men iemand die een mondje maleis spreekt, die
buitengaats is geweest en alleen daardoor al aan prestige heeft
ingeboet. De positie van de kepala is zwak tegenover de goeroe, die
bezoldigd wordt, kan lezen en schrijven, en de instituties van
godsdienst en onderwijs achter zich heeft.
Het Hollandse bestuurscorps, slechts enige tientallen ambtenaren
sterk, ziet zich genoodzaakt voor de gezagshandhaving in het
gigantische gebied sterk te leunen op het tweede echelon van
bestuurders. Die worden gerecruteerd van Java en andere eilanden,
waar de bestuursscholen zijn. Op Nieuw-Guinea leidt het gouvernement
voor de oorlog geen papoea tot wat dan ook op. Op de galerij van het
bestuurskantoor zie je er hooguit wel eens een die enveloppen plakt.
Voor het dorpshuis staat een papoea, vastgebonden aan de boom; hij
heeft zijn belasting niet voldaan. Het Javaanse districtshoofd dat
de straf verordonneert beveelt de andere mannen van de kampong zich
nog diezelfde avond in de hoofdplaats te vervoegen. Bij wijze van
herendienst zal een vliegveldje geëgaliseerd worden want de jonge
Colijn komt op expeditie. Zonder mondvoorraad beginnen de mannen aan
de reis, een dag lang roeien. Zou de Javaan hun liederen verstaan,
dan kon hij ze allen inrekenen wegens belediging van een ambtenaar
in functie.
Het is een historie van kneveling, waar de Hollander boven staat.
Als de papoea alle moed verzamelt, klaagt hij de bruine ambtenaar
wel eens aan bij diens blanke chef, en kan van hem redres van zijn
grieven krijgen. Het is voorgekomen dat de controleur, op het
vernemen van de klachten, zijn Javaanse ondergeschikte het hele dorp
rondranselt.
Het hoofd plaatselijk bestuur ziet in zijn ressort hoe wij ons gezag
handhaven met hulp van volksvreemde elementen, niet zelden
uitgesproken klieren. De amberie, zoals de papoea de man uit de
Indonesische archipel noemt, wordt op veel plaatsen gehaat. De
controleur vraagt een stel papoea's eens waarom zij zo'n hekel
hebben aan Indonesiërs. De goeroes uit de Molukken, luidt het
antwoord, verachten ons, de Indische bestuursambtenaren knechten
ons, in de oorlog beroofden de Jappen ons, in de winkel zet de
Chinees ons af - Nieuw-Guinea heeft blijkbaar weinig goeds te
verwachten van de gekleurde vreemdeling.
□
De stam van amberie is het werkwoord ambril, en
Eliezer Jan Bonay maakt zich nog kwaad als hij het hoort: 'Halen,
halen, halen!'
„De Indonesiërs kwamen om alles weg te halen," verklaart hij. „Alles
weghalen zonder vragen. Zij voeren naar Nieuw-Guinea om de papoea's
als slaven te vangen. De papoea's vluchtten het binnenland in. Toen
de hongi-tochten eindelijk voorbij waren, kwamen ze terug naar de
kust. En wat zagen zij? Dezelfde 'halers', door Nederland
binnengeloodst en aangesteld om boven de papoea te staan!"
In vroeger eeuwen gelden de papoea's als geduchte zeerovers. Met
zeewaardige prauwen varen ze ver de Molukse archipel in en plunderen
de vorstendommen. De sultans van Tidore rusten strafexpedities uit
naar de Papoese eilanden, die ze tot hun gebied rekenen. Grote
galeien, bijgenaamd cora-cora, zeeschildpadden, moeten de schatting
innen die het gebied wordt opgelegd. De tochten ontaarden in
slavenraids. Meer dan een eeuw lang duren ze, vele duizenden slaven
worden weggevoerd. De Tidorezen zetten de kustpapoea's op tegen hun
rasgenoten in het binnenland, en laten hen de slaven voor zich
vangen. Ten slotte maakt het gouvernement een einde aan de
slavernij. Grote aantallen papoea's worden vrijgekocht. Zelfs in
1918 treft men in de Molukken talrijke papoea-slaven aan. En vandaag
zijn er in de archipel nog gemeenschappen van afstammelingen van de
slachtoffers der hongi-tochten.
In de dorpen op Nieuw-Guinea, waar de mondelinge overlevering soms
achttien generaties ver reikt, blijft de herinnering aan de
slavenroof levend. Men geeft elkaar de geschiedenis van de clan
door, en wie tot de clan hoort beleeft de vertellingen alsof ze zich
vandaag afspelen.
De controleur merkt dat aan de zuidoostkust de papoea's de zee vaak
met een soort
|
|
beduchtheid afspeuren, als zijn zij bang dat de
Noormannen weer komen.
De zilveren bruiloft van koningin en prins wordt
uitbundig gevierd. De marinier woont de dansen bij die papoea's
uit het binnenland in Manokwari ten beste geven, urenlang. Het
blijkt dat de gereformeerde gouverneur heeft bepaald dat de vrouwen
een beha voor moeten. Dat wordt dus 'coupe allemachtig', de oudere
danseressen vouwen hun borsten als een harmonica op en leggen ze in
de bustehouders.
Koninginnedag is steeds hoogtijdag. Het haantje vóór zijn, dat is de
kunst. Het hoofd plaatselijk bestuur wordt om een uur of half vijf
gewekt met fluiten, trommels en bekkens en houdt slaperig een
toespraak. Dan gaat hij ter kerke, en slaat het urenlange defilé der
schooltjes gade, de goeroes steken elkaar de loef af in drilkunst,
heel militairement.
Vaak is er receptie voor iedereen, de papoea heeft dit verschijnsel
pas ontdekt en weet niet zo goed hoe er mee om te gaan, onwennig
staat men zwijgend met glaasjes in de hand bijeen. Inmiddels wordt
enthousiast gewedijverd op sportgebied - voetballen, wielrennen,
zaklopen. De notabelen onder de autochtonen drommen het huis binnen
van de man die hier de koningin vertegenwoordigt, en blijven tot
diep in de nacht bijeen.
Een groots feest - maar wat die mensen zich nou voorstellen bij dat
koningshuis?
□
Als de bestuursambtenaar een gehoor van papoea's uitlegt dat
koningin Wilhelmina is afgetreden, en opgevolgd door haar dochter,
ontmoet hij onbegrip. Waarom is dat zo? En als die dochter het nu
eens niet goed kan?
Het erfelijk leiderschap is de papoea in het algemeen vreemd. Zijn
leiders moeten zich hun prestige door hun prestaties verwerven. Wie
in de strijd strategisch inzicht aan de dag legt en moed betoont,
wordt de oorlogsaanvoerder, maar in tijd van vrede zijn weer anderen
de meest geschikte voormannen.
In Manokwari bijvoorbeeld heb je de Mandatjans, de gebroeders Barend
en Lodewijk, voorname oudere heren, namens de papoea's een soort
ambassadeurs aan het hof van het Nederlands gouvernement. Als de
overheid of een particulier ondernemer werkvolk nodig heeft, doet
men er goed aan zich te wenden tot Barend en Lodewijk. Zonder hun
medewerking bereik je niet veel. De invloed van de broers strekt
zich uit tot ver in het zuiden van de Vogelkop, via het patroon van
nauwe, moeilijk vindbare bevol-
Bot met (van links af) Womsiwor, Kaisiepo, Jouwe: rivaliteit
kingspaden dat de dorpen verbindt. In elk dorp hebben zij
steunpunten.
Men bindt in de prestige-economie die er heerst mensen aan zich door
giften - de toegift bijvoorbeeld die aan een bruidegom wordt gedaan
en die hem in een relatie van verplichting stelt tot de bruidgever.
Barend en Lodewijk hebben als ware entrepreneurs een netwerk
geschapen van mensen, die goederen van hen ontvingen en op hun beurt
weer anderen aan zich gebonden hebben. Zij zijn de Big Men,
sleutelfiguren in een netwerk van verplichtingen, de kampioenen der
wheeler-dealers.
Op zijn veertiende wordt Nicolaas Jouwe door zijn vader, die
|
|