Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


  naar vorige pagina naar volgende pagina

pagina 2 -  Oorlogstijd

 

Getrouwd

In het hotel keek ik altijd uit of mijn vader die regelmatig passagiers uit Holland van de boot ging halen of hij soms een aardig meisje meebracht en op zekere dag was er een met haar moeder aangekomen, waar ik in 1940 mee trouwde. In Holland was het toen al oorlog en de dreiging van de Jappen werd al een beetje voelbaar.

Tjilatjap

De douane ging de grootste haven aan de Zuidkust van Java als belangrijke post inrichten en werden diverse douaniers als zgn. ‘noodformant' daar naartoe geplaatst echter zonder vrouwen en kinderen. Op een gegeven moment was het ook mijn beurt en belandde ik met nog vier andere collega's in een huis aan de rand van Tjilatjap waar we een vrijgezellen bestaantje voerden.

De haven werd druk bezocht, zeker toen in maart 1942 de oorlog met Japan losbarstte en de Jappen al snel op Java landen. Mijn vrouw was inmiddels in verwachting en naar haar moeder in Jogjakarta vertrokken. Wij maakten het nog mee dat twee Amerikaanse kruisers, de 'Houston' en de 'Marblehead', zwaar beschadigd Tjilatjap binnenliepen om gewonde bemanningsleden aan wal te brengen. De volgende dag vertrokken ze weer.

Inmiddels lagen alle loodsen, vaak opgetrokken van bamboe en atap, vol met alle mogelijke artikelen zoals rubber, thee, koffie en hout,voor de uitvoer en machines, vliegtuig- onderdelen, levensmiddelen voor de invoer. Er lagen om Tjilatjap diverse afdelingen afweergeschut bemand door Australiërs, om eventuele Japanse luchtaanvallen te kunnen opvangen. Vliegtuigen stonden er ook veel maar die konden al snel niet meer worden vervoerd want de Jap kwam steeds dichterbij. Wij hadden afgesproken om bij luchtalarm in het kantoor te blijven en onder onze bureaus te gaan liggen met een platte pan over je hoofd en een stuk rubber tussen te tanden.

Bombardementen

Op een avond lag de baai tussen Tjilatjap en het eiland Noesa Kembangan vol met alle mogelijke schepen en het is voor mij nog steeds een raadsel hoe het mogelijk was dat bijna al die schepen in de nacht waren vertrokken, alsof men had geweten dat de volgende dag het eerste bombardement op Tjilatjap zou volgen. Want het kwam en niet mis ook. Na de eerste bominslagen waarbij ik braaf met mijn wadjan op mijn hoofd en rubbertje tussen de tanden onder mijn bureau had gelegen en gelukkig het gebouw alleen maar flinke opdonders kreeg, kwam ik even onder mijn bureau vandaan en zag dat ik helemaal alleen in het gebouw was. Ik ben toen naar buiten gerend en aangekomen in de aan de overkant gelegen schuilkelder en bleek iedereen daarin te zitten. Er kwamen nog een aantal raids van Japanse vliegtuigen over ons heen, maar onze schuilkelder werd gelukkig niet geraakt.

Na het sein ‘einde luchtalarm’ bleek er een enorme schade te zijn aangericht en lagen overal doden en gewonden. Veel inlanders die onder de bomen waren gaan staan met het idee "dan zien ze ons toch niet" maar die door scherfwerking letterlijk waren weggemaaid. In de haven lagen een paar achtergebleven kleinere schepen alleen nog met de masten boven water en ergens tegen een loods zat een Hollands gezin van een van de stuurlui van een van die schepen, zwaar gewond tegen een muur. Wij zijn uiteindelijk in ons huis terug gekomen en hebben die avond onze emoties maar met veel bier en saté verwerkt.

De volgende dag moesten wij ons verzamelen in de soos om nadere orders af te wachten. Toen wij daar achter een kop koffie zaten hoorden wij door de radio: luchtalarm Solo, luchtalarm Djokja, luchtalarm Gombong en toen hoorden we het gedreun van vliegtuigen al dichterbij komen.

Voor de soos was er diepe droge sloot en wij kropen met een man of vijf onder een duiker. Niet lang daarna verschenen de Jappen boven ons en begonnen de bommen te vallen. Er zat bij ons een vent, die ging iedere keer kijken en dook dan krijsend weer naar binnen met: “Nou komen ze hier!” Uiteraard zaten wij hem allemaal te knijpen, maar zo'n zenuwenfiguur maakte het steeds erger. Ook al probeerden wij hem de mond te snoeren met: “Hou nou gvd je kop dicht” en “Blijf zitten”.

Toen na een half uur het bombardement voorbij was en wij uit onze schuilplaats kwamen was de soos op 50 meter afstand een grote puinhoop en van het station op een strook ernaast stond ook geen steen meer overeind. We hadden er dus wel midden in gezeten.

Aan de overkant was een school ingericht als noodhospitaal en toen wij daar kwamen konden we meteen gaan helpen om de bedden te ontdoen van gruis van gebroken plafonds van eterniet. Terwijl we daar nog mee bezig waren arriveerde een transport met een zwaar gewonde Aussie wiens stuk afweergeschut een voltreffer had moeten incasseren. Op een gegeven moment zat ik naast een brancard met het hoofd van een Aussies op mijn hand, die lag te huilen van: “Daddy, daddy, I'm going to die now!” En het duurde niet lang meer of deze jongen, wiens rug een brij van bloed en vlees was ging inderdaad dood. Er waren inmiddels nog diverse anderen die het niet meer haalden en wij hebben ze toen op advies van de doktoren maar met brancard en al achter een muurtje gezet.

Vertrek uit Tjilatjap

Op een bepaald moment in de middag kregen wij bericht dat we Tjilatjap weer moeten verlaten. Thuis ons eerst verkleed want mijn kleren bleken onder het bloed te zitten. Koffertje gepakt en met de fiets met koffertje en hond op de bagagedrager vertrokken richting Poerwokerto. Toen we onderweg op een heuvel even rustten en richting Tjilatjap keken was deze plaats een brandende en dikke zwarte rookwolk. De Jappen hadden hun werk dus wel grondig gedaan.

Toen we 's avonds in Poerwokerto aankwamen hebben wij de nacht bij familie doorgebracht. De volgende dag wilde ik proberen naar Djokjakarta te komen en vertrok daarom met de trein naar Kroja. Halverwege de rit begon de machinist aanhoudend aan de fluit te trekken en stopte de trein uiteindelijk op een brug over een grote rivier. Naast onze wagon stond op een platform een sergeant van het KNIL en op onze vraag wat er aan de hand was zei hij: “Jullie hebben geweldig geboft. Wij wisten niet dat er nog een trein uit Poerwokerto zou komen en we hadden jullie bijna met brug en al opgeblazen omdat we dachten dat het een trein met Jappen was”. Na enig oponthoud kwam er weer gang in de trein en arriveerden wij op het station Kroja, een station waar de eendaagse trein van Batavia naar Soerabaja een lange stop maakte omdat daar de ijsstaven werden ingeladen die voor koeling van de wagons zorgden. Deze staven lagen wel klaar, maar wij hoorden dat er geen trein meer richting Djokja, Solo en Soerabaja zou vertrekken omdat de Jappen al in Gombong zaten. Mijn plan om naar Djokja te gaan was dus verkeken en zat er niets anders op dan met de trein richting Bandoeng te gaan.

De stationsrestauratie was verlaten maar voor het vertrek wisten wij een grote teil te bemachtigen, waarin wij een lading flessen bier met blokken ijs in onze trein meenamen om onderweg in ieder geval te drinken te hebben. De reis duurde de hele avond en deel van de nacht en iedere keer als de trein over een brug ratelde hielden wij ons hart vast, want we dachten dat we de lucht in zouden vliegen.

Bandoeng

We kwamen 's nachts in Bandoeng aan en kwamen terecht in een sociëteit waar bij schemerlicht een stel dronken militairen zaten te lallen en te schelden, dat de zaak verloren was. Waar ik de nacht doorgebracht heb weet ik echt niet meer maar toen ik de volgende dag in de buurt van het Sidolig-voetbalveld liep hoorde ik het bekende geluid van vallende bommen en ben eigenlijk instinctief op het grint tegen een huis gaan liggen. De eerste bom zag ik inslaan tegen de omheining van het Sidolig-veld en vroeg me af in welke richting de volgende zouden vallen. Gelukkig niet mijn kant op zodat ook dit weer goed afliep.

 

Reacties op dit artikel via het forum

naar vorige pagina naar volgende pagina pagina 3 -  Bezetting door de Jap