Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



  naar vorige pagina naar volgende pagina

Richard de Vries - EEN VETERAAN VERTELT

DEEL 4 DE NIEUW - GUINEA PERIODE OKT. 1959- APRIL 1961

Hoofdstuk 1. DE NIEUW- GUINEA PERIODE. Van oktober 1959 t/m april 1961. Mijn tweede uitzending.
pagina 4

Ik had vrede met dit gesprek en ik wilde er voor gaan. Ook kon ik me voorstellen, dat een aantal getrouwde bemanningsleden hun brevet hadden ingeleverd en een aantal een grond baantje hadden gekregen om verschillende redenen. Je moet nu eenmaal voor dat werk staan, anders kun je een gevaar voor een ander zijn.

paalwonigen

Wij werden elke dag met een opstapwagen heen en terug van de marinebasis naar het militaire vliegveld Boroekoe gebracht, wat in het verlengde lag met het burgervliegveld Mokmer. De ‘Kroonduif’, een civiel bedrijf, verzorgde vandaar uit de civiele binnenlandse vluchten met het type Dakota vliegtuigen. De KLM kwam daar maximaal 2 keer per week met zijn vliegtuig type ‘Super Constellation’ landen, op door reis naar Australië enz. Vertier was er buiten de marine basis niet veel. Er liep een verharde weg naar de vliegvelden. Dan kwam je nog een militair tehuis tegen, waar veel gebruik van werd gemaakt door de militairen van alle krijgsmacht onderdelen. Langs die weg van ongeveer 3 kilometer, kwam je een aantal Chinese toko’s tegen, die de het verkoop- en inkoop-monopolie van veel goederen in handen hadden. Daarbij overal de Papoea kampongs. De meeste aan en op het water, waar de mensen in paal hutten woonden. Na een paar weken had ik in mijn vrije tijd, al heel wat van dit eiland gezien. Ik ging ook veel alleen op sjouw. Dan voelde ik me wat vrijer om de zaak te bekijken. Velen bleven binnen de basis en hoogstens een keer per week naar het militaire tehuis. Velen gingen uit angst al niet te ver buiten de poort, in hun vrije tijd.

Als ik dan zo om me heen de zaak observeerde, bij deze eenvoudige mensen met hun cultuur, dan hebben wij ze de laatste 20 jaar als buitenlanders naast de goede dingen ook veel angst en ellende bezorgd. Dit volk komt zelf helemaal niet vijandig over. Dat is aan vele dingen te merken. Je merkt ook dat ze intelligent zijn, in hun doen en laten en weten te overleven in hun wereldje. Mijn collega’s waren het daar ook vaak mee eens.

Ik heb de grotten gezien waar de Amerikanen de Jappen met o.a. vlammenwerpers doodden. En al dat oorlogstuig, wat nog langs de beach lag, en de landing en startbanen. Het was niet iets om trots op te zijn, wat de buitenlanders hier in dit land de laatste 20 jaar hadden gedaan.

In de wereld politiek was om dit land al veel te doen de laatste 8 jaar. Nederland ging nu pas iets voor ze doen: wat bestuursrecht geven en de mensen opleiden. Tot nu toe bleek er in dit hele grote land, nog maar één Papoea een universitaire opleiding had genoten. De leuzen van onze minister van buitenlandse zaken Luns waren prachtig, o.a. : "Wij willen dit volk opleiden en ze het recht geven tot zelfbeschikking, als ze daar rijp voor zijn. En het niet door Indonesië laten innemen", zei hij. Het was allemaal om te lachen natuurlijk.
Er bleek wel veel rijkdom in de grond te zitten, maar geen één grote maatschappij durfde het aan om hier te gaan investeren, zolang de Hollanders er bleven. Maar ook niet vanwege de afwezigheid van een betrouwbaar en voldoende geschoold bestuursapparaat. Dat is natuurlijk ook wel het eerste vereiste, als je iets wilde ondernemen als groot bedrijf in dit grote junglegebied. Met die vele onzekerheden hier, liep dat ondernemen erg stroef. Daarbij met het volk, met zijn vele stammen, met allemaal een verschillend gedrag en regels binnen die stammen en taalgebruik, valt natuurlijk ook moeilijk te werken.

"Een groot land en rijk aan grondstoffen", las ik wel eens in een blad, maar waar Nederland de laatste 50 jaar eigenlijk geen donder mee heeft gedaan. Ze verdienden dan ook in de wereldopinie niet meer dan: vertrekken.
Ik kreeg zelf wel eens het gevoel van: Nederlanders willen heus wel, maar het is een te klein land, om die taak op je te nemen.
Er is natuurlijk ook wel goed werk verricht.

vliegtuigtransport per boot Het werk was zo gepland dat ik de eerste 6 weken periodiek onderhoudswerkzaamheden aan de Martin- Mariner in de hangaar moest doen. De Martin-Mariner was een groot 2 motorig vliegtuig. Die tijd had ik ook echt hard nodig om een redelijk inzicht van het vliegtuig te krijgen v.w.b. de technische zaken. Wij werkten van 8.00 tot 14.00 uur en om de 4 dagen had je een wachtbeurt aan de poort of patrouilledienst op het veld. Dat was hoofdzakelijk van ’s middags van 14.00 tot de andere dag 0.800 uur. Daar zat wel eens een vrije prik bij. Ook werd in die regeling indien nodig, wel eens een verandering gebracht. Maar wacht betekende tevens slapen in het wachtlokaal bij de ingang poort, waar de ratten je ook nog wakker hielden, als je in de nachtelijke uren, een paar uur mocht c.q. kon slapen.
De Patrouille dienst bestond uit, o.a. met zijn tweeën op de fiets ’s nachts in het pikkedonker, 2 uur lang langs de start- en landingbaan en hangaars je controle werk doen. Daarna was je 4 uur vrij en dan mocht je in het wachtgebouw blijven. En dan weer op patrouille met de fiets, zaklamp en een wapen bij je.

Het werken aan vliegtuigen beviel me goed. En een leven met wat spanning ook. Er was in de hangaar veel bedrijvigheid. Buiten de vliegtuigen die er stonden voor hun periodieke inspecties c.q. reparaties, stonden er ook vliegtuigen die groot onderhoud hadden gehad in Holland. Die waren per boot gearriveerd en moesten hier worden voorzien van vleugels. Voorheen vlogen deze vliegtuigen, die aan zo’n groot onderhoud toe waren naar Holland. Maar er waren zo al een paar verongelukt onderweg naar Holland. En men mocht bijna nergens meer onderweg landen, in verband met de politieke situatie om dit gebied. Daarin werden de Hollanders in het buitenland steeds minder gesteund.

Er waren maar weinig officieren en onderofficieren die hun gezin hadden laten overkomen. Ik moet zeggen, hij die dat wel had gedaan, daar hadden ze aardige en ruime bungalows voor gebouwd.
Biak BeachOntspanning was hoofdzakelijk naar de marine basis beach, waar nog een paar patrouille boten lagen en wat afgedankt oorlog materiaal. Je had daar een leuk strandje. Niet zo breed. Ongeveer gemiddeld 30 meter. Het water is er natuurlijk heerlijk en helder. Je kon dan de schaduw vinden onder de hoge palmbomen met zijn grote kokos noten. We zagen altijd kans om een paar van die vruchten te plukken. Ze waren groot en groen. Als je er een gat in maakte kon je de melk die heerlijk koel was opdrinken. Je moest er alleen niet te veel van drinken, want dan kreeg je daar een raar slap gevoel van in je knieën.
Ook werd er door de jongens hier van alles geïmproviseerd. Er werden bootjes en vlotjes gemaakt van al dat oorlogsmateriaal, wat langs die lange beach te vinden was. En daar was ik ook regelmatig bij. Verder natuurlijk het volleybal, wat meestal na 4 uur werd gespeeld, i.v.m. de hitte. En natuurlijk voetbal tegen de verschillende krijgsmacht onderdelen. Het was wel link, want de grond was nogal hard. Je zat snel met open wonden als je viel.Volleybal bij de barak
En dan hadden we ’s avonds het open lucht theater/ bioscoop, waar dan de nieuwste films die de KLM meebracht, werden getoond. Maar het kwam wel eens voor, dat zo’n KLM toestel 10 dagen weg bleef. Dan ook geen post en nieuwe film. Dan werd de oude film voor de tweede of derde maal gedraaid. In de vrije middag- of avond uren, was het meestal ook schrijfwerk naar huis, omdat je zelf ook blij was, als het vliegtuig op Biak landde, dat er post voor je was. Dat gebeurde maximaal 2 keer per week. Altijd een emotionele gebeurtenis. De Lockheed L-1049 Super Constellation van de KLM kwam meestal in de avond landen, omstreeks 10 uur. En vertrok dan weer midden in de nacht. Die momenten lag of zat je stijf in je bed van het lawaai. Dat grote vliegtuig kwam rakelings over onze barak.
Een ieder keek uit naar zijn post, die meestal al een uur na de landing bij ons werd gebracht door de militaire postbode. Na te zijn uitgedeeld was het stil op de kamer. Voor de één een glimlach, voor de andere niet. En hij die niets had ontvangen, een wrang gezicht. Een steeds weerkerend tafereel, als de post werd uitgedeeld en de stemming daarbij.

  naar vorige pagina naar volgende pagina

Richard de Vries - EEN VETERAAN VERTELT

Reacties op dit artikel via het prikbord