Mijn nieuwe thuisland Nieuw Guinea
Een maand voor de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië
kreeg ik te horen, dat er voor de Indo Europeanen een
mogelijkheid bestond om van Nieuw Guinea een thuisland voor ons
te maken. Hoewel ik weinig van het eiland afwist, was ik er voor
te porren om die uitdaging aan te gaan. Maar hoe die uitdaging
precies zou uitpakken, wist ik niet. Ik wist alleen dat Nieuw
Guinea een ruig onontwikkeld land was. En wij zouden als
voortrekkers pionierswerk moeten verrichten.
Toen een collega, Henk Kimmel genaamd, met het nieuws kwam
dat er een mogelijkheid bestond om voor de soevereiniteit
overdracht naar Nieuw Guinea te gaan, was ik enthousiast. De
reden van die blijheid was, dat verhalen de ronde deden dat de
Indo Europeaan in Nieuw Guinea terecht kon omdat het de enige
resterende deel van Nederlands Oost Indië was, dat niet aan
Indonesië zou worden overgedragen. Voor Indo Europeanen die niet
naar Nederland wilden komen en zich ook in Indonesië niet meer
wilden vestigen, was dat eiland de aangewezen plek om er met
hard werken een thuisland van te maken. Een thuisland waar wij
vrij zouden kunnen leven en wonen.
Die gedachte alleen dat de mogelijkheid voor mij bestond,
heeft mij en enkele collega’s ertoe gebracht om via Dhr. Van
Houten naar een job in Manokwari te solliciteren. Op die
voorlichtingsavond werd ons het één en ander verteld. Wij zouden
een vrije overtocht, onderdak en verzorging krijgen. Voor het
werk dat wij daar zouden verrichten zouden wij een soldij
krijgen van 50 centen per dag. Ons werd toen ook duidelijk
gemaakt dat er een mogelijkheid bestond om later familieleden
naar Nieuw Guinea over te laten komen. Nou en dat laatste gaf
mij eigenlijk de doorslag om die uitdaging aan te gaan. Samen
met 4 andere collega’s vroegen wij per 20 december 1949 ontslag
uit Politiedienst.
In
Mr. Cornelis deed ik op Politie Sectie 7 dienst als
Verkeersagent. Op de foto zit ik op mijn fiets naast Eduard
Dengering.
Ik nam begin juni 1947 bij de CP dienst. En werd op
het Politieposthuis in Manggarai gestationeerd. Medio mei 1947
kwam ik net uit het Indonesisch kamp Gandjoeran. En werd in het
opvangcentrum van het Rode Kruis Minangkabauw te Batavia
ondergebracht. Omdat het Rode Kruis mijn ouders niet konden
traceren nam ik het besluit om bij de CP dienst te nemen. En
sinds die tijd was ik Politieman geworden.
Omdat wij op 24 december 1949 moesten vertrekken, namen nog 4 collega’s
samen met mij op 20 december 1949 ons ontslag. Onze sectiechef
was toen CvP.2. (Commandant van Politie 2e klasse)Meis. Hij is dezelfde CvP. Meis van Hollandia,
(lees volgende deel) die daar de leiding had bij de eerste cursus voor Hoofdagenten.
Met de ms. “Waibalong” een KPM-er, zouden wij op 24 december vanuit Tandjoeng Priok richting Nieuw Guinea uitvaren. Dat ontslag
kregen wij, en van CvP. 2 Meis, mochten wij tot die datum in
de Kazerne blijven wonen. Op 24 december 1949 werden wij zelfs
met vervoer van de Politie naar de haven van Tandjoeng Priok
gebracht.
Op weg naar Nieuw Guinea deed de Waibalong Semarang en
Soerabaja aan om goederen en passagiers op te halen. Maar van
Soerabaja uit voeren wij rechtstreeks door naar Manokwari.
Bij het inschepen in Tandjoeng Priok werd ons gezegd, dat de
hutten aan boord alleen voor gezinnen bestemd waren. Vrijgezellen
moesten zich op het dek nestelen. Doch Rudy Toorop en ik vonden in de
gang van de kombuis een plaats waar wij op een kist met al ons
hebben en houden konden slapen. Daar lagen wij beter beschut
en ook warmer dan op het dek. Een deken hadden wij dus niet
nodig. Terwijl de mensen op het dek, wel een deken moesten
gebruiken als zij gingen slapen.
Gelukkig was het weer gedurende
de reis gunstig. Alleen in de buurt van Sorong kregen wij in de
nacht storm.
Ik weet alleen dat ik zeeziek werd. Het was echt
geen pretje. Zij die op het dek sliepen kregen veel water en
moesten in verschillende ruimten schuilen.
Reacties op dit artikel via het forum
|