Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


naar vorige pagina naar volgende pagina

 

 

De Tifa

Manokwari, de oude kolonistenstad
(foto's Anderson)

maart 1957

Het nieuwe jaar 1950 gloort over de Doré-baai.
Op de rede van Manokwari ligt de K.P.M.-er „Waibalong", tot de „nok" toe gevuld met uit Indonesië „gevluchte" indische nederlanders, die hier in Nieuw-Guinea nu een nieuwe toekomst wensen op te bouwen.
Daar komen ze aan wal. Het strand wordt overstroomd met de meest veelsoortige en vreemdsoortige bagage: kisten, koffers, manden, beesten, enz. enz.
Niet allen die hier nu voet aan wal zetten hebben vrienden of familie, die hen opvangen en direct kunnen huisvesten, zodat een deel van de aanstaande kolonisten in de open lucht op het strand de nacht moeten doorbrengen, kamperend tussen de bagage.

proeftuin landbouwvoorlichtingsdienst
proeftuin landbouwvoorlichtingsdienst

Was reeds ver vóór de 2de wereldoorlog (ongeveer in 1932) de kolonisatie in de omgeving van Manokwari begonnen door een paar ondernemende Indische Nederlanders, de aankomst van de „Waibalong" luidt voor Manokwari het begin in van de naoorlogse vestiging der nederlandse blijvers.
Het was echter ook het begin van vele moeilijkheden, van veel ellende, van veel zweet en tranen! Het was het begin van een lijdensweg, die voor de meeste kolonisten zeker een jaar of vier, vijf zou duren. Hoe moeilijk en zwaar de komende jaren zouden zijn, heeft geen der „Waibalongers" vermoed.
Gelukkig?  Misschien wel!
En niet alleen voor de kolonisten zouden het moeilijke jaren worden. Ook de overheid zou vaak genoeg met de handen in het haar zitten, al liet men het niet merken. De kolonistengroep te Manokwari zou in de jaren 1950 tot 1954 een groep blijken te zijn, die — hoewel vaak genoeg in zichzelf verdeeld — op z'n zachtst gesproken tegenover de overheid recalcitrant optrad. Er is in die periode wel eens door een bestuursambtenaar geuit, dat men te Manokwari „gezagsvijandig" was.
Inderdaad, het B.B. had met vele moeilijkheden te kampen. Daar was in de eerste plaats de levensmiddelenvoorraad, die beslist niet berekend was op een dergelijke plotselinge aanwas van de bevolking". Het was dan ook nodig bijvoorbeeld voor rijst een distributiesysteem in te stellen. Textiel kon men wel eens krijgen......als men er erg vlug bij was.
De verkopers van verse vis en vers vlees en andere dagelijkse benodigdheden voor de huisvrouw verdienden snel en veel.
Een hele grote „draw-back" voor de kolonisten over de gehele linie was de geldsanering, een overheidsmaatregel die toen veel kwaad bloed heeft gezet en waartegen men tot nu toe aan het ageren is.
Voorts was er te Manokwari onvoldoende werkgelegenheid en de enkele baantjes die er waren brachten niet meer op dan een gulden of vijf per dag. Hier moest men dan, vaak met een gezin met enkele kinderen, van bestaan.
De getergde kolonisten voelden allerlei overheidsmaatregelen aan als even zovele

 

pogingen om hen „kapot te maken". In die jaren was er dan ook geen enkel behoorlijk contact tussen overheid en burgerij, terwijl men van voorlichting of toelichting niet kon spreken.
Een ander punt, dat mede van invloed was op de houding van de kolonist tegenover de overheid, was het feit, dat de nederlandse regering geen duidelijke houding aannam ten aanzien van de Indonesische eisen inzake N.-Guinea.
Ook de kwestie van de immigratie van Indische Nederlanders uit Indonesië, die steeds stuitte op huisvesting, werkgelegenheid en de voedselsituatie, wekte vaak genoeg wrevel op bij de kolonisten.
Een en ander was van overheidsstandpunt uit bekeken wellicht juist, doch door de gebrekkige voorlichting en het totaal ontbreken van contact, kregen de kolonisten een heel ander beeld voor ogen.
Wij schrijven nu negentienhonderd zeven en vijftig. Er is zeer veel veranderd in de tussenliggende jaren. Met de industrialisatie van Manokwari is ook het hele aspect veranderd. De kolonist is geen landbouwer meer. De meesten niet althans. Bij de bouwmaatschappijen, de sleephelling, de Stichting Houtzagerij en ook de kleinere particuliere bedrijven is meer geld te verdienen — en makkelijker — dan met landbouw en veeteelt. Ook bij het gouvernement zijn de arbeidsvoorwaarden enigszins verbeterd.

nieuwe kolonistenwoning

nieuwe kolonistenwoning

Met de industrie is nu ook eindelijk de welvaart Manokwari binnengekomen.
Het eertijds lieflijke stadje aan de mooie Doré-baai, met de landbouwende kolonisten in de omgevende dorpen, is nu uitgegroeid tot een echte stad, waardig gekeurd om hoofdstad te worden van de afdeling West-Nieuw-Guinea.
De wegen worden nu geasfalteerd, de smalle Fanindi-weg is een brede winkelstraat geworden met grote winkelpanden. Krotjes zijn aan het verdwijnen, waar bush-bush stond, verrijst nu een fraaie stadskampong.
De kolonist anno 1957 komt niet meer te paard, met bloot bovenlijf en de parang opzij de kota in om zijn produkten aan de man te brengen. Hij gaat nu met de jeep of met een „Hako". Tot in de verste uithoeken van de dorpen wordt brood bezorgd en zelfs diepvriesvlees en  groenten vinden hun weg naar buiten de stad. Ook is het opvallend, dat steeds meer scooters, motorfietsen en particuliere auto's de wegen bevolken.
Het oude Manokwari, waar een ieder iedereen  kende  en alles wist  van iedereen, behoort zo  langzamerhand tot het verleden. Ondanks alle moeilijkheden van toen is het toch met een zekere heimwee, dat wij terugdenken aan „Oud-Manokwari", dat voor een groot deel verdwenen is. Voorgoed......gelukkig maar!
Want nu waait een nieuwe wind, een frisse wind!
Als hoofdplaats van de afdeling West-Nieuw-Guinea gaat Manokwari met zijn groot-industrie een toekomst tegemoet, waarvan men zeven jaar geleden niet had kunnen dromen.

naar vorige pagina naar volgende pagina

 



Webmaster: Chris P. van der Klauw