|
Richard de Vries - EEN VETERAAN VERTELT
DEEL 4 DE NIEUW - GUINEA PERIODE OKT. 1959- APRIL 1961
Hoofdstuk 5.
pagina 25
Mijn vrouw keek nu ook uit naar april. Naar mijn thuiskomst. Het waren voor haar toch ook niet de meest
prettige herinneringen in haar jonge leven. Man 1,5 jaar weg. Kindje krijgen in die tijd, zonder je man er
bij. Maar ja, het was mijn beroep en dan weet je dat.
Daar zijn ze bij de marine ook wel hard in. Ze hebben in principe niets met het reilen en zeilen van
het thuisfront te maken. Ze hebben alleen een contract met mij gesloten, zeggen ze dan. En niet met je
privé zaken. Met de komst van de Luchtmacht hier, met zijn Hunter straaljagers in september 1960, zag
men dat er wel meer aan thuisfront zaken werd gedacht.
De marine kon op dat gebied, nog wat van de Luchtmacht leren. Aan de andere kant heb ik over die
stugheid ook wel weer begrip. Want als je midden op zee zit en er gebeuren rare / onprettige zaken thuis,
kunnen ze je ook niet zo maar naar huis sturen. Je weet eigenlijk al vooraf, als je voor de marine tekent,
dat ze daar hard in zijn. En ook, dat je graf, als het zo uitkomt, een zeemansgraf is als je op zee bent.
Als je commandant zegt: "Ik val aan, volg mij", dan heb je maar te gaan. Ook al is het misschien wel een
domme order. Zo simpel ligt het allemaal. Dat heb ik hier wel gemerkt. Zo heeft elk vak natuurlijk zijn
risico’s. Bij de krijgsmacht kunnen die risico’s wat opvallender zijn, als je met vijandelijke acties of
oefeningen te maken hebt en er slachtoffers bij kunnen vallen.
Ik moet zeggen, dat ik in de Nieuw-Guinea periode over veel onderwerpen heb nagedacht. En daar ook veel
over heb gesproken met mijn collega’s. Maar dat zal wel met mijn leeftijd en nieuwsgierigheid te maken
hebben gehad. Ik was rond de 25 jaar. Er gaat hier natuurlijk wel een heel andere wereld voor je open.
Ook een andere cultuur. Je wordt ook tijdelijk gedwongen een heel andere levenswijze aan te nemen. Maar
wel zo, dat je nog als een normaal mens, na 18 maanden verblijf hier, de Hollandse leefwijze weer gelijk
op kunt pakken. Niet somber worden, positief blijven denken en geen gekke dingen doen om op te vallen.
Zorgen dat de drank nooit je beste kameraad wordt. Daar heb ik binnen de dienst maar ook buiten de
dienst al velen mee naar de donder zien gaan. Eigenlijk geldt dat voor de meeste verslavingen. Leren van
diegenen die deze fouten wel maken. Leren incasseren onder lastige omstandigheden dan blijf je lang op de
been.
Het is een bijzonder land. Met iets onberekenbaars. Waar de mens zijn macht en onmacht voelt. Daarbij de
nog onbegrepen politieke dwaasheid van Nederland om dit land te willen behouden. Het was een onnodige gespannen politieke zaak onder een dreigend
gewapend optreden van Indonesische zijde. Dit had nooit zo ver mogen komen. Als je de macht als klein
landje toch wilt behouden, ben je al fout bezig. Blijf helder. En hoeveel
onnodige slachtoffers vallen hierbij.
En niet te vergeten, naar de toekomst gerichte samenwerking, als het tot een overeenkomst zou komen.
Het was vanaf 1955 toch al duidelijk genoeg over deze kwestie. Er was in deze zaak maar één winnaar. Daar
hoef je geen diplomaat voor te zijn. Zelfs nog geen middelbare schoolopleiding voor te hebben genoten. Maar
alleen maar je boerenverstand te gebruiken.
Vanaf 1945 tot 1960 waren er al vele landen met koloniën, die de zaak over hebben gegeven aan de
eigen bevolking. Het koloniale tijdperk was over. Na de oorlog gingen veel dingen een rol mee spelen. O.a.
de geest van een volk die je nooit mag vergeten. Men speelde in Holland een zeer dom politiek en
diplomatiek spel. Men keek ook niet naar andere landen wat die
met hun koloniën hadden gedaan tussen 1945 en 1960. Als je ons spel zag, hoorde of las, was het vanaf
1955 t/m 1962, gewoon een geldverslindende en onnodige mensenlevens kostende politiek van
Nederlandse zijde. Waar minister Luns de hoofdrol in speelde. Die zijn zin maar wilde doordrijven:
‘stand houden en niet overgeven.’ En ook de ‘ja’ knikkers om hem heen. Niemand heeft minister Luns
ooit persoonlijk in Nieuw-Guinea gezien. Ook niet in mijn periode. En ook mijn collega’s voor mijn
tijd en na mijn periode niet. De diplomaten en commissies, die ik hier heb mee gemaakt, waren ook binnen
een week weer op de terugreis naar Holland. En de tijd, dat ze hier waren, deden ze even snel de ronde
langs de hoofdplaatsen. Het was bij die gasten, even je gezicht laten zien, met wat diners er bij en
weer weg wezen.
We maakten nog steeds met squadron 7, met zijn Fireflies oefeningen mee, vanaf vliegveld Jefman en
Manokwari. Daar verbleven we dan weer een paar dagen. Het enige vertier was dan als je vrij had: met
een haak en een lijn met wat voer, vissen vangen op de aanleg steiger van Jefman.
Alleen had ik weer het geluk, met nog vijf vliegers mee te mogen varen op een patrouilleboot,
die ons met een paar mijl varen naar Sorong bracht. Daar werden we afgezet op een steiger en toen werden
we naar een restaurantje geleid door een inwoner van Sorong. Ja, we hadden allemaal dorst gekregen
onderweg op die boot. Toen we het restaurant binnen stapten, kregen we te horen dat bier het enige drankje
was wat koud stond. Een leuke kokkin van rond de 25 jaar, met alles er op en er aan en van Indische
huize in de keuken. Die kwam ons vertellen, dat ze wel een goede Indische rijst tafel voor ons wilde
maken. We zeiden allemaal in koor, "ja, heerlijk." En we wilden haar ook allemaal wel even helpen in
de keuken. Maar daar zorgde de uitbater op tactische wijze wel voor, dat dat niet gebeurde. We zijn daar
met zijn allen maar gebleven en hebben verder niets meer van Sorong gezien.
|