GOUVERNEUR J. VAN BAAL OVER CREMERS EN STAVERMAN
In zijn memoires, getiteld Ontglipt verleden (Ontglipt verleden, dl. II, p. 505-506.) schreef Van Baal: “Het is tijd
van dit onderwerp af te stappen en terug te keren tot de gebeurtenissen. Daartoe
behoorde op 16 april 1956 het vertrek van mgr. Cremers. Het was een onopvallend,
stilzwijgend vertrek, want hij ging als een gebroken man. Hij had
zich met al de felheid van zijn natuur ingezet voor de uitbreiding en fundering
van zijn diocees. Maar toen dat van een prefectuur een echt bisdom worden
moest was hij, die als apostolisch administrator zich met zijn hele hart voor
het werk had ingezet, niet verkozen tot bisschop. Dat werd M. (R.J.) Staverman,
die ruim een jaar tevoren te Hollandia was geplaatst als overste van de Franciscanen die de missie daar dreven. Het was uiteraard lang van tevoren
bekend dat Staverman de opvolger van Cremers zou worden, maar beiden
hadden daarvan nooit iets laten merken. Staverman was daar een veel te
voorzichtig diplomaat voor, bovendien een man die gedurende de oorlog
ondergedoken had gezeten bij een doopsgezind predikant en sedert een
priester die de oecumene op het lijf geschreven was. En Cremers sprak er niet
over omdat hij een geslagen man was, bestraft voor zijn ijver. Ikzelf wist er
uiteraard wel het een en ander van, maar had evenmin behoefte daarover te
spreken. Natuurlijk wist ik, dat en waarom Cremers niet uitverkoren was. Hij
was ook voor de eigen mensen te hard geweest. Maar ik had toch met hem te
doen, want in alle moeilijkheden die ik door de jaren heen met hem gehad had,
had hij zich steeds behalve een fijnzinnig intellectueel een betrouwbaar
opponent betoond. Op een afspraak met Cremers kon men varen.
Ik mag het hierbij niet laten. Een aantal jaren later heb ik Cremers leren kennen
als een groot Christen. Als een verbitterd man, die geen officieel afscheid
wenste te nemen omdat hij dat niet op kon brengen, was hij teruggekeerd naar
Nederland om daar, in plaats van organisator, biechtvader te worden in een
Clarissen-klooster. Een afgang. Maar een aantal jaren later schreef hij mij:
“Het is alles van mij afgevallen. Ik ben een gelukkig mens.” Wij hebben
elkaar sedert nog meermalen ontmoet en ik ben altijd zeer onder de indruk
geweest van de mysticus Cremers. Ik heb dit jaar (1988) zijn begrafenis niet
kunnen bijwonen, maar ik heb wel gehoord wat daar gezegd is. Gezegd is
onder meer: “Cremers was een prachtig instrument, maar moeilijk te
bespelen.” En inderdaad, dat was Cremers.
Het was Staverman die het mij vertelde. Groter tegenstelling dan tussen die
twee is nauwelijks denkbaar, althans wat karakter betreft. In Nieuw-Guinea
waren wij blij met Staverman, die werkzame inhoud gaf aan de in zijn latere
jaren ook door Cremers beleden oecumene. Door zijn medewerking zijn wij al
spoedig afgekomen van die steen des aanstoots, de rooms-katholieke HBS. Er
kwam een nieuw stichtingsbestuur, waarin ook protestanten zaten. Alles kon
doordraaien, maar de vrede was getekend.”
Staverman als bisschop, 1956-1970
Op de vraag hem gesteld in 1986, of hij het bisschopsambt niet ervaren heeft
als een spanning tussen zijn leven als minderbroeder en zijn functie als bisschop,
antwoordde Rudolf: “Om te beginnen heb ik van het begin af geen
spanning ervaren.” Die spanning is er wel geweest, toen hij door de provinciaal
gevraagd werd voor de functie van apostolisch vicaris en bisschop in Nieuw-Guinea. Maar zijn ja-woord, na aarzeling juist vanwege dat bisschopsambt
heeft blijkbaar zijn geest veranderd. Zijn grote tournee heeft twijfel en
aarzeling weggenomen, of hij deze zware functie fysiek en geestelijk wel aankon.
Hij vervolgde zijn antwoord: “Wel dit: ik ging apart wonen. Dat deed ik op
advies van mgr. Tillemans MSC. Het is wel zó, dat de benoeming tot bisschop heel sterk je leven bepaalt. De zorg voor het bisdom en voor de medebroeders
vult je dagen. Maar ik moet tegelijk toegeven, dat de broederlijkheid mij heeft
gedragen. Ik heb ik die tijd heel sterk de geest van bezorgdheid voor elkaar ervaren.
Het hangt voor een groot gedeelte óók af van hoe je met de functie en je
plaats omgaat. Mijn vader zei altijd al, dat je het niet te hoog in je bol moest
hebben. Hij had een vreselijke hekel aan titels. Ik geloof dat ik samen met
mgr. Geise van Bogor daarom ook een aparte plaats had in het bisschoppencollege
van Indonesië.”
Jan van de Pavert, zijn eerste secretaris schreef over Staverman: “Hij is op
latere leeftijd naar Irian gekomen en was de luxe van het leven in Nederland
gewend. Voor een jong missionaris ligt dat heel anders. Zijn aanpassing aan
de omstandigheden van Nieuw-Guinea heeft hij op bewonderenswaardige
wijze behartigd, maar het viel hem wel zwaar. Primitief leven lag hem niet.
Was hij in een beter klimaat voor hem in de bergen, dan miste hij het comfort
van de stad en werd ongedurig en rusteloos. Niet alle missionarissen waren
van het intelligente niveau waarop hij stond en hij miste daardoor het
spirituele niveau waarop hij stond. Die geestelijke armoede kon hij voor
zichzelf moeilijk verdragen, ofschoon hij dat naar buiten goed wist te verbergen
door zijn warme hartelijkheid. Hij was een mens die veel behoefte had
aan gezelligheid. En als bisschop alleen wonen, in een huis los van de
communiteit viel hem zwaar. Hij kon niet buiten gezelschap, maar zijn nerveusiteit
maakte het voor hem moeilijk een rustige meeloper te wezen. Hij
wilde zich niet opdringen aan de communiteit, omdat hij de privacy van de
communiteit ten aanzien van de bisschop wilde respecteren. Wat hem natuurlijk
niet altijd lukte. Hij vroeg noodzakelijk om aandacht, dat was de aard
van de man. Zijn bepaalde manier van humor en plagen was niet altijd aangenaam
aan iedereen. Hij had bepaalde mensen die zich uitstekend ervoor
leenden om als mikpunt te dienen. Niet ieder kon dat voldoende pareren. En
met zijn flitsende geest en gevatheid van woordenspel won hij het natuurlijk
altijd, of liet men hem winnen, omdat men tegen de bisschop niet kan uitvaren
als tegen een gelijke. Hij wist ook goed dat hij niet volmaakt was. En als hij
merkte dat hij wat te veel of te scherp gezegd had, maakte hij dat weer snel
goed door zijn buitengewone hartelijkheid. Hij was voor iedereen een echte
medebroeder.”
Gabriël Roes schreef over Staverman: “Meer dan onze westerse wereld geven
de ontwikkelingslanden, de missiegebieden aan mensen de kans, om hun
kwaliteiten en talenten tot hun recht te laten komen. Sinds 1936 zijn tientallen
Nederlandse Minderbroeders naar het verre Nieuw-Guinea getrokken, om daar
hun talenten en gaven in dienst te stellen van de bevolking van dit enorme
land, dat nu Irian Jaya heet. Een van hen was mgr. dr. Rudolf Staverman.
Ieder mens heeft in zijn leven behoefte aan hartelijkheid, aan genegenheid.
Een mens kan nu eenmaal niet leven zonder iemand, die je helpt als dit nodig
is, die bezorgd voor je is, die je echt de moeite waard vindt. Altijd moet er iemand
zijn die belangstelling voor je heeft. Je plezier en je blijdschap moet je
Reacties op dit artikel via het forum
|