Wouter Knuijsting werd geboren
27 januari 1917 in de Nova Zemblastraat in de Spaamdammerbuurt,
een volksbuurt in Amsterdam-West. Later verhuisd naar de Aert
van Nesstraat in dezelfde buurt. De huizen staan er nu nog, maar zijn inmiddels
wel gerenoveerd.
Hoewel de eerste wereldoorlog gaande was en
Nederland gelukkig niet in oorlog was en er toch wel schaarste
aan levensmiddelen heerste, hadden wij daar niet van te lijden
omdat er een kruidenierswinkeltje in de familie was.
De etages van de woningen waren verdeeld in twee woningen. Je woonde dus 3
hoog voor of 3 hoog achter.
Op de lagere school geweest in de Abel Tasmanstraat en uiteraard
idolaat van de juffrouw. Mijn vader werkte op de Oudezijds
Achterburgwal, dat toen nog geen sex-centrum was, bij een bedrijf
dat specerijen, zoals peper, kaneel, nootmuskaat maalde.
Het bedrijf heette Oldeboom & Lely, en was gevestigd
in een grachtenpakhuis zonder voorzieningen om de gezondheid van
de werknemers te beschermen, zoals afzuiginstallaties en
dergelijke. Wij leefden een normaal arbeiders gezinsleven.
Ik was gewoon een straatjongen die met zijn vriendjes alle
mogelijke kattenkwaad uithaalde bijv. met luilakavond deuren aan
elkaar vastbinden of dode beesten aan de deur hangen.
In 1928 werden de Olympische Spelen in Amsterdam gehouden en
Nederland werd kampioen hockeyen. Wij hockeyden op straat met
tennisballen en omgekeerde wandelstokken. Ook in dat jaar
verhuisden we naar de 2e Jan Steenstraat omdat er bijverdiend
moest worden.
In het grote huis was het mogelijk kamers te verhuren. Ook dat
heeft niet lang geduurd.
Een zuster van mijn vader was al enige
jaren in Indië en zij moedigde hem aan om naar Indië te komen
omdat daar altijd nog wel wat te verdienen was.
Op naar Nederlands Indië
En zo gebeurde het dat wij in februari 1929 tijdens een zeer strenge winter met
de Jan Pietersz. Coen van de Mij Nederland vanuit Amsterdam
vertrokken.
Het ijs in het IJ was zo dik dat het grote schip met moeite los kon
komen. Tot in Genua waren sommige apparaten aan dek nog bedekt
met ijs.
We voeren via Algiers, Genua, Port-Said, Colombo, en
Sabang (Noord Sumatra) naar Batavia, een reis van ongeveer 5
weken.
In Batavia ging mijn vader meelopen in het hotel 'Cramer'
van zijn zuster aan het Molenvliet, om het hotelvak onder de
knie te krijgen. Binnen een jaar opende hij zelf een hotel n.l. 'Hotel 't Gooi' aan het
Koningsplein t.o. het Station Koningsplein.
Ik ging op de broederschool aan datzelfde plein omdat dat een van
de beste scholen was. Het was de eerste tijd nogal moeilijk omdat ik als blonde kidjoe
(kaaskop) nog wel wat problemen had met de Indische jongens, die
probeerden hoever ze met die kidjoe konden gaan.
Dat was vrij ver totdat er een flinke vechtpartij
ontstond waarbij de paters welwillend toekeken en het daarna
afgelopen was met de pesterijen en de vrede werd gesloten.
Na zeven jaar lagere school en een toelatingsexamen ging ik naar de
HBS, de Koning Willem III (KW III) op Salemba.
Na het 1e jaar
had mijn vader vergeten mij op te geven voor de 2e klas, hij
dacht dat het zonder nieuwe opgave ook wel ging en kwam ik dus niet op
de lijst voor. Ging over naar de CAS de Cargentier Alting
Stichting, dat vlak naast ons hotel was, dus nog een stuk
dichterbij.
Mijn HBS-tijd verliep zonder veel problemen, met dagelijks zwemmen in
zwembad Tjikini, wekelijks tennissen met groepjes vrienden en
vriendinnen, schoolfuifjes. De vakanties werden doorgebracht in Selabintanah
boven Soekaboemi waar mijn tante nog een hotel had, 'Boerderij
Cramer'. Tijdens die vakanties veel paardrijden en
tochten door de theetuinen van Goalpara en Perbarvate. Ik ben
ook tweemaal op de top van de vulkaan de Gedeh, van bijna 3000
m. hoog, geweest via bergpaden en berghutten.
Op de top was het vriestemperatuur en het uitzicht op de
Javazee in het noorden en Indische Oceaan in het zuiden waren
gebeurtenissen om nooit te vergeten.
In 1936 eindexamen HBS geslaagd met een stel goede ook een paar
bar slechte cijfers. Voor mij nog steeds een raadsel waarom er
onder mijn cijferlijst 'geslaagd' staat.
Terug naar Nederland
In 1937 verkocht mijn vader zijn hotel en gingen wij
terug naar Holland. Omdat hij de reis zelf moest betalen gingen
wij met een Japans passagiersschip de ‘Katori Maru’ tot
Marseille en verder met de trein via o.a. Parijs naar Holland.
In Parijs overnacht en een show in ‘Casino de Paris’
bezocht. Mijn moeder probeerde mij ervan te overtuigen dat ik de
blote danseressen artistiek moest bekijken, hetgeen ik als 19-jarige jongen natuurlijk goed ter harte nam.
In Holland huurde mijn vader een halve villa in Badhoevedorp en ging ik in
Amsterdam naar 'Instituut Overtoom' om een cursus steno en typen
te volgen. Dagelijks op de fiets van Badhoevedorp naar
Amsterdam. Naast de lessen zat ik heel vaak met een leuk meisje in de bioscoop. Maar
ik behaalde wel de diploma's steno en typen.
Terug naar Indië
Een jaar later gingen we terug naar Indië met de ‘Poelau Bras’, een
vrachtschip van de Mij Nederland. Een dag voordat we in Port
Said aankwamen verloor het schip zijn hele roer en werden we na
een dag dobberen opgepikt en naar Port Said gesleept door een
Noorse sleepboot. We bleven vijf dagen in Port Said wachten op
de ‘Johan van Oldebarneveldt’ waarmee we de reis naar Indië
vervolgden.
n Batavia opende mijn vader een ander hotel op Krekot aan het
eind van Pasar Baroe en noemde het hotel ‘Oriënt’. Ik vond
een baan bij de importeur van de Plymouth en Dodge auto's de
N.V. Velodrôme voor een salaris van 100 gulden per maand.
Er was een groot verschil in salaris tussen uitgezonden
krachten die 250 gulden ontvingen en recht op verlof hadden en plaatselijk
aangetrokken krachten zoals ik, die 100 gulden ontving zonder
rechten.
Ik hield het een jaar vol bij baas Govaars, die zijn
eigen automerk Plymouth, ‘Pleemuis’ noemde en kwam toen via
een connectie, die in ons hotel woonde op de cursus voor
douaneambtenaar terecht. De vergoeding was 70 gulden per maand.
Wij zaten met 2 volbloed Hollandse jongens in een klas waarvan de cursusleider een
Blandahater was en een vreselijke opschepper over zijn
lichamelijke krachten. Deze
man was goed bij de tijd, maar wij lagen hem niet en hij lag ons
niet, zodat aan het eind van de cursus het examen finaal
mislukte en ik er helemaal de brui aan gaf.
De connectie die
voor de cursus had gezorgd wist het zover te krijgen dat er snel
een herexamen kwam en ik slaagde en was zodoende douaneambtenaar
met een beginsalaris van 150 gulden per maand. Geplaatst in
Tandjong Priok, dus iedere dag met de trein van Batavia naar
Priok. Werken in grote loodsen tussen alle mogelijke goederen
met o.a. 1x per week in de loods waar alleen gedroogde en
gezouten vis werd ingevoerd, waar je op klompen de hele dag
tussen de balen vis werkte, in een laag visdrab op de vloer. Als
je 's middags in de trein naar huis ging, zaten de andere
passagiers bedenkelijk de geur van bedorven vis thuis te
brengen. Er waren ook dagen dat je passagiersbehandeling had,
als er Hollandse of buitenlandse schepen aankwamen.
Dan stond je de hele dag in 'jas toetoep', dat is een
tot de kin gesloten witte jas, achter de banken zwetend alles te
controleren wat de passagiers meebrachten.
Vooral Chinezen werden grondig gecontroleerd want, die
smokkelden altijd van alles mee.
Er was ook een douanepost in de haven van oud Batavia aan
de Pasar Ikan. Daar zat je soms een hele nacht in je eentje en
was je voornamelijk bezig om de muskieten van lijf te houden
want die gonsden met zwermen om je heen.
Daar heb ik dan ook waarschijnlijk een flinke malaria
tertiana opgelopen. Wel hevig maar vrij snel genezen.
Reacties op dit artikel via het forum
|