|
Richard de Vries - EEN VETERAAN VERTELT
DEEL 4 DE NIEUW - GUINEA PERIODE OKT. 1959- APRIL 1961
Hoofdstuk 1. DE NIEUW- GUINEA PERIODE. Van oktober 1959 t/m april 1961. Mijn
tweede uitzending.
pagina 7
Eind november had ons squadron een algemene inspectie. Dan komen er van buiten het squadron een
aantal rapporteurs. Dan is het voor die tijd een week lang poetsen, repareren, de vliegtuigen
wassen, de gebouwen en kantoren een schoonmaak beurt geven, administratie en de logistieke zaken
op order brengen. Natuurlijk eerst ook nog een uitgebreide voor inspectie van je eigen squadron
commandant op tenue en zindelijkheid. Een dag daarna de echte inspecteurs. Je moest met zijn allen
aantreden voor het hoofdgebouw. Dan ging de kolonel met zijn eerste officier elk manschap in
aangetreden houding bekijken op algemene netheid.
De inspectie was voor het squadron goed verlopen en iedereen weer blij. Als waardering kregen we
een halve dag vrij.
Martin Mariner Drama.
15 december 1959 zou de commandant met zijn bemanning weer een patrouille vlucht van enkele dagen gaan
maken over Nieuw-Guinea. Koelhuis zat ook in die bemanning. Hij zei die avond daarvoor in de kantine tegen
mij: "Joh vraag of je mee mag, dit is een prachtige gelegenheid, om veel ervaring op te doen. En we maken
een prachtige trip van misschien wel een week over dit land." "Daar voel ik wel iets voor, ik zal me er
maar op voorbereiden wat ik mee moet nemen,"zei ik.
Ik nam ’s morgens mijn spulletjes mee om met die trip mee te gaan, dat leek me wel wat. Ik ging
gelijk naar bureau vliegdienst om te vragen of ik mee mocht. De commandant werd hierover ingelicht.
Hij had geen bezwaar. Daarna moest ik naar de technische officier om te gaan vertellen dat ik misschien
een week weg zou zijn. Het vliegtuig zou om 9.30 vertrekken, het was al 8.30 uur. In eerste
instantie zei hij: "Dat is goed". Ik zo snel mogelijk uit zijn kantoor, om naar dat vliegtuig te gaan om
de collega’s te helpen en te vertellen, dat ik mee mocht.
5 minuten voor vertrek stapte de gehele bemanning in. Toen kwam de technisch officier Agema
persoonlijk naar mij toe en zei: "Sorry, het gaat voor jou deze keer niet door omdat er in de hangaar
op één van de vliegtuigen een motor moet worden verwisseld. En ik wil, dat jij daar alle aandacht en
inzet aan besteed t/m het proefdraaien en het opmaken van het test rapport. Dat heb jij namelijk nog
niet geheel uitgevoerd in de tijd dat je hier zit. Volgende keer beter. Ik zal de commandant hierover
zelf wel inlichten."
Ik was er even stil van en inwendig kwaad. Maar hij had gelijk. Ik was toch zelf de man, die had
gezegd, de technische zaken eerst goed te willen leren, voordat ik ging vliegen.
Ik werd dus gelijk ingedeeld bij de verwisseling van die motor en het vliegtuig vertrok zonder mij.
Twee dagen later op 17 december 1959, kwamen we ’s morgens aan op het vliegveld. We moesten aantreden
zoals altijd voor appèl. De dienstdoende officier van de wacht Ltz. Koning, liep maar zenuwachtig heen
en weer te draaien met een opgewonden kop, die normaal al dik was. Hij ging naar het kantoor van de
technische officier en die kwam toen voor de groep staan en zei:"Ik heb een hele nare mededeling, de
Martin Mariner met commandant Adriaanse en zijn bemanning zijn verongelukt bij Fak- Fak. Hoeveel
slachtoffers hierbij zijn gevallen weten we nog niet." Het was even stil. Maar ik was even helemaal
stil. Ik was de persoon die vijf minuten voor het vertrek door de technische officier er uit gehaald
was. Ik mocht van hem niet mee. Ik dacht aan de commandant, waar ik een heel gesprek mee had gevoerd,
een aantal weken geleden, over het vliegen op dit toestel als bemanningslid. Hij was nu dood. En aan
Koelhuis die me gevraagd had, mee te gaan -- en de anderen, die in die kist zaten, waar ik vele
belevenissen mee had gedeeld door de jaren heen.
Ik ging een half uur later naar de technische officier en zei tegen hem:"Mijnheer ik weet
niet wat ik tegen u moet zeggen." "Ik ook niet, laten we beiden maar zeggen, dit was Gods wil, meer
niet. Wat hier is gebeurd, is heel erg voor deze mensen, maar ook voor het squadron. We moeten door.
We drinken vanavond elk een biertje, denken dan even over ons en aan elkaar -- en de anderen -- en
dan --- moeten we weer verder", zei hij.
Ik dacht die man is wel hard, maar heeft natuurlijk gelijk. Zo is het militaire leven en zeker
in de vliegerij. Hij had tijdens de oorlog ook veel meegemaakt als militair.
De andere dag hoorden we dat 3 van de acht man het hadden overleefd. Ze werden door de Papoea’s
met hun prauwtjes uit het water gered. Ze waren wel gewond. De overlevenden waren: Koelhuis, De Bruyn
en Slikker. De Bruyn heeft later tijdens zijn pensioen, dat hele verhaal over dat ongeluk en de redding
nog eens gepubliceerd. En is ook nog eens terug gegaan naar die Papoea stam.
De politiek in Den Haag had nu ook een groot probleem. De bemanningen wilden hier in Nieuw-Guinea,
in meerderheid van stemmen, niet meer vliegen met dit type vliegtuig,dat al zo veel ellende had
voortgebracht bij de marine luchtvaartdienst de laatste 3 jaar. Maar wat dan wel - en wat nu?
Er moest iets gebeuren, Militair gezien betekenden we eind 1959 voor wat betreft de verdediging
en aanvalskracht van dit land, ter zee en in de lucht, al totaal niets meer voor Indonesië. We hadden
gewoon geluk, dat ze ons militair gezien toen niet aanvielen. De Indonesische bevolking is over het
algemeen, vriendelijk en vredelievend en gelukkig dat de leidinggevende figuren in 1960 geen
moordlustige plannen hadden om Nieuw-Guinea gewapenderhand te veroveren. We waren in 1960 gewoon nergens
in vergelijking met hun snel groeiende bewapening en buitenlandse hulp. Maar andersom gezien, geloof ik,
dat Jan Pieterzoon Coen die ongeveer 400 jaar geleden Ned. Indië had ingenomen voor Nederland, ten koste
van duizenden slachtoffers, wel tot de aanval was over gegaan. Daar bij de vraag: Zijn christenen of
waren christenen wreder dan moslims. Of is het omgekeerde waar? Het is maar hoe je het bekijkt en wilt
zien. Ik dacht wel eens: "Het zijn goede doordenkers daar, ze krijgen het gebied toch. Waarom
bloedvergieten."
Een paar kopstukken kwamen vanuit Holland over, om de zaak te bespreken, nu het grootste amfibievliegtuig
dat de marine ooit heeft gehad, bij het grootste deel van de vliegende bemanningen, het vertrouwen had
verloren en ze er niet meer mee wilden vliegen. Conclusie van de commissie na een maand heen en weer
praten was: "stoppen" en zo snel mogelijk een vervanger zoeken.
Het werk aan deze kisten ging voor ons gewoon door, tot de definitieve beslissing viel.
Natuurlijk was het voor velen een opluchting, dat ze met deze doodskist stopten.
De feestdagen waren weer achter de rug. Met de kerst in 1959 hadden we een uitgebreide maaltijd. Twee
dagen lang goede voeding en drinken. De kerkdiensten op de basis werden ook goed bezocht en met Nieuwjaar
was het eten eveneens goed verzorgd en werd er veel aan sport en spel gedaan.
Het was januari 1960 en de beslissing in Den Haag was genomen. De Martin Mariners gingen niet meer de lucht
in en er werden 4 oude Dakota’s van de Koninklijke Luchtmacht geleend om de hier opgedragen taken met
vliegtuigen zoveel mogelijk te kunnen uitvoeren.
Er moesten dus vliegers en bwtk’s van hier naar Holland om met dat vliegtuig te leren vliegen en
ze daarna over te vliegen naar Biak.
Een ieder stond te trappelen om voor deze opdracht naar Holland te gaan. En om die opleiding op
vliegveld Ypenburg bij Den Haag te mogen volgen ( geschatte duur daarvan 2 maanden). Natuurlijk ging ik
hiervoor ook naar de technisch officier en vroeg hiervoor in aanmerking te mogen komen. Ik vertelde mijn
verhaal dat mijn vrouw in verwachting was en rond april moest bevallen. En ik woonde ook dicht bij
vliegveld Ypenburg. Namelijk in Wassenaar.
Maar het antwoord op mijn vraag aan hem was een domper voor me. Ik liet dat met een gezicht
uitdrukking ook heel goed aan hem merken. Hij zei namelijk: "Neen, jij bent hier nog geen 3 maanden De
Vries. Daarbij ben je nog een jonge hond. De getrouwden met kinderen gaan voor. Ik hoop dat je daar ook
begrip voor op kunt brengen. Maar ik zal je voor de Dakota, hier theoretisch goed op laten leiden in de
periode dat een deel van onze bemanningen in Holland wordt opgeleid. En wel bij de Kroonduif, die vliegt
hier ook met Dakota’s, dat weet je. Daar krijg ik alle medewerking van, om een aantal van onze mensen,
daar op te laten leiden. En daar behoor jij bij." Daar kon ik het mee doen. Natuurlijk een
teleurstelling. Maar ik was wel de jongste en zat er inderdaad net 3 maanden, daar had die oude baas wel
gelijk in.
|