MISSIONAIRE FRATERNITEIT
In november 1967 riep bisschop Staverman de leiders van de ressorten van zijn bisdom
samen en hield een inleiding. Er waren vijf ressorten die samen het bisdom vormden:
Djajapura-Biak, Keerom-Sterrengebergte, Baliemvallei, Wisselmeren en Mimika-Kaimana-Akimuga.
De naam was ontleend aan de structuur van het onderwijs. Van meet af besteedde hij grote
aandacht aan deze opbouw van het bisdom. Goede verhoudingen in de afzonderlijke ressorten
onder leiding van bekwame ressortleiders waren de hoogste prioriteit in zijn beleid. Hij
belegde deze vergadering als een afsluiting van een serie van bijeenkomsten in de
afzonderlijke ressorten. Nadat hij samen met vicaris Münninghoff vele staties en de ressorten
had bezocht, riep hij als in een soort van synode de leiders van de ressorten bijeen. Wat
tevoren besproken was, werd nu in het breder verband van het bisdom geplaatst. Het ging
vooral om de doorvoering van wat in het concilie besproken en besloten was over de kerk als
volk van God, over de kerk in de wereld en over de zending, in dialoog met andere kerken en
godsdiensten.
Het bleek moeilijk van deze inleiding alleen maar een samenvatting in deze
tekst op te nemen en de tekst zelf als bijlage toe te voegen. Dat zou het leven en de geest
eruit gehaald hebben. Daarom is, na overleg en overweging, gekozen voor de gehele tekst van
de inleiding.
Inleiding van bisschop Staverman, november 1967
"Het is niet mijn gewoonte om
op vergaderingen als deze met een uitvoerige inleiding te beginnen. Verschillende
onderwerpen, die voor bespreking op deze bijeenkomst zijn ingediend, geven echter aanleiding
om enige gedachten als inleiding op de komende besprekingen vast te leggen. Het is nu dertig
jaar geleden, dat de minderbroeders naar Irian Barat zijn gekomen. Door de gemeenschappelijke
arbeid, werkend in de genade van Christus is in dit gebied uit het volk van Irian Barat de
Kerk van Sukarnapura geboren. Niettegenstaande de meer dan gebrekkige en vaak hopeloze
verbindingen in het verleden, hebben wij ons altijd verbonden geweten. Wij wisten ons allen
Minderbroedersmissionarissen van Irian Barat, samenwerkend aan eenzelfde doel.
Mijn eigen
ervaring dateert uiteraard pas vanaf 1955. Nu wil ik wel bekennen, dat ik stellig niet de
moed zou hebben gehad om vanuit een ware fraterniteit zoals die in Friesland aanwezig was,
over te stappen naar Irian Barat als ik niet geweten had en ervan overtuigd was geweest, dat
ik hier terecht zou komen in een gemeenschap van broeders. En die gemeenschap was hier
inderdaad. Ik weet niet of het alleen maar een mystieke band was die ons bond, maar sterk
was de band in ieder geval.
En juist omdat de onderlinge verhoudingen naar binnen sterk waren en hecht, konden wij
veel aan en stonden wij dacht ik, naar buiten goed aangeschreven bij iedereen. Misschien mag
ik wel enkele groepen noemen. Het staat vast dat de bevolking op ons gesteld was en op ons
gesteld is. Misschien omdat wij toonden in die tijd progressief te zijn. Vooral de meer
ontwikkelde Irianees, figuren als Jouwe, Inury, Kasiepo en anderen, wisten dat wij van de
ene kant het binnenland niet schuwden, dat wij onder de mensen doken en dat wij bereid waren
het leven met hen te delen in alle armzaligheid, zoals wij die hebben gekend, en dat de
minderbroeders van de andere kant ook een bijzonder grote aandacht hadden voor de vooruitgang
en de ontwikkeling van de jonge intelligentie. Verder, en dat is U ook wel bekend, was de
vroegere gouverneur Jan van Baal erg op de minderbroeders gesteld. Het was meer dan een
beleefdheidsgebaar, toen pater provinciaal deze ex-gouverneur uitnodigde om naar Weert te
komen, waar zij toen samen de maaltijd hebben gebruikt: Van Baal en zijn vrouw, pater
provinciaal en pater Tetteroo.
Wat tenslotte onze provincie zelf betreft. Natuurlijk, Irian Barat was – en is misschien
nog altijd – een missie die tot de verbeelding spreekt, niet alleen van het eenvoudige volk
maar ook tot de verbeelding van de eigen medebroeders. Het heeft er wel eens op geleken – en
U begrijpt dat andere missies wel eens jaloers zijn geweest – alsof de missie van Irian Barat
zoveel als het troetelkind was geworden van de provincie, al geloof ik dat we het daar nooit
op hebben aangelegd. Maar in de provincie leefde nu eenmaal de overtuiging dat hier in Irian
Barat in een broederlijke geest werd samengewerkt. Nu meen ik broeders, dat het nu meer dan
ooit nodig is om deze geest van eensgezindheid, deze geest van fraternitas te bewaren.
En daarom wil ik daar nu bijzonder de nadruk op leggen. Allereerst is dat natuurlijk nodig,
omdat wij een gemeenschap van broeders zijn. Dat is en blijft natuurlijk de eerste reden
waarom deze gedachte van fraternitas in ons midden moet blijven. Zelf zou ik nu op enkele
andere redenen daarvoor willen wijzen.
De situatie van dit volk
En dat is dan op de eerste plaats: de concrete situatie van dit land en van dit volk
vraagt dit van ons. Meer nog dan in het verleden verwacht de bevolking steun van ons en van
onze reformatorische broeders. We merken het bijna iedere dag zelf. Zelfs het bestuur, zelfs
de politie en andere instanties vallen keer op keer op ons terug en zij rekenen op ons. Wij
moeten meer dan ooit sterk zijn. Natuurlijk niet om hier te domineren, om hier te heersen,
maar juist om beter te kunnen helpen en om beter te kunnen dienen. Als het voor ons in de
werkelijke zin van het woord of in de meest voor de hand liggende zin van het woord volslagen
onmogelijk is om in dit land een arme Kerk te zijn, dan is er des te meer reden voor ons om
in dit land een dienende Kerk te zijn.
Aggiornamento van kerk en orde
Er is een andere reden. Wij zullen samen de ‘aggiornamento’ in ons bisdom moeten realiseren,
de aggiornamento van de Kerk en de aggiornamento van de orde. Er zal bij U geen twijfel over
bestaan, dat deze aggiornamento mij ter harte gaat en dat ik daar achter wil staan.
De vergaderingen die ik heb mogen bijwonen in verschillende ressorten mogen daarvan het bewijs
zijn. Ik denk hierbij vooral aan de vergadering van het ressort Keerom-Sterrengebergte in maart
1967, in Kokanao in april 1967, die van mei met de broeders van Sukarnapura, terwijl ik niet wil
vergeten de gesproken brief die ik gericht heb tot de waarnemend ressortleider van de Wisselmeren
om toch vooral de mei-vergadering van dit jaar een uitgesproken pastorale strekking te geven.
Tenslotte, de instelling van de afdeling Pastoralia bij de Pusat Katolik, die toch, vooral door het
bisdom Sukarnapura gestimuleerd, is voortgekomen uit eenzelfde bezorgdheid.
Het is dus een uitdaging waaraan we blootstaan op het ogenblik èn de innerlijke noodzaak
van de vernieuwing, die ons dwingen tot overleg, tot samenwerking, tot een inpassing van onze
eigen inzichten en van onze eigen verlangens in die van anderen. Enkele punten moge ik
hierbij benadrukken.
Verantwoordelijkheid voor het geheel
Op de eerste plaats is nodig een groot besef van medeverantwoordelijkheid voor het geheel:
wij zullen telkens en telkens weer over de grenzen van onze eigen kleine parochie, van ons
eigen kleine boerderijtje uit moeten zien; over de grenzen van ons eigen ressort, over de
grenzen zelfs van ons eigen bisdom. De geest van broederschap, teamgeest, collegialiteit met
de medemissionarissen, binnen en buiten het eigen ressort, zijn onmisbare factoren geworden
in ons missionaris- en minderbroeder-zijn. Waarbij ik er wel aan toe moet voegen dat zij een
fatale uitwerking zouden hebben, indien zij ooit zouden kunnen leiden tot exclusiviteit.
Ook dient er broederlijkheid te heersen binnen de eigen kring. Dit veronderstelt op de
allereerste plaats eerbied voor de mening van een ander. En dat wederzijds. Wij moeten bereid
zijn de ruimte te geven aan hen die nieuwe wegen inslaan, maar zij op hun beurt zullen geduld
moeten weten op te brengen voor anderen die misschien minder snel willen lopen.
Vernieuwing en deskundigheid
De gezamenlijke verantwoordelijkheid die op ons rust, vereist verder dat alle vernieuwing
gebeurt met de nodige deskundigheid. Geen experiment om het experiment; geen afschaffen
zonder meer van het oude zonder te hebben nagedacht over de vraag of het ook zal kunnen
worden doorgezet en uitgebouwd. Zozeer als ik voorstander ben van vernieuwing en van
experiment, zozeer ben ik tegenstander van vernieuwing lukraak en zonder voldoende
doordachtheid.
Dan tenslotte acht ik het ook een eis van verantwoordelijkheid dat de vernieuwingen
geschieden – en laat ik het nu niet te strak formuleren – onder het
Reacties op dit artikel via het forum
|