|
|
De Marcus-zending in het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea(3) |
HERBERT EN MIENEKE MARCUS
De Doopsgezinde Vereniging tot Evangelieverbreiding besloot om Richard
Ernst Herbert Marcus als eerste zendeling naar Nederlands Nieuw-Guinea
te sturen. Herbert was in 1915 in Hamburg geboren. De familie Marcus
was deels van Nederlandse origine, want één van voorouders had zich in
de zeventiende eeuw vanuit Nederland in Hamburg gevestigd. Verder was
Herbert’s moeder, Cornelia Maas, Nederlandse. Zijn vader, Richard Marcus,
werd tijdens de Eerste Wereldoorlog krijgsgevangen gemaakt in Rusland. Na
die oorlog vertrok het gezin uit Europa en vestigde zich in Surabaya op Java,
waar Richard een betrekking vond. Herbert woonde er met veel plezier en
had veel prettige herinneringen aan zijn jeugdjaren. Zijn ouders scheidden
echter en Cornelia keerde met de kinderen naar Nederland terug. Hier bezocht
Herbert het Kennemer Lyceum in Overveen en hoopte hij op een betrekking
als chemisch analist. Toen dit niet lukte, besloot hij theologie te gaan
studeren. Inmiddels had hij ds. Lykele Bonga ontmoet, die doopsgezind predikant
was in Leiden. Bonga werd zijn vaderfiguur en doopte hem in de kerk
te Leiden. Toen Bonga later naar Leeuwarden verhuisde, trok Herbert met
hem mee. In 1937 ontmoette hij Hermina Frederika (Mieneke) van de Nieuwenhuizen
met wie hij in 1949 in het huwelijk trad en die later als arts met
hem naar Nieuw-Guinea trok.
Herbert voelde zich echt thuis in Nederland. ‘Mijn loyaliteit en denksysteem
waren door en door Nederlands’, schreef hij later. ⁵ Hij besloot dan ook
om Nederlands staatsburger te worden. Maar het naturalisatieproces duurde erg
lang en werd na 10 mei 1940 stopgezet. Hebert werd al snel opgeroepen
voor Duitse militaire dienst. Hij durfde niet te weigeren omdat hij zijn moeder
niet in gevaar wilde brengen. In februari 1941 reisde hij naar Paderborn,
waar de hekken van de kazerne - de ‘poorten van de hel’ zoals hij ze later
noemde - zich achter hem sloten. 6 Hij werd ingedeeld bij de Blauwe Dragoners en
diende vier jaar lang bij verschillende militaire onderdelen in Rusland, Polen,
Luxemburg en Frankrijk. Gelukkig was hij geen strijdend infanterie soldaat maar
had hij een ondersteunende rol en moest hij het leger voorzien van alles en nog
wat; later werd hij vrachtwagenchauffeur. Hij kon niet officier
worden, omdat hij geacht werd politiek onbetrouwbaar te zijn, en raakte
één keer gewond.
In mei 1945 werd hij krijgsgevangen gemaakt door de Geallieerden. Na
zijn vrijlating verbleef hij bij familie in de buurt van Hamburg. Vanwege de
anti-Duitse stemming kon hij niet zo maar naar Nederland terugkeren. Toevallig
ontmoette hij een Nederlandse officier die ook het Kennemer Lyceum
had bezocht. Deze maakte het hem mogelijk om begin 1947 naar Nederland
te gaan en Mieneke opnieuw te zien.
ZENDINGSWERK IN INANWATAN
Na zijn terugkeer in Nederland besloot Herbert zendingswerk te gaan doen.
Zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden hem veel geleerd
over de geestelijke noden van de mens en ook de toewijding van Russisch orthodoxe
geestelijken vormde een inspiratiebron. De Doopsgezinde Vereniging
tot Evangelieverbreiding wilde hem als zendeling in dienst nemen
na een opleiding in het Hervormde programma Kerk en Wereld te Driebergen.
Daarna zou hij nog een jaar naar de Zendingshogeschool in Oegstgeest
moeten. Intussen had Mieneke haar medische studie in Leiden afgerond. Ze
trouwden in 1949 en vertrokken in juli 1950 naar Nieuw-Guinea. Herbert
wilde erg graag naar Zuidoost-Azië terugkeren. Hij had daar naar zijn zeggen
de ‘gelukkigste jaren van zijn jeugd’ doorgebracht.
⁷ Ook beschouwde hij het
werk dat ze samen zouden gaan doen als een groot avontuur. Mieneke zou
hem steunen in zijn werk, dacht hij. Zij besloot echter om als arts te gaan werken
in Nieuw-Guinea en kreeg een contract van de Dienst Volksgezondheid.
Het ressort Inanwatan werd op 1 oktober 1950 officiëel als zendingsgebied
opgedragen aan Marcus. Dit district besloeg qua oppervlakte ongeveer een derde
van Nederland. Het had een bevolking van 50.000 Papoea’s, waarvan
de meeste behoorden tot de stammen Mybrit en Tehit. De Hervormde
Kerk had al vele jaren zendingswerk in dit gebied verricht. In 1950 waren er
twaalf gemeenten en 24 zogeheten zendingsposten. Er waren ook een aantal
scholen, die gesubsidieerd werden door de Nederlandse regering en beheerd
werden door zendelingen. In het begin woonden Herbert en Mieneke
in het kustdorp Inanwatan gelegen aan de zuidkust van de Vogelkop. Later
verhuisden ze naar Ajamaru, ongeveer 34 kilometer verder naar het noorden.
Tijdens die verhuizing werd Mieneke onwel door malaria en moest ze
gedragen worden. Nog later ging men naar Teminabuan, zo'n 80 kilometer
ten noorden van Inanwatan. Daar verbleven ze nog het langst in Nederlands
Nieuw-Guinea.
⁸
Het was Herbert’s doel om het evangelie naar de mensen te brengen en om een
fundament te leggen dat mensen zou bevrijden van ‘Christelijke tradities’,
terwijl het gebaseerd zou zijn op ‘elementaire Bijbelse ideeën’.9
Klik hier voor het Fotoalbum van Herbert en Mieneke Marcus
Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het
prikbord/forum.
|
De Marcus-zending in het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea(3) |
|