Mijn nieuwe thuisland Nieuw Guinea (vervolg)
Hoewel er een passangrahan aanwezig is, verbleven de heren
Mensingh en Mulder met dochter Maud bij de familie Veer in huis.
Ook aten zij daar samen met de andere groep jongens. En dat vond
ik echt flauw van Dhr. Veer. Waarom daar onderscheid gemaakt
wordt is mij niet duidelijk. Deze groep jongens was samen met de
familie Veer uit Bandoeng naar Nieuw Guinea gekomen en kregen
een betere behandeling. Eten en douchen, doen zij bij de familie
Veer thuis. Ze slapen op veldbedden en onder een klamboe,
gescheiden van ons. En zij blijven in Saowi werken. Terwijl wij
allemaal in Manokwari moeten arbeiden.
Elke ochtend na het ontbijt wordt onze groep om 07. 00 uur naar Manokwari gereden. En tegen 17.00 uur keren wij weer huiswaarts.
Tegen de schemer zijn wij eindelijk thuis en krijgen dag in en
uit hetzelfde eten van Dhr. Mensingh voorgeschoteld. Het
middageten dat hij kookt, wordt door de chauffeur naar Manokwari
gereden. Alleen krijgen wij naast de sayur kangkung als
bijgerecht cornedbeef of vis uit blik erbij.
In
de weekenden gingen Ferry, Rudy en ik de bush in. En tijdens
onze zwerftochten troffen wij een oude verlaten tuin. Hoewel het
door onkruid overwoekerd was, zagen wij daar de kecipierplant in
volle bloei. De kecipier is een soort boon die als groenten
gegeten kan worden.
De peulen zien er uit als op bijgaande foto is afgebeeld.
Ook stroomt er een beekje waarin zoetwater garnalen in leven.
Door het maken van een fuik konden wij wekelijks garnalen
vangen. Het maken van zoŽn fuik heeft Karel Sieberichs mij toen
geleerd. Zowel de kecipier als de garnalen zijn voor ons menu
een aanwinst. De garnalenkoppen verwerken wij met restant rijst
tot een soort trassi om sambel van te maken. De caberawit groeit
er in het wild. En als men die rawit met trassi en wat zout fijn
wrijft, heb je sambel. Lekker bij de rijst en groenten.
Op zeker moment kwam ik er achter dat die andere groep jongens
iedere zaterdag een reep chocolade uit foodpackets kregen. Ik
kwam daar achter toen Tijn Pikart een neefje van Dhr. Veer aan
een reep chocolade knabbelde. Hij schrok wel toen ik hem daarop
betrapte. Hij vertelde mij toen, dat hij en die andere groep
jongens elke zaterdagmiddag na het eten een reep chocolade
kregen.
Toen ik dat hoorde, vond ik het een rotstreek van Dhr. Veer. Ik
bekokstoofde met Ferry Brinkman een plan om ook eens in de week
bij nacht de voorraadtent in te sluipen om chocoladerepen weg te
halen.
Alleen bleef het later niet bij chocoladerepen. Ook blikken met
vleeswaren nam ik mee als aanvulling op ons menu.
Doch drie maanden later, werd de hele voorraadtent naar het
achtererf van de familie Veer verplaatst. Waarschijnlijk waren
zij er achter gekomen, dat de voorraad lekkernijen vlug aan het
slinken was.
Toen Eddy Veer de zoon van onze werkgever naar twee jongens
zocht om hem in de tuin te helpen, hebben Ferry en ik ons
daarvoor opgegeven.
Wij moesten hem in de tuin helpen met het verbouwen van de
kedelé (sojabonen) en het planten van cassave en andere soorten
knolgewassen En ook moesten wij het bos achter de tuin
ontginnen. Dat soort werk beviel ons beiden wel. Het was zwaar
werk, maar toch leuker dan in de bouw. Daarnaast leverde het ook
voordelen op. Wij waren eigen baas en bepaalden zelf hoe wij het
aanpakten. Bovendien konden wij onze honger stillen door cassave
of zoete aardappelen te roosteren. De groenten die wij daar
plantten waren de kacang pandjang (kousenband) en de bajem
(spinazie). Maar dat soort groenten, zagen wij nooit in ons
menu. En daarom namen wij het geregeld stiekem mee naar huis.
Tijn, is de persoon, die dagelijks belast was met het plukken
van kangkung in het wild.
Daarnaast moest hij dagelijks de mandibakken bij de familie
thuis vullen. Ook de vaat afwassen behoorde tot zijn dagelijkse
taak. En niet te vergeten de geiten hoeden die de familie Veer
daar heeft rondlopen.
Ik had wel medelijden met die jongen. Maar ondanks dat heeft hij
het qua verzorging beter dan wij.
Reacties op dit artikel via het forum
|