Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



Nederlandse antropoloog in Irian:

Je leeft in een voortdurende haat-liefde verhouding

door Gerrit Jan Zwier
naar vorige paginanaar volgende pagina

Uit Hervormd Nederland van 14-2-1981

Sinds vijf jaar werkt de Nederlandse antropoloog Jelle Miedema in de Vogelkop van Irian Jaya (het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea). Hij is daar in dienst van de Evangelisch Christelijke Kerk (ECK), een zelfstandige kerk die is voortgekomen uit het zendingswerk van de Nederlandse hervormde kerk. Het bekeren van Papoea's behoort evenwel niet tot zijn taak. Naast organisatorische werkzaamheden (bijvoorbeeld de aanleg van vliegveldjes en installatie van radiozenders in het oerwoud) geeft hij antropologielessen aan colleges in Manokwari en Hollandia, en daarnaast verricht hij etnografisch onderzoek in het binnenland (het Kebar-gebied).

Bezien de mensen in Kebar u in de eerste plaats als een vertegenwoordiger van de kerk of als een moeilijk te classificeren snuffelaar?
"In het begin zag men mij in de allereerste plaats als een representant van de kerk en als een rijke westerling, via wie men een radiozender en financiële steun kreeg. Ik was niet zomaar een onschuldige veldwerker die vriendelijk van dorp naar dorp wandelde, maar ik was ook iemand waar zij belang in stelden.
Aan een onderzoeker die met lege handen komt hebben ze niks. Voor wat hoort wat. Wel, ik kwam niet met lege handen. Soms raak je echter in een fraaie positie verzeild. In Oost-Kebar moest ik nagaan wat de mogelijkheden waren om daar een vliegveldje aan te leggen. Alle stammen in het binnenland die nauw contact met de westerse cultuur hebben gehad willen graag een vliegverbinding, met name om hun tuinbouwprodukten aan de stad te kunnen verkopen.
Ik zat daar echter óók voor onderzoek en mijn humeur zakte bij de dag toen het duidelijk werd dat ze alleen maar belangstelling hadden voor het vliegveld en geldelijke hulp, en niet in het minst voor mijn vragen. Al spoedig bleek dat ze helemaal niet zo arm waren maar net deden alsof, in de hoop op geld van buiten. Het eten was op rantsoen gezet, terwijl ze zelf in hun stookhutten stiekem pisangs aten en palmwijn dronken.
Een verzoek van nog meer in het binnenland levende groepen om mensen van onze kerk naar hen toe te sturen, hadden mijn gastheren maar doorgespeeld aan een concurrerend kerkgenootschap. Waarom? Omdat die andere kerk hen dan eerst in de spullen kon zetten, waarna ze wel weer bij ons zouden aankloppen want van die andere kerk mogen ze niet roken of drinken. Een spel van uitspelen van belangen waarbij ik toeschouwer dreigde te worden. Dat laatste vind ik prima, maar liever niet vanuit een dwangpositie'.
'Intussen kende ik de regels van het spel ook wel zo'n beetje. Mijn tegenzet was om volledig te zwijgen over het vliegveld. Dat hielp. Ze werden onzeker en begonnen zeer hulpvaardig aan mijn onderzoek mee te werken. Toen was het weer mijn beurt voor een blijk van toenadering. Ik heb ze allemaal op de foto gezet. Dat is nog altijd een klapstuk, later een foto te zien waarop je tussen vijftig koppen je eigen facie ontdekt. Naast je zitten oorlogshoofden die heel wat moorden op hun geweten hebben en nu braaf 'Abraham' of, meer in stijl, 'Simson' heten. Zo leef je in een voortdurende haat-liefde-verhouding over en weer. Je wordt soms in een rol gedrukt die moeilijk te koppelen is aan die van de onderzoeker.
Mijn onderzoek wijkt qua werkwijze af van het traditionele veldwerk. Ik zit niet constant in mijn onderzoeksgebied. In Kebar hebben we een eigen huis waar we als gezin af en toe een maand wonen. Onze dochtertjes spelen met de Kebar-kinderen, we baden in de rivier, koken het eten in bamboes op een houtvuurtje. We krijgen vaak zomaar zoete aardappelen, of een stuk varkens- of hertevlees. Er zitten voor mij dus ook voordelige kanten aan mijn 'dubbelrol'.
 

Concurrentie
Hoe liggen de relaties tussen de diverse kerken onderling en hoe staat de Indonesische regering tegenover de rol van de kerk in Irian?
'Helaas bestaan er concurrentieverhoudingen tussen de verschillende kerkelijke organisaties, zowel binnen Irian als tussen de buitenlandse donor-kerken. In het binnenland heeft elke kerk zijn 'eigen' gebied waar een ander weg moet blijven. Er doen zich dan ook veelvuldig grensconflicten voor. In de steden is de situatie anders: daar zijn vele richtingen vertegenwoordigd en is het verloop onder de leden soms groot. De Irianezen (zoals veel Papoea's zichzelf nu noemen) zijn niet zo kieskeurig. Wat voor hen telt is dat er aandacht voor hun problemen en behoeften bestaat. Als je die aandacht niet bij de ene kerk krijgt, dan probeer je het bij een andere-
dat is de houding van velen. Ook op hoger niveau heeft men die houding - als een buitenlandse kerk niet scheutig genoeg is met haar hulp dan is er vaak wel een andere buitenlandse kerk bereid om bij te springen.
Dit laatste leidt natuurlijk tot een vreemd intern beleid. Ook op het strand buiten Manokwari blijven de scheidslijnen tussen de verschillende kerken bestaan. Links van ons liggen de strengere fundamentalisten van de Evangelical Alliance Mission.
Hier wordt voor elke maaltijd luidop gebeden, roken is er verboden, ook de kleinste kindertjes zijn keurig aangekleed, de vrouwen zijn gehuld in grote bonte badpakken met rokjes. Bij ons, in het midden, wordt gerookt, de kinderen lopen bloot rond en de vrouwen dragen bikini's. Verderop zwemmen twee uit de Nederlandse tijd overgebleven paters die, waarschijnlijk vanwege de bikini's, wat op afstand blijven'.
'Als instituut is de kerk een van de weinige organisaties die de tegenstellingen tussen stammen overstijgt en dat feit wordt door de overheid niet over het hoofd gezien in haar opbouw-programma. De ECK, de kerk waarvoor ik werk, heeft haar leden zowel onder aanhangers van de nog steeds actieve Irianese bevrijdingsbeweging (Operasi Papua Merdeka) als onder mensen die belangrijke posities in het staatsapparaat innemen. Een deel van de bevolking schaart zich volledig achter het Indonesische beleid, een ander deel wijst de huidige gang van zaken geheel af en een tussengroep is, op een al of niet afgedwongen wijze, bereid mee te werken, onder het motto: 'anders raken onze kinderen nog meer achterop'.
U bent op Irian zowel dienaar van de kerk als dienaar van de wetenschap. Is er sprake van twee meesters of niet? En wat onderzoekt u precies?
'Mijn onderzoek heeft niet tot doel praktische problemen op te lossen. De mensen zien dan ook niet het nut van mijn onderzoek in. Ze verwachten van mij, als man van een kerkgenootschap, dat ik deuren voor hen open, opdat ze grote stappen voorwaarts kunnen doen. Bij het verzamelen van mijn materiaal vraag ik me onder meer af hoe een bijdrage geleverd kan worden aan een nieuwe ontwikkeling binnen de antropologie, waarin meer aandacht besteed wordt aan de wijze waarop allerlei zaken zich ontwikkeld hebben en aan de vraag hoe lokale gemeenschappen opgenomen worden in het proces van staatsvorming.
Voor zover ik weet heeft deze verbinding tussen antropologie en geschiedenis nog geen studies opgeleverd van tribale, primitieve samenlevingen, die geen geschreven geschiedenis kennen.
Ik probeer tot een soort reconstructie van het verleden van de Kebar-bevolking te komen om zicht te krijgen op ontwikkelingen op lange termijn. Kun je bijvoorbeeld spreken van een toegenomen humanisering in deze cultuur, of van het ontstaan van nieuwe waarden en normen na de pacificatie en de komst van het christendom? En waaruit zou dan die (eventuele) toegenomen humanisering moeten blijken? Welke informatie heb je nodig om daar een uitspraak over te kunnen doen?'
 
naar vorige pagina naar volgende pagina