Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



naar vorige pagina naar volgende pagina

vervolg

Soms stap je knerpend op de knekels. Er moet nog een compleet ondergronds ziekenhuis zijn, maar er huizen gifslangen in de afvoerbuizen.
Op Biak acclimatiseer je. Speedmarsen in de klamme hitte, de helft zijgt uitgeput neer. In de kota roepen de Papoeajochies je aan, baroe, aan je bleke kleur zien ze dat je een nieuwe bent, ze bedelen om een gulden voor de film keboi. In het bioscoopje staan strandstoelen op de eerste rang. Je eet een tompouce in de versleten tearoom van de Armeniër, die paatje Raymond heet. Het vervoer naar je bestemming, op een overvolle boot, of door de lucht met de Kroonduif naar een knollige airstrip, of aan boord van de verduisterde Evertsen, er geldt een rookverbod want gloeiende peuken kunnen vijandelijk vuur aantrekken. De eerste nacht in de tangsi, klaarwakker, angst die achter elke boom een Indonesiër vermoedt, de ondoordringbaar groene muur die om je heen oprijst, het oorverdovend geluid van het nachtelijk oerwoud - het lawaai van de casuaris, de paradijsvogel, de kakatoe. Merauke is het eindpunt van alles, blubber en muskieten, de tangsi een stel luizeholen van bamboe, troep, ratten, de mannen vol gezwellen, puisten. Ringworm en apepokken. Ontluisterend in al z'n geledingen.
Weten die jongens veel dat je elke dag moet mandiën? Je zweet tot op het bot, en als je je niet goed wast en droogt krijg je ringpier, in je liezen. Je ziet ze door de tangsi strompelen, wijdbeens. De pa, de ziekenverpleger, doopt de wattendrager in een grote pot witte jood, vijftien procent jodium, en geeft een flinke dot tussen je poten, 't Moet in één keer doodbijten. Even voelt het heerlijk koel aan, maar dan die verzengende brand. Er staat een ventilator op de vloer, kouwe bries op je geteisterde vel.
Dagelijks je paludrinepil tegen de malaria en je zoutpil, anders zweet je leeg. Bloedzuigers, slangen en muskieten. Dat kun je wel merken ook, want er lopen er heel wat met een tropentick. De pa kent er één die in augustus Kerstmis viert, hij gaat rond met een kaars op een schoteltje, en maar zingen van Stille Nacht.

Soms kun je die peloppors gewoon opvissen aan het strand, doodzieke jonge jongetjes die in een kano aanspoelen en al lang blij zijn dat ze onderdak hebben. Of ze zitten zwaar gewond in het bos, met een gebroken heup, want de parachutes blijven in de boomtoppen hangen, veertig of vijftig meter boven de grond en ze hebben een touw bij zich van tien meter, dus sodemieteren ze naar beneden. Hebben ze nog geluk, er zijn er genoeg in hun val doodgespiest door het dode hout van gespleten bomen. Maar wat moeten de infiltranten met gewonden? De Indonesiërs zijn een natuurvolk, daar telt geen mensenleven. Hij zet voor een dag eten bij z'n maat neer, en gaat verderop. Tref je die zielen volkomen gedemoraliseerd in een tentje dat ze gefabriekt hebben van hun valscherm, wapperend met een witte lap. De stoter gaat een keer in linie op een kostgrondje af, met een paar man op de flank want de Papoea's hebben gezegd dat hier wat moet zitten, er zijn bananen geratst. En daar zit meneer, in een hutje van bladeren, gewond, compleet ondervoed, zo schuw als een dier. Een half jaar heeft hij zich schuilgehouden, zich voedend met wortels en blad, wegkruipend voor patrouilles, doodsbang voor de vijand - want als je in handen valt van de Hollanders word je neergepaft.
Knullen van vijftien, zestien vaak die van hun gezond niet weten. Soms van de straat opgepikt voor een klein vergrijp, en boven Nieuw-Guinea afgeworpen, nog nooit gesprongen, met een paar roepiah bij zich om de Papoea's voor zich te winnen. Ze hebben begrepen dat die hen zullen verwelkomen als bevrijders, maar meestal geven ze de indringers gewoon aan bij de Hollandse autoriteiten.
Later stuurt Soekarno de Siliwangi-divisie, de rode baretten, een keurkorps van natuurmensen, grondig getraind. Vuurcontact zoeken ze niet, het enige doel is zich op Nieuw-Guinea te handhaven, een soort politieke aanwezigheidspremie. Meestal kunnen de Papoea-verkenners, spoorzoekers van nature,
 

hen wel lokaliseren. Maar de patrouille treft een verlaten bivak aan, de kookpot hangt nog boven het brandend vuur, reservemunitie ligt verspreid. Ze zitten altijd op een bult, en zelfs als die Hollandse jongens, net van de Veluwse hei, muisstil door het oerwoud sluipen maakt het nog een heidens kabaal. De luit fluistert het commando 'dekken', de marinier duikt op z'n

De Zuiderkruis: doodziek over de railing
De Zuiderkruis: doodziek over de railing

hurken en belandt met zijn reet in een nest rode mieren - luid gekerm; met peuken hebben ze de krengen moeten uitbranden. Dan stuit de patrouille op een kampje dat bemand is. Maar wat doen die rotzakken? Ze geven een riedel vuur. ratatata!, en in de tijd dat je dekking zoekt, zijn zij al verdwenen, ze laten zich gewoon links en rechts van die bult aflazeren, in een oogwenk opgezwolgen door het oerwoud.
Nog een keer er op af, geladen omdat een maat gewond is geraakt. De stoter voelt de kogel bij de pols zijn lichaam binnendringen, bij de elleboog weer er uit, gelukkig geen zenuw geraakt. In het vuur van de actie merkt hij niet dat een andere zijn kompas versplintert dat hij per abuis in het borstzakje draagt - hij bewaart het voorgoed. Die blauwe jongetjes vinden elkaar terug in het bos met een heel systeem van fluitsignalen. Maar fluiten kunnen Hollandse jongens ook. De stoter lokt een Indonesisch luitenantje in de val. Laat die vent nou hele stapels spiksplinternieuw Nederlands bankpapier bij zich hebben, knisperende coupures met de banderol er nog om! Voor het omkopen van de Papoea's.
De patrouille komt terug in haar bivak, de verpleger ziet de troep naderen, met de soldaat als een varken aan 't spit tussen zich in, handen en voeten met een liaan aan een tak gebonden. Hij heeft een fotootje willen maken, van de kali uit en toen hij op die keien ging staan, spekglad van het rnos, heeft de sergeant nog geroepen: 'kijk uit, joh'. Maar daar ging-ie al, bonkerdebonkerdebonk, dat lijf sloeg om elke kei heen tot-ie onderaan bleef liggen, hartstikke dood. De pater zegt dat ze hem meteen moeten begraven, met die tropentoestanden. Prompt een dienst, vlag erover, helm erop, en huppekee de grond in. Twintig was-ie nog maar.

Na de gewenning de verveling. Het eindeloos wachtlopen op de airstrip, langs de golfplaten loodsen, het landerig bierdrinken bij de Chinees in de kota, veel gemeen klaverjassen, ouwehoeren over wat je allemaal gaat doen als je uit deze negorij bent.
Kankeren op het voer. Als je een tijdje op bivak in de rimboe zit wordt het een gratenpakhuis. Je hebt daar knollen die net aardappels lijken maar vol zitten met blauwzuur - staat je bek stijf van de ellende. De Papoea-verkenners maken boomkangoeroe klaar, kun je voor je fatsoen niet weigeren, brrr, dat gore grijze vlees. Of er wordt gejaagd op herten en zwijnen, schijnwerper op de karabijn, en dan zeg je tegen zo'n dorpshoofd: 'Maak jij dat nou 'ns lekker klaar'.
Vaak gooien ze een handgranaatje in zee, dan heb je weer een zooitje vis. Of ze ruilen bananen van de Papoea's tegen hun noodrantsoenen; die lui zijn gek op die tegeltjes geperste tinnef, leggen ze eerst in zee te weken.

naar vorige pagina naar volgende pagina