Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


  naar vorige pagina naar volgende pagina

Guus Ramaekers - Een nieuwe start in Seroei - pagina 3

 

Een nieuwe start in Seroei (vervolg)

Plaatsing in Biak was een uitdaging.

Voor mij was die plaatsing in Biak een uitdaging. ACAP had mij namelijk in Seroei benaderd en mij gepolst of ik in Biak een Mobiele eenheid wou opstarten. En daarom mocht ik na aankomst in Biak zoals afgesproken, een maand lang de manschappen van het detachement observeren. De bedoeling hiervan was, dat ik dan een 12 tal agenten zou mogen uitzoeken om een Mobiele groep op te zetten. Afgesproken was, dat ik mijn manschappen zelf zou mogen werven en ook de bewapening van de groep zelf zou mogen vast stellen. Van de 12 politieagenten mag 1 de rang van Posthuiscommandant hebben. Na de uitgekozen jongens uitleg gegeven te hebben, wat de taken van deze nieuwe groep is, heb ik nadat zij het met de voorwaarden eens waren, hun namen aan ACAP doorgegeven.
De groep bestond uit 5 Biakers, 4 Noemforezen en 3 Waropenners. En voor de bewapening heb ik een BAR, 1 PM(pistool mitrailleur), 2 Revolvers en 11 Jungle karabijnen gekozen.
Mijn eerste taak was, om deze drie verschillende bevolkingsgroepen tot een hechte eenheid te vormen. Het lukte mij door steeds erop te hameren, dat wij als groep elkaar moeten kunnen vertrouwen om datgene te bereiken, waar wij later trots op mogen zijn.

De eerste weken heb ik ze discipline, exercitie en het schieten bijgebracht, omdat ik dat echt nuttig vond. VPTL oefeningen en dagmarsen kwamen op de tweede plaats. In het begin wist ik eigenlijk niet precies hoe ik die groep moest opleiden. Want ook ik heb nooit een militaire opleiding genoten. Die VPTL oefeningen die ik op de politieschool had genoten, betekenden eigenlijk niet veel. Maar toch wilde ik van deze mannen een bijzondere politiegroep maken waar anderen tegen opkijken. Het moest een groep zijn die op de eerste plaats alle politietaken zou kunnen uitvoeren en indien nodig als militairen zouden kunnen optreden. Zij moesten fysiek sterk zijn en een goed uithoudingsvermogen hebben. Gericht schieten uit verschillende houdingen moesten zij in elk geval kunnen. Daarom kregen zij elke week schietoefeningen. Het mooiste is, dat ik als groepscommandant de vrijheid van ACAP heb gekregen om op mijn eigen manier de groep tot een soort keurkorps van de politie op te leiden.

Gelukkig kreeg ik bij gelegenheid van de Boeroe infiltratie de kans om dat te bewijzen. Een kapitein van de MID(militaire inlichtingen dienst) benaderde mij. Hij vertelde mij wat er allemaal gaande was. En vroeg mij of ik gezien mijn ervaringen in de Wandamen ook op de hoogte ben van het achterland daar. Toen hij mij vertelde dat de infiltranten waarschijnlijk via het gebergte naar het plaatsje Steenkool zouden trekken, vond ik dat vreemd. Ik vertelde de kapitein, dat ik daar anders over dacht. Vooral omdat de infiltrantencommandant een Papua is. Ik vertelde hem dat hij eerder naar kampong Kwatisore of Wanggar zou trekken. Dat gedeelte waar zij het land binnen zijn gevallen is het smalst om van Zuid naar Noord te komen. Maar ja wie was ik om hem dat allemaal wijs te maken. Ik als politieman heb toch een ander kijk op de zaak dan een militair. In opdracht van Commissaris Post die in Wasior aanwezig was moest ik met mijn groep twee geweergroepen van de Marine o.l.v. een kapitein der Mariniers via kampong Amboemi naar het Sembagebied vergezellen. Daar zou mijn groep verkenningen uitvoeren terwijl de mariniers daar klaar staan om indien nodig in te grijpen.

Uit Manokwari kwam een dag later een politiepatrouille o.l.v. Ha.1 E. Toorop. Ook die groep was daar om met ons verkenningspatrouilles te doen. IvP.2 Pöttger die met de groep Toorop was meegekomen, was in Semba de aangewezen commandant over beide groepen. Drie dagen lang liepen wij vergeefs naar sporen en inlichtingen te zoeken. Totdat wij op de vierde dag plotseling bericht kregen dat in de omgeving van de Jamoer vreemdelingen waren gesignaleerd. Moesten wij hals over kop naar Wasior terug keren. Groep Toorop ging terug naar de plaats waar ze vandaan kwamen.

Vanuit Wasior werden wij samen met de Mariniers met een Landingsvaartuig naar Nabiré overgebracht. Intussen waren daar ook al andere politiegroepen uit Hollandia, Biak en de Wisselmeren aanwezig om de infiltranten die zich intussen in twee groepen hadden gesplitst te lokaliseren. Mijn vermoeden dat de infiltranten richting Noorden trekken werd toch bewaarheid. Indien de MID naar mij had geluisterd, was die trip naar kampong Semba overbodig geweest en hadden wij minder tijd verspeeld om de infiltranten te grijpen. Veertien dagen waren intussen verspeeld. In Nabiré werd mijn groep bij de groep van IvP.2. Koopmans ingedeeld en samen trokken wij via kampong Wanggar langs de rivier het binnenland in. Wij kregen een stel dragers mee om tenten, een radiozender en voeding te dragen. De bedoeling was, dat wij de rivier zouden blijven volgen tot de splitsing aan de bovenloop. Maar op de derde dag wilden de dragers niet verder de rivier volgen. De reden van hun weigering was dat naar hun mening dat gedeelte van het oerwoud behekst is. Via een omweg, die ons ook naar de bovenloop van de rivier brengt, wilden zij wel gaan. Maar daar zouden wij veel tijd mee verspelen. Een minpunt was ook, dat wij de infiltranten zouden kunnen mislopen als zij de rivier naar de kust zouden volgen. En dat risico wilden wij niet lopen.

Besloten werd toen dat wij zonder de dragers de rivier naar de bovenloop zouden volgen. Alleen moesten wij dus nu zelf extra bagage dragen. Voeding, radioset, medicamenten en munitie waren de extra’s die wij zelf mee moesten nemen. Infiltrant met achter hem Henk Schotvanger De dragers moesten de goederen die wij niet zelf konden meenemen naar Nabiré terug brengen. De route die wij volgden was dicht begroeid en moeilijk begaanbaar. Door die dichte begroeiing moesten wij ons een weg banen. Bij alle rivier vertakkingen moest halt worden gehouden om naar sporen te zoeken. Dagen gingen voorbij en eindelijk troffen onze drie verkenners op de 7de dag een 5 tal vermagerde infiltranten. Zij waren aan de oever van de rivier aan het eten. Zonder een schot te lossen werden zij door de agenten overmeesterd. Later bleek pas dat één van die infiltranten er erg aan toe. Hij was door ondervoeding behoorlijk verzwakt en moest bij het lopen door zijn medestrijders ondersteund worden. Na het verhoor kwam aan het licht, dat de groep van 25 man zich aan de bovenloop van de rivier in tweeën had gesplitst om de Noordkust te bereiken. Vier van de groep van negen man waarvan wij er 5 gevangen namen, was door ziekte en verdrinking overleden. Om ons ervan te overtuigen dat zij de waarheid spraken hebben wij nog 3 dagen de omgeving afgezocht. Maar toen wij een dag erna bericht ontvingen dat de groep van Havp. 1 Henk Schotvanger de tweede groep infiltranten en de commandant hadden gevangen en wij er inmiddels ook zeker van waren dat alle infiltranten inderdaad gevangen genomen zijn, gingen wij pas terug.

Infiltrant met achter hem Henk Schotvanger.

De verzwakte infiltrant moest bij toerbeurt door agenten gedragen worden. Infiltranten aan het mandiën onder bewaking van een marinierHij kon amper staan. Maar op de 3de dag van de terugtocht heeft hij onderweg de geest gegeven. Als rustplaats hebben wij hem aan de oever van de kali begraven. Aan land konden wij hem niet begraven omdat wij geen pionierschoppen bij ons hadden. Voor de agenten die hem bij toerbeurt droegen, was dat een verademing. Als het aan de agenten had gelegen, dan hadden zij hem al in het bos achter gelaten. Want ook wij als groep waren erg verzwakt. Onze voeding was op en daarom waren wij op weg terug ook alleen aangewezen op wat het bos opleverde. Zowel jonge palmiet en bamboespruiten als het vruchtvlees van de notenmuskaatvrucht waren dingen die wij toen aten. En in Nabiré droegen wij de resterende 4 gevangen infiltranten over aan de Korps Mariniers, dat daar gestationeerd was.

Infiltranten aan het mandiën onder bewaking van een marinier.

Wat was ik blij, dat wij als groep zonder kleerscheuren weer op ons oude stekkie terug waren. Ik moet wel bekennen, dat het een zware klus was geweest. Vooral omdat wij alles zelf moesten sjouwen, moesten wij het kalmpjes aandoen met ons voedselvoorraad. In elk geval was ik dol blij dat wij als groep onze taken goed hebben volbracht. Voor mij en mijn groep was die opdracht een soort test, om te bewijzen dat wij als groep ook de militair-politionele zijde van het politiewerk beheersten. Want na ons terugkeren, kregen wij geregeld uitnodigingen van het Korps Mariniers om aan de grote militaire oefeningen deel te nemen. Wij kregen toen het gevoel, dat het Korps Mariniers onze aanwezigheid waardeerde. Bij dergelijke oefeningen werden wij in verschillende pelotons ingedeeld en kregen ook bepaalde taken toebedeeld.

Reacties op dit artikel via het forum

naar vorige pagina naar volgende pagina

Guus Ramaekers - Een nieuwe start in Seroei - pagina 3