|
Richard de Vries - EEN VETERAAN VERTELT
DEEL 4 DE NIEUW - GUINEA PERIODE OKT. 1959- APRIL 1961
Hoofdstuk 3.
pagina 15
Over de gevolgen zal ik het maar niet hebben. Als ze er toen tijdens die aanwezigheid van het smaldeel
in deze regio gevechten waren uitgebroken, dan was een militaire aanval van de Indonesiërs, in de wereld
rechtvaardig overgekomen. Zeker bij de kritische landen over deze kwestie. Je moet natuurlijk als kef
hondje niet te veel uitdagen, anders bijt die sterkere hond je dood. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan.
Een ieder wist toen toch al, dat Indonesië hierbij de langste adem zou hebben.
Ik wil Nederland niet afkammen, begrijp me goed. Maar ik ben wel negatief over de nog in september 1960
gevoerde Nederlandse politiek, rond de Nieuw-Guinea kwestie. Ik was het oneens met die politieke
opstelling. Ik vond het ook een zeer gevaarlijke en domme beslissing om een confrontatie uit te lokken in
dit gebied. Probeer samen te werken en vecht voor goede handelsbetrekkingen met
elkaar. Daar ligt je winst. Modern denken en niet meer de koloniaal uithangen. Dat kost geld en
mensenlevens. En je blijft in deze kwestie verliezen. Oosterlingen nemen de tijd als ze zeker van hun
overwinning zijn.
Als een beetje militaire strateeg hierin mee had mogen beslissen, zouden de antwoorden op militair en
logistiek gebied van beide zijden bekeken al duidelijk zijn geweest. Bedenk maar eens o.a. hoe lang je
een dergelijk gevecht in zo’n regio vol kunt houden en welke winst- en verliespunten er zijn als het tot
een confrontatie zou komen,.
Ik hoopte daarom in 1955 al, dat ze die politieke standpunten daarover,
niet aan alleen salon babbelaars zouden overlaten, maar aan op de toekomst
gerichte denkers. Eerst een aantal militaire strategen en zakenlui de zaak goed
te laten bestuderen van alle kanten --- en daar de juiste formules op toepassen.
Want het gaat over geld en mensenlevens.
Ik had op dat punt al een zekere mening gevormd. Ook nog eens mede door de tijd dat ik daar zelf zat. En
wat ik om me heen zag gebeuren, versterkte alleen maar mijn mening, dat ze niet goed bezig waren met
deze kwestie. De Nederlandse maar ook de wereld politiek daarover, volgde ik op de voet. Alleen werd er
natuurlijk niet naar mijn mening gevraagd. Dat is maar goed ook. Het Nederlandse volk heeft democratisch
gestemd voor hun regering tussen 1950 en 1961 en die mogen het dan ook uitmaken, wat er ook gaat gebeuren.
Dat is democratie. En dan mag je alleen maar hopen, dat er voldoende Kamerleden zijn, die een dergelijk
winst en verlies zaak nog eens goed bestuderen. Wakker blijven. En zich niet laten verleiden, door
buitenlandse beloftes, zoals: humanitaire, logistieke en militaire hulp te bieden, als dat nodig zou
zijn, in deze regio, als Nederland bij een confrontatie echt in moeilijkheden zou komen.
Die komen dan altijd te laat. Nuchter blijven. Ze waren toch van tevoren gewaarschuwd, door veel
landen! Waarom zouden ze je dan direct moeten bijstaan, als je het zelf uitlokt.
Gelukkig bleef die afgang uit. Alleen zo’n korte militaire confrontatie op zee, had al een paar
duizend man kunnen kosten, waar geen bevriend land tussen beide was gekomen. Laten we het dan maar niet
hebben, wat na zo’n gevecht verder zou kunnen gebeuren.
Wij als militairen waren natuurlijk wel blij, dat de Karel Doorman in Biak werd afgemeerd. Wij kregen er
mensen bij en wat meer vliegtuigen. Maar dat is weer wat anders. En dit was bij ons weer iets nieuws en
wat sensatie. Vooral het in onze ogen, moderne materieel waar de Kon. Luchtmacht mee kwam op onze
vliegbasis.
Ze kwamen met Hunter straaljagers en een goede grond uitrusting. Ook voor het luchtmacht personeel
werd goed gezorgd.
O.a. omdat de vliegtuig monteurs al de rang van sergeant hadden en daarbij ook de accommodatie
gelijk goed geregeld werd voor deze mensen. Er kwam zelfs een mooi passagiers wachtschip voor ze in de
haven van Biak, met alle benodigde accommodatie aan boord. De luchtmacht op een schip en de marine op de
basis. Ja, we hadden op de basis niet voldoende accommodatie voor al die nieuwe extra militairen.
Velen van hen hadden een draagbare radio met de Wereldomroep er op. Het was gewoon om jaloers op te
worden. De manier hoe deze eenheid t.o.v. de marine met zowel materieel als personeel hier werd neergezet
was opvallend goed. Het meeste materieel, zoals o.a. de vliegtuigen, had het smaldeel meegebracht. Wij
waren dus maar een stelletje armoedzaaiers vergeleken bij deze luchtmacht hier. Militair gezien waren wij
natuurlijk allemaal blij, dat we weer wat meer materiële en personele aanvulling hadden gekregen. Maar al
zou het smaldeel zijn gebleven in deze regio dan nog zou het onvoldoende zijn geweest om een militair
gevecht te kunnen winnen van onze tegenstander.
We konden het gelukkig als marine luchtvaart en luchtmacht personeel, goed met elkaar vinden. Gelijk een
goede samenwerking bij de technici. We konden en mochten elkaars materiaal gebruiken. Dat van hun was ook
beter en moderner dan het onze.
Natuurlijk ging ik ook op bezoek bij de schepen. Veel marine luchtvaart vaart personeel met de hun
Advenger vliegtuigen aan boord, die ook op de Doorman als squadron waren gestationeerd, kwamen hier ook
veel op onze vliegbasis. Ik kende natuurlijk heel veel van deze mensen. Natuurlijk werd er onderling
ook over de Nieuw-Guinea politiek gesproken, met vertrouwelingen. Je moest inderdaad wel eens uitkijken
wat je zei en tegen wie, en hoe je het zei. Als er iemand bij zat van de inlichtingendienst, kon het zijn,
dat je een dag later hierover werd verhoord. Die gasten vonden het altijd maar raar, als je een mening
had, dat iets tegen de moment opname en geest van de overheid inging. Maar natuurlijk heb je ook een
goede inlichtingendienst nodig. Met één ding waren wij het als beroepsmilitairen altijd wel met elkaar
eens. Wij hadden de politieke beslissingen maar uit te voeren, wat ze ons ook opdroegen. Dat stond
buiten kijf. Of dat nu leuk of niet leuk was. Ook al had je twijfel aan de bekwaamheid, kwaliteit, kennis
en het leiderschap van zo’n beslisser. Je hebt je opdrachten maar uit te voeren, daar ben je militair
voor. Hoe dom dat ook klinkt. Op dat gebied moeten alle koppen wel dezelfde richting uitkijken, anders
heb je aan elkaar geen houvast meer. Hoe erg het ook is. Je terugtrekken, omdat je het ergens niet mee
eens bent, is er dan niet bij. En dat is maar goed ook. Maar het is wel gek, als je in een dergelijk
situatie zit, dat onderwerp toch ondergeschikt moet stellen. Je gaat en moet meedoen en
meedenken. Je gaat de binnenlandse en wereld politiek en problematiek meer volgen. Meer lezen en
luisteren naar elkaar en relativeren. En of er meer vergelijkbare onderwerpen in de civiele sector
ook voor kunnen komen.
Maar het bleef een beroep waar ik in zat, waar je wel eens orders dient uit te voeren, die helemaal
tegen je zin en of geweten in gaan.
|