Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


  naar vorige pagina naar volgende pagina pagina 2 -  bezetting door de Jappen

 

En toen waren de jappen daar

De volgende dag verschenen de eerste Jappen in de stad en wij vroegen ons toen af hoe het mogelijk was dat zo'n stel onooglijk uitziende vreemde vogels de overwinning hadden behaald.

De eerste dagen gebeurde er eigenlijk niets bijzonders en ik slaagde er dan ook in om naar Soekaboemi te reizen waar mijn ouders bij Selabintanah een huisje hadden. Weer een paar dagen later lukte het om, na een langdurige treinreis, in Djokjakarta te komen waar ik dus mijn vrouw terug vond, die toen hoogst zwanger was.

In juni moesten alle Europese mannen zich melden in Benteng Vredenburg, het fort van Djokja. Eigenlijk de eerste internering. 's Avonds kreeg ik koorts en moest de volgende dag naar een Japanse dokter. Toen ik hem wijsmaakte dat ik waarschijnlijk malaria had schrok hij daar kennelijk van en mocht ik de volgende dag meteen naar huis.

Op 1 juli werd onze dochter Marianne thuis geboren. Ongeveer 14 dagen later vertrokken wij met de nachttrein, die toen weer normaal reed, naar Batavia. We zaten met ons drieën tussen allemaal Japanse militairen die zich vertederend met de baby bezig hielden. Van Batavia reisden wij naar mijn ouders in Soekaboemi waar we tot half augustus een vrij normaal maar wel angstig leven leidden.

Half augustus werden mijn vader en ik door de Jappen opgepakt en overgebracht naar een Chinees landhuis Kedoeng Badak in Buitenzorg. De vrouwen en kinderen werden later ook opgepakt en over diverse kampen verspreid. Ons kamp was betrekkelijk klein en we hadden een oude Japanse kamp- commandant, die we Opa noemden en waar we weinig problemen mee hadden. De voeding was toen nog redelijk en we mochten in de rivier zwemmen, een rivier waar de hele riolering van Buitenzorg in uitkwam dus waarin je af en toe moest duiken als er weer eens een 'bruine jongen' kwam afzakken.

Na ongeveer anderhalf jaar werden we allemaal overgebracht naar de militaire kampen in Tjimahi waar we met 8000 burgergeïnterneerden werden opgesloten. Daar was het veel slechter dan in Buitenzorg. Zeer schaarse voeding. Ik zat met nog drie mannen in een klein hok. Ik werd "hantjan' (voorman) van de vuilnisploeg die dagelijks alle vuilnistonnen op militaire karretjes, die getrokken moesten worden, naar een stortplaats, Goenoeng Bohong - de Leugenberg - buiten het kamp. Bij het op te halen vuil hoorde de keukenafval en daar vonden wij altijd nog wel wat eetbaars tussen zoals: stompjes wortel koolstronken, een verdwaald boontje of groenten- blaadjes waar we dan na terugkomst een extra potje van kookten. Verder kocht ik van de verdiende centen, 15 cent per dag, in de kampwinkel suiker om borstplaat te maken die dan door een van mijn kamergenoten in het kamp werd verkocht. Deze zelfde jongen was door de Jap aangesteld als officiële hondenvanger en dat leverde af en toe nog wel eens een extra lekker mals hondenboutje op.

De enige klap die een Jap mij heeft gegeven was op de stortplaats waar op een gegeven dag een stel inlandse kinderen in het vuil nog iets bruikbaars zaten te zoeken en een Japanner dat uit de verte zag. Op zijn fiets naar ons toekwam en tekeer ging dat wij ons niet met de inlanders moesten bemoeien en wij netjes in de rij moesten gaan staan en hij ons allemaal eerst rechts en daama links een draai om de oren gaf. Na dit bewijs van Japanse willekeur konden wij met de karretjes naar het kamp terug. Niemand wist of kon vermoeden hoe lang de Jappen het vol zouden houden en men hield elkaar bijna dagelijks voor dat het 'nog maar een poepie dagen zou duren’. Maar dat poepie dagen werd uiteindelijk drie jaar. Voor velen veel te lang, die het vanwege dysenterie of hongeroedeem niet meer haalden.

 

Reacties op dit artikel via het forum

naar vorige pagina naar volgende pagina pagina 4 -  Bevrijding en Bersiap