Sinds vijf jaar werkt de Nederlandse antropoloog Jelle
Miedema in de Vogelkop van Irian Jaya (het voormalige Nederlands
Nieuw-Guinea). Hij is daar in dienst van de Evangelisch Christelijke
Kerk (ECK), een zelfstandige kerk die is voortgekomen uit het
zendingswerk van de Nederlandse hervormde kerk. Het bekeren van
Papoea's behoort evenwel niet tot zijn taak. Naast organisatorische
werkzaamheden (bijvoorbeeld de aanleg van vliegveldjes en
installatie van radiozenders in het oerwoud) geeft hij
antropologielessen aan colleges in Manokwari en Hollandia, en
daarnaast verricht hij etnografisch onderzoek in het binnenland (het
Kebar-gebied). Bezien de mensen in Kebar u in de eerste
plaats als een vertegenwoordiger van de kerk of als een moeilijk te
classificeren snuffelaar?
"In het begin zag men mij in de allereerste plaats als een
representant van de kerk en als een rijke westerling, via wie men
een radiozender en financiële steun kreeg. Ik was niet zomaar een
onschuldige veldwerker die vriendelijk van dorp naar dorp wandelde,
maar ik was ook iemand waar zij belang in stelden.
Aan een onderzoeker die met lege handen komt hebben ze niks. Voor
wat hoort wat. Wel, ik kwam niet met lege handen. Soms raak je
echter in een fraaie positie verzeild. In Oost-Kebar moest ik nagaan
wat de mogelijkheden waren om daar een vliegveldje aan te leggen.
Alle stammen in het binnenland die nauw contact met de westerse
cultuur hebben gehad willen graag een vliegverbinding, met name om
hun tuinbouwprodukten aan de stad te kunnen verkopen.
Ik zat daar echter óók voor onderzoek en mijn humeur zakte bij de
dag toen het duidelijk werd dat ze alleen maar belangstelling hadden
voor het vliegveld en geldelijke hulp, en niet in het minst voor
mijn vragen. Al spoedig bleek dat ze helemaal niet zo arm waren maar
net deden alsof, in de hoop op geld van buiten. Het eten was op
rantsoen gezet, terwijl ze zelf in hun stookhutten stiekem pisangs
aten en palmwijn dronken.
Een verzoek van nog meer in het binnenland levende groepen om mensen
van onze kerk naar hen toe te sturen, hadden mijn gastheren maar
doorgespeeld aan een concurrerend kerkgenootschap. Waarom? Omdat die
andere kerk hen dan eerst in de spullen kon zetten, waarna ze wel
weer bij ons zouden aankloppen want van die andere kerk mogen ze
niet roken of drinken. Een spel van uitspelen van belangen waarbij
ik toeschouwer dreigde te worden. Dat laatste vind ik prima, maar
liever niet vanuit een dwangpositie'.
'Intussen kende ik de regels van het spel ook wel zo'n beetje. Mijn
tegenzet was om volledig te zwijgen over het vliegveld. Dat hielp.
Ze werden onzeker en begonnen zeer hulpvaardig aan mijn onderzoek
mee te werken. Toen was het weer mijn beurt voor een blijk van
toenadering. Ik heb ze allemaal op de foto gezet. Dat is nog altijd
een klapstuk, later een foto te zien waarop je tussen vijftig koppen
je eigen facie ontdekt. Naast je zitten oorlogshoofden die heel wat
moorden op hun geweten hebben en nu braaf 'Abraham' of, meer in
stijl, 'Simson' heten. Zo leef je in een voortdurende
haat-liefde-verhouding over en weer. Je wordt soms in een rol
gedrukt die moeilijk te koppelen is aan die van de onderzoeker.
Mijn onderzoek wijkt qua werkwijze af van het traditionele veldwerk.
Ik zit niet constant in mijn onderzoeksgebied. In Kebar hebben we
een eigen huis waar we als gezin af en toe een maand wonen. Onze
dochtertjes spelen met de Kebar-kinderen, we baden in de rivier,
koken het eten in bamboes op een houtvuurtje. We krijgen vaak zomaar
zoete aardappelen, of een stuk varkens- of hertevlees. Er zitten
voor mij dus ook voordelige kanten aan mijn 'dubbelrol'.
|
|
Concurrentie
Hoe liggen de relaties tussen de diverse kerken onderling en hoe
staat de Indonesische regering tegenover de rol van de kerk in Irian?
'Helaas bestaan er concurrentieverhoudingen tussen de verschillende
kerkelijke organisaties, zowel binnen Irian als tussen de
buitenlandse donor-kerken. In het binnenland heeft elke kerk zijn
'eigen' gebied waar een ander weg moet blijven. Er doen zich dan ook
veelvuldig grensconflicten voor. In de steden is de situatie anders:
daar zijn vele richtingen vertegenwoordigd en is het verloop onder
de leden soms groot. De Irianezen (zoals veel Papoea's zichzelf nu
noemen) zijn niet zo kieskeurig. Wat voor hen telt is dat er
aandacht voor hun problemen en behoeften bestaat. Als je die
aandacht niet bij de ene kerk krijgt, dan probeer je het bij een
andere-
dat is de houding van velen. Ook op hoger niveau heeft men die
houding - als een buitenlandse kerk niet scheutig genoeg is met haar
hulp dan is er vaak wel een andere buitenlandse kerk bereid om bij
te springen.
Dit laatste leidt natuurlijk tot een vreemd intern beleid. Ook op
het strand buiten Manokwari blijven de scheidslijnen tussen de
verschillende kerken bestaan. Links van ons liggen de strengere
fundamentalisten van de Evangelical Alliance Mission.
Hier wordt voor elke maaltijd luidop gebeden, roken is er verboden,
ook de kleinste kindertjes zijn keurig aangekleed, de vrouwen zijn
gehuld in grote bonte badpakken met rokjes. Bij ons, in het midden,
wordt gerookt, de kinderen lopen bloot rond en de vrouwen dragen
bikini's. Verderop zwemmen twee uit de Nederlandse tijd overgebleven
paters die, waarschijnlijk vanwege de bikini's, wat op afstand
blijven'.
'Als instituut is de kerk een van de weinige organisaties die de
tegenstellingen tussen stammen overstijgt en dat feit wordt door de
overheid niet over het hoofd gezien in haar opbouw-programma. De
ECK, de kerk waarvoor ik werk, heeft haar leden zowel onder
aanhangers van de nog steeds actieve Irianese bevrijdingsbeweging (Operasi
Papua Merdeka) als onder mensen die belangrijke posities in het
staatsapparaat innemen. Een deel van de bevolking schaart zich
volledig achter het Indonesische beleid, een ander deel wijst de
huidige gang van zaken geheel af en een tussengroep is, op een al of
niet afgedwongen wijze, bereid mee te werken, onder het motto:
'anders raken onze kinderen nog meer achterop'.
U bent op Irian zowel dienaar van de kerk als dienaar van de
wetenschap. Is er sprake van twee meesters of niet? En wat
onderzoekt u precies?
'Mijn onderzoek heeft niet tot doel praktische problemen op te
lossen. De mensen zien dan ook niet het nut van mijn onderzoek in.
Ze verwachten van mij, als man van een kerkgenootschap, dat ik
deuren voor hen open, opdat ze grote stappen voorwaarts kunnen doen.
Bij het verzamelen van mijn materiaal vraag ik me onder meer af hoe
een bijdrage geleverd kan worden aan een nieuwe ontwikkeling binnen
de antropologie, waarin meer aandacht besteed wordt aan de wijze
waarop allerlei zaken zich ontwikkeld hebben en aan de vraag hoe
lokale gemeenschappen opgenomen worden in het proces van
staatsvorming.
Voor zover ik weet heeft deze verbinding tussen antropologie en
geschiedenis nog geen studies opgeleverd van tribale, primitieve
samenlevingen, die geen geschreven geschiedenis kennen.
Ik probeer tot een soort reconstructie van het verleden van de
Kebar-bevolking te komen om zicht te krijgen op ontwikkelingen op
lange termijn. Kun je bijvoorbeeld spreken van een toegenomen
humanisering in deze cultuur, of van het ontstaan van nieuwe waarden
en normen na de pacificatie en de komst van het christendom? En
waaruit zou dan die (eventuele) toegenomen humanisering moeten
blijken? Welke informatie heb je nodig om daar een uitspraak over te
kunnen doen?'
|
|