in hoge paalwoningen meestal per "uitgobreid gezin". De huizen waarvan de bezitters een familie vormden stonden op roep-afstand van elkaar op het familie-territoor. Wanneer er dus paniek was kon men elkaars hulp inroepen.
Wanneer de familie sterk uitbreidde, scheidde een deel zich af en occupeerde een ander stuk grond, dat weer een eigen naam kreeg.
Vandaar dat men de "soekoe tanah" niet kan beschouwen als een familie en de naam van die "soekoe" ook niet als familienaam, aangezien die splitsingen ook nog plaatsvonden in de nu nog traceerbare verwantenkring. Men kan dus wel de familienaam introduceren, maar dan dient men wel te bedenken, dat indien hiervoor de naam van het huidige familieterritoor wordt gebruikt, traceerbare verwanten een andere familienaam zullen krijgen. Een en ander komt duidelijk naar voren wanneer stambomen worden opgezet.
Voor de kampong Mana werd een familie nominatief op papier gezet tot negen generaties, en konden de familiesplitsingen gemakkelijk herkend worden.
De moderne kampongs zijn vanaf 1934 gevormd uit de eerder genoemde familiegroepen.
Het verlaten van het bos geschiedde altijd met de grootste tegenzin en tot op de dag van heden trachten velen zich aan de van hogerhand opgelegde verplichting in de kampong te gaan wonen te onttrekken. Vooral in het Mandobo-gebied is deze strijd nog in volle gang.
In de Moejoe heeft men deze fase min of meer achter de rug en is men allang bezig aan de centralisatie van de bevolking. Kleinere kampongs moeten verdwijnen, grotere moeten ontstaan. Dit vormt èn een groot gemak voor de bestuursvoering èn de basis voor de verdere dorpsontwikkeling (de invoering van de 6-jarige dorpsschool b.v.).
Zien de huizen er van buiten vrij netjes uit, binnen is het veelal een "puinhoop".
Sommige huizen bezitten redelijk gebouwde kamers, de meeste slordig in elkaar gezette afscheidingen als woonruimte voor de vrouwen.
Dat men oorspronkelijk in paalwoningen huisde is nog te zien aan de vuurplaatsen.
Idialiter moeten de huizen twee vloeren hebben met een tussenruimte van enkele decimeters. In de bovenste vloer worden dan enkele gat en aangebracht om het vuur op de onderste vloer te kunnen verzorgen en te kunnen koken.
De warmte trekt tussen de vloeren onder het gehele huis door. Meestal is het zo, dat de tweede laagst gelegen vloer alleen wordt aangebracht in de omgeving van de vuurplaat, zodat het door strorJen van de warmte maar betrekkelijk is.
De vuurplaatsen zelf zijn verder van boven niet afgeschermd door een hekje, zodat ontzettend veel mensen rondlopen met littekens van brandwonden.
Ramen brengt men meestal alleen maar voor de sier aan: ze staan nooit open. Een Moejoe-huis is donker en stankvol.

In elke kampong staat een passanggrahan die meestal goed bewoonbaar is, en water in de direkte nabijheid heeft. Het meeslepen van de tent is dus overbodig.

PRIJZEN

De prijzen in Moejoe liggen nog op een laag niveau. Dragers krijgen f 1,- per dag met voeding. Wanneer het trajekt lang en de last zwaar is, kan men het bedrag iets verhogen. De voeding regelt men door de kepala van de bezochte kampong een pluk shag per drager te geven, waarna deze de voeding wel regelt.
De informanten van het D.O. zullen f 1,50 krijgen, zonder voeding.
Een plaatselijk aangetrokken oppasser ontvangt f 0,50 per dag met voeding.
Voor een bedrag van f 15,- per maand kan men elke dag fruit en verse groenten eten. ’n Plukje shag is voldoende voor een maaltje groente en een ander plukje voor een kam bananen, ’n ananas of ’n papaja.
Eieren zijn hier en daar ook te krijgen en kosten 25 cent per stuk. Vers vlees wordt ook af en toe aangeboden, en f 1,- per kg. is in de kampong voldoende. In Mindiptana zal een en ander iets duurder zijn.

GEZONDHEIDSTOESTAND

De gezondheidstoestand in het Moejoegebied is maar zeer matig.
Om onbekende redenen heeft men hier nog geen bespuiting tegen de malaria-muskiet uitgevoerd, waardoor een zeer hoog percentage van de bevolking besmet is. Vooral veel kinderen sterven eraan.
Longziekten konen ook bijzonder veel voor. Men heeft hier praktisch nog geen dekens en de nachten worden hufterend rond een klein vuurtje doorgebracht. De kampongs staan allemaal open en bloot op de waterscheidingen, waardoor regen en wind vrij spel hebben.
Wanvoeding en ondervoeding zorgen voor een ander aantal sterfgevallen.
Cascado, wonden en verbrandingslittekens accentueren het toch al minne fysiek van de Moejoeër. In Mindiptana staat het ziekenhuis dat al ruime belangstelling geniet. Er zijn er echter nog velen die meer vertrouwen hebben in de adat-geneeskunde, wat meestal neerkomt op een "kijken of de zieke beter wordt".
Waarschijnlijk is men in de kampong echter nog niet genoegzaam gekonfronteerd met de heilzame werking van westerse geneesmiddelen. Het distrikt Woropko heeft slechts één mantri-verpleger, die weinig tijd kan vinden de mensen in de kampong op te zoeken.
Voor het distrikt Mindiptana geldt hetzelfde. De goeroe’s hebben ’n pot net kininepillen, maar je belangstelling daarvoor is slechts matig. In maart/april 1962 deed zich een griep-epidemie voor waartegen geen speciale actie werd ondernomen. Ondertussen moet het totaal aantal slachtoffers in de onderafdeling toch wel op 150 à 200, of zelfs meer worden geschat.

naar vorige pagina naar volgende pagina