Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

Met Dike ten Kate terug naar Nieuw-Guinea
Geschiedenis en actualiteit van Westelijk Papua

VPRO Andere Tijden door Sterre van Hasselt

Dike ten Kate met Papua-vriendinnetjes bij warmwaterbron (ca. 1956: privécollectie)

Dike ten Kate met Papua-vriendinnetjes bij warmwaterbron (ca. 1956: privécollectie)

Toen Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië erkende, bleef Nieuw-Guinea buiten de overeenkomst. Na veel gedoe werd de kolonie in 1962 aan Indonesië overgedragen. Een afgesproken referendum over zelfbeschikkingsrecht werd in 1969 door Indonesië gemanipuleerd. Tot op de dag van vandaag voelen de Papoea's zich door Nederland verraden. Journalist Sterre van Hasselt reisde voor OVT met Dike ten Kate terug naar haar geboortegrond. Haar vader vestigde zich in 1946 als zendeling op Nieuw-Guinea, en stichtte er de "Jongens Vervolg School". A.s. zondag in OVT's Het Spoor Terug (11.30u. Radio 1) het eerste deel van een tweeluik over de familie Ten Kate en de zendingsgeschiedenis van Nieuw-Guinea onder de titel "Koningin van Korido".

Terwijl Papoea's op de houten pier gebogen over hun vislijntjes zitten, verandert de zee voor me van felblauw in turquoise en terug. Over de reling van de huisjes op palen hangt tussen vis de was te drogen. Prauwen met houten vleugels trekken zacht aan hun ankertouwen. Het eilandleven volgt het ritme van de getijden: bij hoog water duiken kinderen van de basaltblokken in het haventje, als het water is gekeerd zoeken ze visjes en schelpdieren de drooggevallen zeebodem.

Dike ten Kate ontmoet een traditioneel geklede Papua in Jayapura (foto: Aart Kusters)

Dike ten Kate ontmoet een traditioneel geklede Papua in Jayapura (foto: Aart Kusters)

Verboden terrein

Dit verhaal kan ook heel anders beginnen; op het politiebureau waar de bezoeker van het wonderschone eiland Biak zijn surat jalan, zijn reisvergunning, moet regelen. Terwijl onze paspoorten met een norse agent verdwijnen, babbelt reisgenoot Dike ten Kate in het Indonesisch met een man achter een gammel bureau. De Indonesische provincie West-Papoea (voormalig Nieuw-Guinea) is verboden terrein voor journalisten. Via een spiegel zie ik een rood paspoort naast een toetsenbord. "Ik ga hem snel een anekdote vertellen", lispelt Dike me toe, "hij hoort me uit." Na een reis van dertig uur ben ik net op Biak aangekomen; zal ik nu al door de mand vallen? De man achter het bureau lacht hard om Dikes verhaal, maar vraagt dan wat mijn beroep is. Dike stamelt dat ik 'iets met vrouwen' doe. Weer buiten raast mijn hart nog lang na. Op het trottoir tussen diepe gaten waarop ooit putdeksels lagen, zitten vrouwen met rode tanden die onafgebroken op betelnoten, pinang, kauwen. Kinderen scharrelen tussen hoopjes tomaten, groene kruiden, knollen en pinang. Papoea-vrouwen van buiten de stad verkopen hun spullen meestal aan Papoea-klanten. De vele Indonesiërs in de stad hebben kleine toko's; er zijn zelfs twee grote supermarkten waar bier en whiskey achter een gordijntje staan. In hun eigen land zijn de Papoea's tweederangsburgers geworden sinds de regering in Jakarta Indonesiërs – vaak van het overbevolkte Java – met premies naar dit einde van de wereld lokt. Boven West-Papoea begint de Stille Oceaan.

Dike met haar zus Hanneke met Papua-vriendinnetjes in een prauw (ca. 1960 - foto privécollectie)

Dike met haar zus Hanneke met Papua-vriendinnetjes in een prauw (ca. 1960 - foto privécollectie)

Zendelingen

Dike ten Kate is de dochter van oud-zendeling Roeland ten Kate die in 1946 op Biak aankwam. Zij werd vier jaar later geboren. Tijdens zijn opleiding schreef haar vader dat hij wilde gaan 'ploegen op de rotsen'. Ten Kate-nazaat Dike is dit jaar eregast op het feest vanwege honderd jaar zending op Biak. Er zal een standbeeld onthuld worden van een prauw met een metershoog kruis erop, is haar verteld. Twee opengevouwen handen ontvangen het geloof; een open bijbel meldt dat de Papoea's van het duister in het licht kwamen. Bij de KBS-kerk die nog door Dikes vader is ingezegend, staat het feestbeeld half-af onder de verzengende zon in de steigers. Dit terwijl het festijn over een week moet plaatsvinden. Even later zitten we omringd door Happy X-mas-slingers en kussens met kerstvierende teddyberen in de ontvangstsalon van goeroe Niko Kbarek, een soort lekendominee en organisator van het feest. Een reusachtige Eiffeltoren in de wandbrede vitrinekast vecht om aandacht met Delftsblauwe molentjes en een fles Chivas Regal. Alles is uitgesteld, deelt Niko terloops mee, want het beeld is niet klaar. Wat een waanzin - Dike reist voor dit feest naar de andere kant van de wereld en ze bellen haar niet eens als de plannen veranderen. Maar Dike lijkt ongeslagen. Plots begrijp ik wat Papoea's bedoelen als ze haar Papua Putih, witte Papoea, noemen: de natuur bepaalt de loop der dingen hier en wie daar niet tegen kan, vertrekt. Jam Karet, zeggen ze in Indonesië, de tijd is van elastiek.

De "Jongens Vervolg School" (ca. 1950 - privécollectie)

De "Jongens Vervolg School" (ca. 1950 - privécollectie)

 

Molenbanaan

Holland en de Hollandse tijd worden gekoesterd. Er is een Pisang Molen, een molenbanaan, en veel prauwen en pinangstalletjes zijn in oranje en rood, wit, blauw geschilderd. Ouderen kennen nog Nederlandse woorden, zeker als ze op de Jongens Vervolg School, de JVVS, hebben gezeten die Dikes vader eind jaren veertig oprichtte. Nadat Indonesië in 1949 onafhankelijk werd zou Nieuw-Guinea onder Nederlands gezag blijven tot er een nieuwe generatie Papoea's was opgeleid om het land te besturen. Dat ging volgens de Hollandse moraal van tandenpoetsen, met mes en vork eten en corvee en ook werd de leerlingen discipline en studielust bijgebracht. Als je de regels op de JVVS niet volgde, zegt Niko Kbarek, moest je urenlang met de handen op de rug achter het huis van de hoofdmeester staan. Wie goed leerde, mocht door naar de HBS voor Papoea's.

De Hollandse moraal ging uiteraard gepaard met het christelijk geloof. De protestantse zendelingen arriveerden eerder dan de katholieke missionarissen; de zendingsgeschiedenis van Nieuw-Guinea begint al op 5 februari 1855. Die dag gooit het zeilschip De Utrecht met daarop de twee jonge Duitse zendelingen Carl Wilhelm Ottow en Johann Gottlob Geissler voor de kust van het Papoea-eiland Mansinam zijn ankers uit. Eenmaal op het strand vallen Geissler en Ottow op hun knieën: "In de naam van God betreden we dit land". Wantrouwige Papoea's denken dat ze schimmen uit het dodenrijk zijn. Anderen zeggen dat de Manseren Manggundi is gekomen, de geest die volgens hun eigen geloof Koreri wegging maar beloofde terug te keren. Eén almachtige god lijken de koppensnellende Papoea's niet te kennen; sommigen aanbidden zon en maan. Ze hebben mons, toverpriesters, en hun overledenen wonen in korwars, beeldjes, waardoor het medium, de inderi, met de geesten kan praten. Dus er is genoeg werk aan de winkel voor de twee bevlogen zendelingen.

Carl Wilhelm Ottow in 1855

Carl Wilhelm Ottow in 1855

Stuur een vrouw!

Een paar weken na aankomst krijgt Ottow malaria; Geissler vertrekt met een levensbedreigende ontsteking naar Ambon om zich te laten behandelen. Een jaar blijft hij weg. Ottow begint een schooltje, maar op een vrijgekochte slavin en een achtergebleven matroos na blijft het leeg. Moordzuchtige Papoea's van het vasteland van Vogelkop bedreigen hem. Ondertussen vreet de eenzaamheid aan Ottow en hij smeekt de Nederlandse dominee Heldring die hun reis organiseerde, een vrouw te sturen. Voor Ottow in 1862 definitief aan malaria bezwijkt, krijgt hij nog twee kinderen. Spijt heeft hij niet gehad, blijkt uit brieven aan zijn zus in Duitsland: "Ik voel me echt gelukkig en heb geen heimwee". En: "Wij kunnen op aarde niet alles krijgen wat wij wensen. Wat zou er anders voor de hemel overblijven!"

Dike ten Kate in een Papua-dorp (ca. 1960, foto privécollectie)

Dike ten Kate in een Papua-dorp (ca. 1960, foto privécollectie)

Gospeleiland

Biak ligt 250 kilometer verder aan de andere kant van de Geelvinkbaai. De Biakkers die met hun grote prauwen tot Mansinam roeien, willen ook christendom. Maar Mansinam vreest de 'wilde Biakkers' en dus sturen ze in 1908 een lokale goeroe, de vrijgekochte slaaf Petrus Kafiar, de baai over. Later volgt dominee Agter, die zijn oude dag bij de familie Ten Kate in Korido doorbrengt: Dikes 'oom Agter'.

Elke vijfde februari reizen Papoea's van heinde en verre naar Mansinam om de aankomst van Ottow en Geissler te herdenken. Vroeger stond er een eenvoudig bordje op het strand maar nu is er een zwart-marmeren hal met een reliëf van minstens dertig meter dat het verhaal van Ottow en Geissler vertelt. Aan het eind van een rood tegelpad staan twee standbeelden die hunkerend naar het vasteland turen. Tijdens het jaarlijkse feest wordt gebeden, gezongen, gedanst en dat alles in de Papoease traditie en cultuur; het zendingsfeest heeft een politieke dimensie gekregen. Wij Zijn Anders, lijkt het uit te willen schreeuwen.

We moeten naar Korido, zegt Dike, dat is écht Papoea, en daar is 'haar navelstreng begraven'. Korido ligt op het aangrenzende eiland Supiori dat via een smalle brug te bereiken is. Supiori wordt in de volksmond 'gospeleiland' genoemd. Staat er in Biakstad een grote moskee die het kerkgezang overstemt; de bupati, de gouverneur, van Supiori heeft een moskeeverbod uitgevaardigd.

Op weg naar Korido zien we levensgrote Golgotha's met gekruisigde christussen - resten van het Paasfeest - en ook De Utrecht die het geloof kwam brengen is veelvuldig nagebouwd. Er hangen slingers met kruizen gemaakt van gekleurde plastic vodkaflessen. We passeren kerken in aanbouw; het lijkt of de islam en daarmee de Indonesiërs zijn opgelost in oerwoud en oceaan. Het is als een spiegel van mijn reizen in de islamitische wereld, waar moskee, koran en islam alles bepalen.

Papua-kinderen spelen bij een waterval (foto Sterre van Hasselt, 2014)

Papua-kinderen spelen bij een waterval (foto Sterre van Hasselt, 2014)

Snelweg

De steeds smallere weg voert door dikke begroeiïng. Soms ligt rechts langs een streep wit zand de helblauwe zee. Een man met een harpoen in zijn hand staat tot zijn middel in het water; twee vissen hangen aan hun staarten uit zijn mondhoeken. Dan is er weer dicht bos. Dike kan zich herinneren dat ze, voor er een weg was, per prauw naar Korido reisde. Er moest benzine en voedsel mee. Met een motorprauw is het een paar uur varen, haar vader deed er roeiend soms wel meer dan twee dagen over. Net over de brug naar Supiori begint een heuse snelweg die om een hoog hemelsblauw kunstwerk met zilveren kruis leidt. De chauffeur trapt het gas in om vijfhonderd meter verder waar de weg elegant de bush indraait gierend tot stilstand te komen; de rijbaan stopt. Daarna is het urenlang gaten omzeilen, toeteren als er een tegenligger is en vooral veel gravel.

De weg die Korido een paar jaar geleden bereikte heeft het dorp ontsloten, zegt Dike. Er zijn brommers, dure 4-wheeldrives en er rijdt zelfs af en toe een bus naar Biak-stad. In het dorpscentrum schalt een stem dat de kerkdienst in de enorme nieuwe kerk over een kwartier begint. Op een lege zuurstoffles die als klok dient, wordt de woorden kracht bijgezet. Door de open ramen van de kerk klinkt hanengekraai en het gejank van een hond die wordt weggejaagd. Een brommer scheurt voorbij. De Papoea's dragen keurige witte blouses en zingen - de blik in zichzelf gekeerd - voluit mee met de slepende psalmen.

Dike en haar vriendin Martina (ca. 1955 - foto privécollectie)

Dike en haar vriendin Martina (ca. 1955 - foto privécollectie)

Onbeschaving

Kennelijk is het goddelijke alleen bínnen de kerkmuren een ernstige zaak. Na de dienst halen onderwijzer Jos Mansanem en dominee Samuel Warikan vrolijke herinneringen op aan de Jongens Vervolg School van Dikes vader. Hoe ze kattenkwaad uithaalden en hoe ze in de vakanties naar de kampong mochten om dan meteen weer met hun handen te eten. Voor de andere Papoea's in de kampong betekenden zij de hoop voor de toekomst, zij zouden straks het onafhankelijke Papoea besturen. "Wij moesten van onbeschaving beschaving maken", zegt Samuel trots in het Nederlands.

Bij een eerder bezoek aan Korido sliep Dike onder het geraas van een generator met een brandend peertje aan om de ratten te verjagen; het hokje bleek naast een plas met brulkikkers te staan. Dit keer is alles anders. Het huis van de familie Rumaseb waar we logeren, baadt in licht. "Dat licht is van mij", zegt opa als welkom. Zijn familie heeft bij de waterval een generatorhok gebouwd; de elektriciteitsdraden lopen door tot in het dorp. We eten iets verrukkelijks groens dat in water zo weer aangroeit, krijgen kokosmelk uit een klappernoot, exotische vruchten, vis, knollen als aardappelen; het is alsof God zélf deze plek heeft aangeraakt. Rust in Korido is spetterend water in het washok in de bosjes, het geluid van kletterende aluminium pannen, vrouwengelach in de verte, het bonkende varken in zijn houten hok. We hebben in onze bloedhete kamer waar de gastvrouw tegen muskieten heeft gespoten zelfs een echt bed. Als we het raam openen, vallen we bij een overweldigend krekelconcert bijna in slaap. Dan zet iemand een ghettoblaster aan; zoete popachtige liedjes zweven op orgelklanken naar ons toe. God laat ons niet alleen.

Gezinsdag 1960 te Fanindi, met de familie ten Kate

Gezinsdag 1960 te Fanindi, met de familie ten Kate

 

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina