Ik kwam een dag te laat voor de kleine oorlog. De schermutselingen waren
net beëindigd — niet uit rationele overwegingen of plots ontstane
vredelievendheid, maar door een gewelddadige pacificatieactie van de
politie. Meer dan tweehonderd hutten en verschillende winkeltjes in de
territoria van de vechtende clans waren in de as gelegd, varkens waren
geconfisceerd en afgevoerd, de krijgers en hun gezinnen waren het
oerwoud in gevlucht. Een enkele krijger had een pijl afgeschoten, maar
had gauw het nutteloze van zijn poging ingezien — tegen geweren kun je
met pijlen niets beginnen.
Twee Huli-clans, levend aan weerszijden van de smalle airstrip van Tari
in de Southern Highlands, hadden een week lang met elkaar gevochten. De
Huli vormen met zo'n veertigduizend mensen een van de grootste
taalgroepen van de Highlands. Iemand had nog een oude rekening te
vereffenen. Dat gebeurde op vrijdag (payday), als het bier rijkelijk
vloeit in het hele land. De oorlog begon met een klap van de aks, die
een hoofd half van de romp scheidde. Het bloed was nog niet gedroogd
toen de clanleden al wild schreeuwend aan weerszijden van de grensrivier
op elkaar afrenden en pijlen naar elkaars lichamen afvuurden. Over een
brug voerden zij over en weer charges uit op elkaars grondgebied. Vier
mannen sneuvelden, velen werden gewond maar over het exacte aantal werd
niets bekend want niemand werd naar het, dichtbij gelegen ziekenhuis
gebracht; daar namelijk vraagt men 60 kina (= 160 gulden) per
behandeling voor een pijl- of speerwond.
Welletjes
Toen vonden de autoriteiten het welletjes. De gewelddadige vredesactie
leidde ertoe dat de clanleden — vermoedelijk tandenknarsend — over de
vredesvoorwaarden in beraad gingen. Maar, zoals ik te laat kwam voor de
oorlog, vertrok ik te vroeg voor de vrede. Ik zag nog net de twee
bloedrode palen, die de clans op de grens van hun territoria in de
grond hadden geslagen, palen met inkervingen: veelvouden van het
magische getal vijftien. Voor alle zekerheid waren er nog bordjes bij
geplaatst waarop in pidgin de compensatie stond aangegeven. De ene clan
eiste 1350 varkens en 2000 kina, de andere 3000 kina. De dag na mijn
vertrek zouden de Big Men van de clans bij elkaar komen om te
onderhandelen.
De regeringen op nationaal en provinciaal niveau zijn de nog steeds
oplaaiende clanoorlogen een doorn in het oog. Enerzijds wil Papoea Nieuw
Guinea geen klakkeloze imitatie van een westerse (lees: Australische)
natie zijn en zich beroepen op 'traditionele waarden' van clan,
dorpsgemeenschap en taalgroep; anderzijds wil Papoea Nieuw Guinea een
'moderne' natie zijn. Daarom ziet men in Port Moresby sommige tradities
liever uitsluitend in de geschiedenisboeken. Zoals de clanoorlogen.
Devies
Ze leken op geen enkele wijze uit te roeien. Ratio, overredingskracht,
zelfs moderne educatie sorteerden geen effect. Geschillen, over land,
over vrouwen, over water, willen vooral de bewoners van de Highlands
liever beslechten zonder tussenkomst van moderne schakels als politie,
justitie, politici. Een man is een krijger, hij moet kunnen vechten.
Maar de man vecht niet voor zich zelf, altijd voor en met zijn clan,
zijn wantok (pidgin voor familie, van one talk =
dezelfde taal). Right or wrong, my clan, is altijd het devies.
Logistieke overwegingen spelen bij de oorlogviering een minder
belangrijke rol dan geïnstitutionaliseerde proeven van dapperheid. Er
zijn strategieën, maar die spotten met de militaire logica. Men laat
tegenstanders vaak over de smalle brug van de grensrivier komen in
plaats van ze juist daar tegen te houden. Omsingelingen zijn evenmin
populair. Charges met veel geschreeuw daarentegen normaal. Oorlog heeft
een speels element. Ook laat men het dodental nooit te ver oplopen en
worden over en weer perioden van rouw in acht genomen en gerespecteerd.
De clanoorlogen passen echter niet meer in het image van de zich met
rasse schreden ontwikkelende staat. Met Fiji claimt Papoea Nieuw Guinea
de leidende natie in het eilandengebied te zijn. De maatregelen die de
overheid daarom sinds kort toepast om de clans eens en voor altijd te
pacificeren zijn draconisch en drastisch: platbranden van hutten,
ongeacht de schuldvraag, niet discriminerend tussen participanten en
non-participanten.
Niet rijp
Toen Papoea Nieuw Guinea in 1975 onafhankelijk werd, was het land
volgens velen nog lang niet rijp voor de nieuwe status. Stevig in de
Australische koloniale greep was PNG een heterogene potpourri van clans,
taalgroepen en eilanden. Meer dan 700 talen, nauwelijks infrastructuur,
weinig opgeleid kader. Zelfs Michael Somare, advokaat van de
onafhankelijkheid, vader des vaderlands, eerste premier (nu minister van
buitenlandse zaken in de regering Nomaliu), schrijft in zijn
autobiografie 'Sana'; (in 1970) I realized how illprepared for
independence we were".
Kolonisatie van het grote eiland en de langs de noordkust gelegen
Melanesische eilanden is pas laat op gang gekomen, al waren al die
eilanden eerder bekend. Portugese zeelieden zagen het hoofdeiland als
eersten. Ook was het een Portugees, Jorge de Meneses, die als eerste
voet aan land zette (Vogelkopschiereiland). Hij noemde het eiland Ilhas
dos papuas (1512). In 1545 noemde de Spanjaard Ortiz de Rexes het eiland
Nueva Guinea, omdat hem de zwarte mensen aan het Afrikaanse Guinea
herinnerden.
De vroege ontdekkingstochten van de Portugezen en Spanjaarden, en later
de Nederlanders (Willem Schouten en Jacob le Maire), de Fransen (de
Bougainville, Entrecasteaux) en de Engelsen (Dampier, Moresby) hadden
geen kolonisatie tot gevolg. Men zag het Papoea-eiland als een vijandig
en onherbergzaam gebied waaruit weinig te halen kon zijn. Bovendien
waren er lucratievere exotische eilanden in de buurt; de Molukken
bijvoorbeeld.
VOC
Daar was de VOC heer en meester.
De Nederlanders wilden 'hun' gebied echter afschermen tegen de
concurrentie, daarom claimden zij het grote eiland ten westen van hun
kruidenrijk. Later kwamen de Engelsen kijken (British East India
Company, 1773). In 1824 kwamen beide landen overeen dat Nederland het
westelijk deel van Nieuw Guinea mocht houden, terwijl de Britten zich
mochten concentreren op het oostelijk deel.
Lange tijd gebeurde er vervolgens gewoon niets. Weliswaar plantten
alvast Britten uit Australië, dat van een strafkolonie langzaam op
onafhankelijkheid afstevende, hun vlaggen daar waar zij aan land gingen,
het moederland moest daar echter niets van hebben.
To.. toen ook de Duitsers zich hadden aangemeld. Britten en Duitsers ...nden
een willekeurige lijn dwars door het onbekende binnenland. Zo was Nieuw
Guinea in drie moten verdeeld, zonder dat de 'eigenaren' maar het
flauwste vermoeden hadden over hoe het binnenland er uitzag, of het
bewoond was, en als, door wie.
Tegen het einde van de 19e eeuw bezat Nederland het hele noordwesten, om
iedereen uit Nederlands Indië weg te houden; de Britten hadden het
zuidoosten, om iedereen verre van Australië te houden; de Duitsers waren
heer en meester in het oosten, omdat ze wilden investeren. In 1906 werd
Brits Nieuw Guinea 'Papoea' en de administratie kwam in handen van het
nieuwe onafhankelijke Australië. In de Eerste Wereldoorlog nam Australië
het Duitse deel over; in 1920 werd dat door de Volkenbond bekrachtigd
met een mandaat.
Japanners
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten de Japanners delen van Nieuw
Guinea. De 'vergeten oorlog' begon, die aan vele duizenden geallieerden
en Japanners het leven kostte en aan wellicht evenveel Papoea Nieuw
Guineanen die van beide kanten — op hun grondgebied — in een oorlog
werden meegesleept die niet de hunne was. Hele dorpen werden
platgebombardeerd, tuinen vernield, en kuststreken bezaaid met
kapotgeschoten krijgstuig; dat laatste ligt er voor een groot deel nog.
In 1945 was het hoofdeiland uit Japanse handen gevochten. Rabaul, op het
eiland New Britain, bleek echter onneembaar. Pas na de totale Japanse
overgave werden New Britain, New Ireland en Bougainville heroverd. De
beide Australische delen werden nu samengevoegd in het Territory of
Papua & New Guinea, en voor 't eerst werd een economische ontwikkeling
op grotere schaal in gang gezet. Het aantal Australische expats groeide
van 6000 in 1945 tot ruim 50.000.
Terwijl Nederland na de Tweede Wereldoorlog gewoon de draad weer
oppakte, ontstond er in het Australische deel al gauw een tendens naar
onafhankelijkheid. In 1962 onderstreepte een VN-missie dat het de
verantwoordelijkheid van Australië was om het Territory zo spoedig
mogelijk naar volledige onafhankelijkheid te leiden. In wat nu lijkt op
een spoedcursus werd een kleine elite opgeleid om de teugels over te
nemen. In 1973 werd internal self government ingevoerd.
|