Indonesische infiltraties.
Niet lang daarna begonnen de infiltraties van Indonesië.
Gebeurde middels droppingen van parachutisten, die of dood gingen van de honger
of allemaal door onze militairen en politie werden gevangen en
dan bij mij in de gevangenis kwamen. Blij dat ze weer normaal
voedsel kregen en de ontberingen gauw te boven kwamen.
Gedropt
worden boven oerwoud van Nieuw-Guinea is geen lolletje. Een
ondoordringbaar bos wat niets aan voedsel oplevert behalve wat
slangen en een soort boomaapjes. Bevoorraad uit de lucht werden
ze niet en ze moesten maar proberen een guerrillaopstand op touw
te zetten.
Gelukkig waren de Papoea's pro ons en melden al gauw
aan onze politie en militairen dat er weer een groep Indonesiërs
was gedropt. Daarna was het al snel met de jongens afgelopen.
Liever door ons opgepakt dan verhongeren in de wildernis.
Toch
moest onze regering in 1962 de zaak aan Indonesië overgeven.
Nadat meneer Robert Kennedy een paar dagen in
Nieuw-Guinea was geweest en toen doorreisde naar vriend Soekarno
was de zaak gauw bekeken. Indonesië
was voor Amerika veel belangrijker dan Nederland, dat toch een
trouwe vazal van Amerika was.
Het Hoofd Gevangeniswezen was met verlof in Holland en
kwam niet meer terug en werd ik nog even waarnemend Hoofd
Gevangeniswezen.
Toen het beheer van Nieuw-Guinea door de
Verenigde Naties werd overgenomen moest ik alle infiltranten en
politieke gevangenen vrijlaten. Dit ging allemaal rustig omdat
ze door een functionaris van de UNTEA (Verenigde Naties) waren
toegesproken om vooral geen problemen te veroorzaken want dan
zouden ze direct weer worden opgepakt.
De vrouwen en kinderen
van het Nederlandse personeel waren inmiddels naar Nederland geëvacueerd.
Ik zat dus alleen in ons huis met onze honden Moortje en Scotty.
Onze hulp Sylviana hield de zaak schoon en zorgde voor het eten.
Van normaal werken kwam niet veel meer terecht en was voor mij
het wachten alleen maar tot alle personeelsleden van het
gevangeniswezen, die naar Holland wilden ook werkelijk waren
vertrokken.
Ik ben tot november 1962 gebleven en was de laatste
maanden de enige Nederlander die nog in Hollandia-Binnen over
was. Ik kreeg af en toe wel bezoek van ex-politieke gevangenen
en Papoea personeelsleden die zich afvroegen hoe het nu verder
met hun zou gaan. Vragen waarop ik uiteraard ook geen antwoord
op kon geven.
Omdat het administratieve apparaat door het
vertrek van het Nederlandse personeel in duigen dreigde te
vallen, haalde de VN maar alvast Indonesische krachten naar
Nieuw Guinea. Ook militairen kwamen er hoe langer hoe meer.
Jongens die hun ogen uitkeken omdat in de winkels nog van alles
te koop was, sigaretten, kleding, parfum, terwijl Soekarno had
verkondigd dat Nieuw-Guinea door de Blanda's was uitgemergeld.
Met het geld dat zij via 's landskas konden krijgen kochten ze
van alles en verzonden dit direct naar hun familie in Indonesië.
Toen mijn vertrek dichterbij kwam heb ik het rotste karwei
moeten uitvoeren, namelijk onze twee kerngezonde honden laten
afmaken. Dit was
altijd beter dat ze gewoon maar achterlaten zonder verzorging. Er liepen op straat broodmagere honden rond op zoek naar
restjes eten in vuilnisbakken, die leeg waren omdat iedereen al
vetrokken was.
Ik heb het gevangeniswezen overgedragen aan een Ambonese commissaris van politie die door de Indonesische
regering van Ambon was ontboden en op het vliegtuig naar
Hollandia was gezet. De
man wist niets van gevangeniswezen af en was helemaal niet
happy. Maar dat was
mijn zorg niet meer.
En weer terug in Nederland...
Op 2 november 1962 stapte ik op het vliegtuig naar Holland.
Lydia zat met de kinderen in opvangcentrum 'Nimmer Dor' in Doorn en
ik kwam daar dus ook. Niet
lang want we kregen al snel overplaatsing naar ‘Van Ouds het
Raadhuis’ in Overveen, een oud hotel waar wij met ons vieren
twee.......................
…..en hier eindigt de
biografie van Wouter Knuijsting plotseling, alsof de pen uit zijn handen
gevallen is. Hij heeft zijn belevenissen niet kunnen of willen
afmaken
Onderstaande
aanvulling is geschreven door zijn dochter Jacky Knuijsting :
Toen we in het pension in
Overveen zaten, had hij natuurlijk geen werk, 2 jaren lang heeft
hij moeten zoeken. Hij heeft op zeker moment o.a. een CV naar het arbeidsbureau
gestuurd en in zijn CV stond ook wat hij als hobby had in NNG:
voor ZIGO cabaretavonden verzorgen, dat hij mijn
moeder met haar balletuitvoeringen hielp: geluidsband maken en
het maken van de decors (hij tekende n.l ook erg goed).
Dankzij zijn hobby kreeg hij toen de baan (dat was
in die tijd
een afdeling van het arbeidsbureau) om feestavonden in Noord
Holland te organiseren, voor bedrijven of voor gemeenten.
Hij had een lijst met artiesten, waar hij contact mee opnam, een
contract mee afsloot etc. Het waren vaak nog onbekende
artiesten, maar ook vaak al beroemde. Hij ging naar de optredens om
te kijken hoe dat ging en of hij ze voor een volgende keer weer
kon plaatsten. Hij had dus veel contact met die artiesten, die
soms uit het niets bekend werden. Zo kan ik me herinneren dat
b.v Imca Marina (ken je die nog) hem vaak belde.
Toen deze
afdeling werd opgedoekt kwam hij op de afdeling"
werkzoekenden". Hij werd zeer gewaardeerd voor zijn goede
contact met de mensen die toch in een akelige situatie
verkeerden en voor zijn sociaalgevoeligheid. Niet verbazend
natuurlijk na die banen die hij in de tropen heeft gehad.
Reacties op dit artikel via het forum
|