DE GROTE TOURNEE: 11 MAART TOT 31 DECEMBER 1955 (vervolg)
Naar het zuiden, de Mimika
Op 22 augustus ging Staverman met Ruigrok op stap naar Modio; op 24 augustus
kwamen ze daar aan. “Een redelijk goed huis. Er lopen twee paden
heen die met bloemen en planten zijn afgezet. Het geheel maakt een uitstekende
indruk en ziet er fleuriger uit dan welke andere nederzetting ook. Smits
doet zijn werk goed, hij gaat gemakkelijk om met de mensen, die vaak in zijn
huis binnenkomen. Hij heeft nog geen gesubsidieerde school en werkt met
catechisten uit de Mimika. Een prettige medebroeder waarmee iedereen graag
te doen heeft.”
De volgende dag al was hij, tot zijn spijt, samen met Smits en een groep van
tien jongetjes op stap gegaan naar het zuiden. De jongetjes waren op weg naar
een school om daar opgeleid te worden voor catechist of onderwijzer. Ze vonden
het prachtig.
Op 1 september, na ruim een week lopen en varen, kwamen ze in Kokonao, hoofdplaats van de Mimika, aan: een zandplaat die regelmatig onder water liep
met lange kampongs. Alles op palen gebouwd. De pastorie was erg gammel,
maar er was nu een goede timmerman, broeder Manuel, die uitstekend kon
bouwen, het ene gebouw na het andere. Het prachtige hout werd aangevoerd
met de vloed en verwerkt in een eigen zagerij. Over zichzelf schreef Staverman:
“Dank zij de vele bloedzuigers onderweg zaten er enkele gemene tropenzweren
op mijn benen en daarom werd mij door de dokter eerst maar enkele
dagen rust voorgeschreven. De eerste week heb ik het kalm aan gedaan.”
Daarna heeft hij vrijwel alle kampongs bezocht. De Minderbroeders hadden in
1953 het gebied van de Mimika overgenomen van de MSC en met hen waren
ook de zusters vertrokken. De Zusters van St. Joseph van Heerlen hadden hun
plaats ingenomen. Er waren ook enkele lekenkrachten. Staverman berichtte
aan het bestuur in Nederland dat het Centraal Bergland, de Geelvink Baai en
de Mimika, tenminste voorlopig behouden moest blijven. Via Kaimana waar
hij Jan van de Pavert ontmoette en zijn ideeën hoorde over de noodzakelijke
vliegerij, vloog Staverman op 13 oktober weer via Biak naar Hollandia. Op 14
oktober was hij weer thuis. “Mgr. was zo vriendelijk mij op Sentani te begroeten
en vond dat er nu snel over de verdeling van het missiegebied gesproken
moest worden.”
Naar het Achterland
Op 19 november 1955 begon Staverman aan het laatste deel van zijn grote
tournee. Dat was het gebied ten zuiden van Hollandia, het Achterland. Voor
het grootste deel samen met Arie Blokdijk bezocht hij de meeste kampongs. In
Waris ontmoette hij broeder Gabriël Roes, die verpleger was in dienst van het
gouvernement. Opnieuw werd hij ziek, een flinke koorts. “En dan maak je je
wel zorgen, als je acht dagen van Hollandia af bent.” Gabriël bewerkte hem
met penicilline en sulfa. De koorts zakte. Hier vierde hij zijn eerste Kerstfeest,
ruig maar mooi. Daarna trok hij met Blokdijk verder. “Het was een gezellige
tournee. Blokdijk had een gezellige omgang met de bevolking en schreef ook
goed.” Aan het einde van de tournee schreef Staverman: “Al met al was het
Achterland niet onaantrekkelijk. Opvallend was de goede sfeer tussen de vier
mannen, Blokdijk, Roes en twee augustijnen. Blokdijk was een bekwaam man
en zou later wellicht een goede terreinleider zijn voor de Baliem of eventueel
de Wisselmeren.” Hij sloot dit deel van zijn dagboek en memoires af met de
woorden: “Het was toen 31 december 1955, een boeiend jaar was ten einde.”
Balans na een jaar
Staverman schreef: “Ik had nu al mijn medebroeders-missionarissen ontmoet
op hun eigen standplaats, in hun omgeving en in hun dagelijkse arbeid. Daardoor
had ik ook heel het gebied waar mijn medebroeders werkzaam waren leren
kennen. Dit was een geweldig voorrecht. De meesten kwamen niet verder
dan hun eigen standplaats, hun eigen streek. Alleen in uitzonderlijke gevallen
kwam je ergens anders en meestal was dat geen goed teken: je moest naar de
Reacties op dit artikel via het forum
|