De bevrijding en opnieuw internering
Van een extra bevrijding hebben wij niets gemerkt want op een
gegeven moment hingen er in het kamp bekendmakingen: Dat het
zijne keizerlijke hoogheid de Hirohitu had behaagd om aan deze
oorlog een einde te maken. Niets over het feit dat hij 2
atoombommen op Hiroshima en Nagasaki had moeten incasseren.
Het
voedselrantsoen werd meteen verdubbeld maar de opperbevelhebber
in Z.0. Azië Lord Mountbatten had bevolen ons in de kampen te
houden waar de Jappen ons nu moesten “beschermen”. Na
ongeveer een maand kregen een vriend en ik via inlanders bericht
dat onze vrouwen en kinderen vanuit een kamp in Midden-Java in
Soekaboemie waren aangekomen. Wij besloten ons niet langer te
laten beschermen en zijn toen gebolost’, onder het
prikkeldraad door het kamp uit. We zijn van Tjimahi naar
Bandoeng gelopen om daar de trein naar Soekaboemi te pakken.
Voor het eerst na drie jaar onze zuinig bewaarde schoenen aan
wat na eventjes lopen grote blaren veroorzaakte.
In Bandoeng bleek het station gesloten en besloten wij
naar Tjimahi terug te gaan. Halverwege arriveerde op een klein stationnetje een trein
richting Soekaboemi. We zijn ingestapt en zijn tussen alleen
maar verbaasd kijkende inlanders uiteindelijk in Soekaboemi
aangekomen. Waar ik dan ook mijn inmiddels 3 jaar geworden
dochter weer terugzag, waarmee de ontmoeting nu niet een bepaald
enthousiast weerzien was. Dat kon ook niet anders.
De volgende dag kwam ik in contact met een zekere Dr. Madjid
getrouwd met een Hollandse vrouw en hij verschafte mij namens
het Rode Kruis een kaartje, waarmee ik op het station mensen kon
opvangen die net als wij uit de interneringskampen waren
weggelopen.
Opvanger
Diezelfde dag ging ik op weg naar het station om
mijn taak als opvanger te beginnen. Toen ik op het stationsplein
aankwam stond dit vol inlanders gewapend met goloks (slagwapens)
en stokken en bleek ik de enige blanke te zijn. Op
onvriendelijke toon werd mij gevraagd wat ik daar kwam doen en
het eerste wat mij uit de mond kwam was dat ik familie moest
afhalen van de trein. Ik
kon het station binnenkomen en bij de controle stond een oude
inlander die mij op vertoon van mijn kaartje doorliet.
Op het
station wemelde het van de Soekarilla's, inlandse soldaten in
Japanse dienst, waarvan een officier mij ook vroeg wat ik kwam
doen. Hetzelfde
antwoord en kwam ik op een bank te zitten naast een oude
Ambonees, die mij in het Hollands vroeg wat ik kwam doen. Ik
vertelde hem dat ik van het Rode Kruis was en bleek dat hij dat
ook was.
Wat niet zo leuk was, was dat hij zei: “Als wij hier
maar levend uitkomen”. Hij vertelde toen dat die ochtend de
twee zoons van Dr. Madjid door horden inlanders achterna waren
gezeten en met kapmessen en zwepen waren bewerkt, totdat een
toevallig passerende Japanse patrouille hun had ontzet, wat voor
een van de jongens al te laat was.
Hij was volkomen in elkaar gehakt en geslagen. De reden
was dat de jongens bij de doorgang naar het perron hadden
geweigerd hun koffers te laten controleren en toen kwam de haat
tegen Dr. Madjid, omdat hij als inlands arts Nederlanders hielp,
naar boven en werd op de jongens wraak genomen.
Met het bloed van de jongens hebben ze op de muur van het
stations geschreven dat iedereen die niet wilde luisteren
hetzelfde lot zou ondergaan.
Het wat beslist geen rustig gevoel om als enige blanke op dat
stationsbankje te zitten wachten op de komst van de trein. Toen
die uiteindelijk in schemerdonker arriveerde stapte daar tot
mijn geluk de sectiecommandant uit het Tjimahi kamp, Paatje
Wicherts uit en had ik dus "mijn familie" gevonden. Ik
heb hem naar een adres gebracht en afgesproken hem de volgende
dag te ontmoeten. Ik ben in het donker lopend door een verlaten
Soekaboemi thuisgekomen en besefte toen pas dat ik enorm geluk
had gehad er levend te zijn afgekomen.
Een verkeerd woord had fataal kunnen zijn .Omdat Dr.
Madjid uiteraard door het gebeurde met zijn zoons nergens meer
toe in staat was ging Wicherts via contacten met Jappen,
inlandse bestuurders en Batavia, een afdeling van het Rode Kruis
op poten zetten.
Bersiap.
Het werd echter langzamerhand een chaotische toestand. De ene
dag reden vrachtauto's met Japanse soldaten patrouillerend door
de straten en de volgende dag reden op dezelfde vrachtwagens
inlandse ongeorganiseerde bendes door de stad. 's Nachts
donderden lege olievaten de hellende straten af en schreeuwden
de inlanders: “Bersiap, bersiap” (maak je klaar). Ook kwamen
er drommen kerels op het erf en bonkten op de deur roepend:
“Boeka!” (maak open). Dan kwamen ze met velen je huis binnen
en onderzochten alles. Bij ons liep het nogal goed af omdat de
aanvoerders mij herkenden als de Rode Kruis man. Toch was het
eigenlijk een verademing dat zij alle Europeanen op een dag
allemaal met vrachtwagens kwamen ophalen en overbrachten naar de
Landbouwschool. Dus eigenlijk weer een soort internering.
De eerste dagen werd de bewaking door inlandse bendeleden
gedaan, maar die werden toen verjaagd door de Jappen en waren
wij eigenlijk blij dat de Jap de zaak weer in handen had. Voor de
voeding werd gezorgd door de heer Wicherts, Buys en Van Soest,
de voormalige gemeente-secretaris van Soekaboemi.
Ik werd aangesteld als chef van de keuken en zorgde zo goed en
zo kwaad als het ging dat de paar honderd mensen te eten kregen.
Op een middag kwam plotseling Engelse jeeps het kamp binnen
rijden met Engelse officieren en Ghurka’s (Indiaase soldaten).
De inlandse en Japanse bewaking kon meteen inrukken en de
bewaking werd overgenomen door de Ghurka's, een voor ons veilig
gevoel. De drie genoemde heren bleven echter levensmiddelen
inkopen buiten het kamp, totdat op zekere dag de heer Buys werd
gekidnapt. De uitgezonden Engelse patrouilles hebben hem nooit
meer terug gevonden. Zijn vrouw en kinderen waren uiteraard
helemaal van de kaart.
Buitenzorg
Een paar dagen later werden wij in een
groot konvooi met vrachtwagens, met Japanse chauffeurs,
overgebracht naar de grote kazerne van het 14e Bataljon in
Buitenzorg. Dat was omstreeks half november 1945. Daar begon
weer een nieuw kampleven. Ik bleef baas van de keuken en de
Engelsen zorgden voor de bevoorrading. Heel vaak grote blikken
gedroogde koolsoep, worteltjes, uien en aardappelen waarvan nu
niet bepaald een smakelijke maaltijd te bereiden viel.
Er werd
's nachts vrij regelmatig vanuit de omliggende kampongs op ons
kamp geschoten en moesten wij allemaal plat op de britsen
blijven liggen omdat de kogels door de ramen van de secties
vlogen. De Engelsen bleven angstvallig binnen het kamp en
beantwoorden het schieten met mortieren. Een hels kabaal
waardoor er vaak van slapen 's nachts niet veel kwam. Overdag
gingen ze wel op patrouille maar kwamen dan meestal met doden en
gewonden binnen.
De dode mohammedanen werden midden in het kamp
begraven en de hindoe's werden verbrand, waarvoor mijn stookhout
uit de keuken werd gebruikt en ik moeite had de volgende dag ons
potje voor paar honderd man te koken. Mijn vrouw zorgde voor de
keuken van de Engelse officieren en daarom verkeerden wij 's
avonds nogal eens in de officiers-mess. Het gevolg was dat zij
op een gegeven moment verliefd werd op een Engels officiertje en
op een dag met mijn dochter met een convooi naar Batavia
vertrok.
Vrij kort daama werd de echtscheiding een feit. Ik
verhuisde naar een onderofficierswoning buiten het kamp gelegen
bij een voetbalveld.
Vlak voor mijn huis hadden de soldaten een pillbox gegraven van
waaruit zij 's nachts terugschoten op de inlanders.
Alleen als het regende en het gat vol water liep klopten
zij bij mij aan en moest ik maar ergens achter slapen en schoten
ze met hun automatische wapens vanuit mijn kamer op de
inlanders. Als ze 's morgens inrukten was mijn kamer een grote
puinhoop van modder, lege patroon- hulzen, sigarettenpeuken.
Nederlandse militairen
Eind 1946 vertrokken de Engelsen en kwamen eindelijk Nederlandse
militairen ons verder beschermen. Ik werd vrij snel ook in
militair uniform gehesen en heb nog een nacht wacht gestaan bij
de Good Year rubberfabriek, die was al door de Jappen
leeggehaald.
Maar dat was geen succes, want ze hadden mij een
geweer in mijn handen geduwd terwijl mijn rechter oog
(schietoog) slecht was en ik van geweer schieten geen kaas had
gegeten. Toen ik me de volgende dag meldde bij de militaire arts
Dr. Rollingzwier en hem dat vertelde zei hij: “Zijn ze nou
helemaal belazerd, je bent een gevaar voor de anderen. Je komt
bij mij administratief werk doen”. Dat was dus het einde van
mijn actieve militaire loopbaan.
Reacties op dit artikel via het forum
|