Superior Regularis, 1955-1956 (vervolg)
Cremers hield woord en vroeg op 8 januari 1954 aan de missiesecretaris namens
hem ontslag in te dienen bij de Propaganda. Diezelfde dag stelde hij de
provinciaal op de hoogte en liet hem weten dat hij op 26 januari zijn post zou
verlaten en naar de Australische medebroeders in Aitape, in Australisch
Nieuw-Guinea zou gaan. Op 13 januari schreef hij een afscheidsbrief aan zijn
medebroeders. Op 25 januari stelde Cremers de apostolisch nuntius te Djakarta
op de hoogte van zijn ontslagaanvraag. In Aitape gaf hij aan de apostolisch
prefect mgr. Ignatius Boggett OFM zijn ring en zijn borstkruis. Op 24
maart vloog hij door naar Sydney.
Voor Staverman was deze gang van zaken in zoverre geruststellend dat hij
nu niemand hoefde te verdringen, maar een open plaats zou innemen. Maar
het liep geheel anders. Want de missiesecretaris liet aan de provinciaal en aan Cremers weten dat van ontslag geen sprake zou zijn. Cremers zou zijn functie
verliezen op het moment dat een ander benoemd zou zijn. Hij gaf aan Cremers
de raad naar Hollandia terug te keren en in functie te blijven totdat Rome een
apostolisch vicaris zou benoemen. Cremers antwoordde dat hij dat zou doen.
Hij vroeg Peters de ontslagaanvrage ongedaan te maken en ook, voor er een
beslissing zou worden genomen, ervoor te zorgen dat over zijn bewind een
onderzoek zou worden ingesteld door een onpartijdig visitator, aan te wijzen
door de orde of door de Propaganda Fide.
En zo keerde, tot verrassing van de medebroeders, Cremers op 17 mei 1954
naar Hollandia terug om het bestuur weer op zich te nemen. Toen op 18 juni
Hollandia apostolisch vicariaat werd, werd Cremers benoemd tot apostolisch
administrator, totdat Rome een apostolisch vicaris zou aanstellen.
Staverman heeft Cremers ervaren “als een man van kwaliteit, maar tevens
als een uiterst moeilijk mens. Zeer vele uren heb ik bij hem doorgebracht op
de pendopo van zijn huis, vele gezellige uren maar ook zeer vele moeilijke
uren, moeilijk soms als hij gebukt ging onder het feit dat het vicarisschap niet
voor hem scheen weggelegd, moeilijk andere keren omdat het met hem zo
moeilijk kersen eten was. Toch was onze persoonlijke verhouding goed en
niettegenstaande soms hevige spanningen en ernstige meningsverschillen is zij
dat in de grond altijd gebleven, alhoewel het lot ons in een vreemde positie tegenover
elkaar had geplaatst. Zijn houding was meer dan correct, zij was
welwillend en het getuigt van zijn gevoel voor verhoudingen dat hij mij nooit
behandeld heeft als degene die gekomen was om hem te verdringen. Hij nam
mij voor wat ik was, namelijk regulier overste en dat was ook mijn taak, ongeacht
de andere bedoelingen die het provinciebestuur met mij voorhad.”
Cremers sprak onder andere over de verdeling van het missiegebied dat te
groot was voor de Nederlandse minderbroeders. De vraag was waar de Augustijnen,
waarvan er al enkelen in Nieuw-Guinea waren, zich zouden vestigen.
Cremers meende dat Staverman naar een ander gebied zou kunnen gaan, bij voorbeeld de Wisselmeren. Zelf wilde hij graag in Hollandia blijven. Maar het
bestuur van de minderbroeders in Nederland wilde pas over gebiedsverdeling
spreken, wanneer Staverman door Rome tot apostolisch vicaris zou zijn benoemd
en Cremers vertrokken zou zijn. Rudolf wist dat en kon daarom niet
ingaan op de plannen van Cremers.
“Ook de toekomst van de toen nog driejarige HBS kwam aan de orde. Op
initiatief van Monseigneur was deze middelbare school 9 augustus 1951 geopend.
De oprichting had iets van een stunt, maar de eerste klap was natuurlijk
een daalder waard. Had men gewacht totdat het Gouvernement met een HBS
was begonnen, dan zou de Missie en trouwens ook de Zending er verder jarenlang
niet aan te pas gekomen zijn. Het stak de Zending echter dat de Missie
gestart was in een gebied dat, zeker wat de Papoea-bevolking betreft vrijwel
geheel protestant was. Maar wanneer de Zending het voortouw had genomen,
hoe lang zou het dan geduurd hebben voordat er een opening naar de Missie
was gemaakt?”
Maar wilde deze school uitgroeien tot een volwaardige vijfjarige HBS en als
zodanig gesubsidieerd worden, dan zou een compromis tussen Missie en Zending
nodig zijn. In Nederland hadden kort tevoren drie christelijke partijen,
KVP, ARP en CHU elkaar gevonden. Zij gingen ervan uit dat het middelbaar
onderwijs in Nieuw-Guinea allereerst een zaak zou zijn van Missie en Zending
en dat de bestaande driejarige HBS een volledige HBS zou worden. Toen Staverman
arriveerde was het besluit om van de bestaande HBS een school te maken
van Missie en Zending samen reeds genomen.
Provinciaal Castulus van den Eijnden was op 12 december 1954 in Biak gearriveerd.
Maar in plaats van eerst door te reizen naar Hollandia was hij direct
begonnen aan een rondreis. “Het heette dat hij op deze wijze onbevooroordeeld
met de missionarissen kon spreken. Ook tijdsbesparing en financiële
overwegingen hebben hierin een rol gespeeld, namelijk de uitsparing van een
extra retourtje Biak-Hollandia. Maar in de gegeven omstandigheden, zeker gezien
de pijnlijke situatie voor Monseigneur, hadden goede vormen zwaarder
moeten tellen dan dooie centen. Het stak Monseigneur heel erg dat het program
zo was opgezet.”
Cremers verwachtte dat de provinciaal open kaart zou spelen en zijn uiterste
best zou doen hem ervan te overtuigen dat hij moest wijken. Hij zei: “Als ik er
niet voor deug om nog langer leiding te geven, dan is het zaak dat ik hiervan
overtuigd wordt en zeker is het voor mijn geestelijk leven nodig dat ik van
mijn waan word genezen. Kan de Provinciaal mij niet overtuigen, dan zal ik in
Rome een Apostolisch Visitator vragen. Ik doe dat niet om mijzelf te redden –
want als ik het doe is het duidelijk, dat ik niet langer blijven kan – maar terwille
van de Missie en opdat Rome weet hoezeer de Provincie ten opzichte
van Nieuw-Guinea tekort is geschoten.” Hij was namelijk niet tevreden over
de kwaliteit van de missionarissen die naar Nieuw-Guinea waren gezonden en
over het beleid van Stavermans voorganger als superior regularis. Rudolf heeft
hem gevraagd nog maar eens goed na te denken alvorens een Apostolisch
Visitator te vragen, omdat het belang van kerk en orde daar niet mee gediend
leek.
Op 15 februari 1955 arriveerde de provinciaal in Hollandia. De gesprekken
met Cremers, waar Staverman bij aanwezig was, verliepen stroef en leverden
niets op. Op 1 maart vertrok de provinciaal, Cremers als een teleurgesteld man
achterlatend. Het wachten was nu op een beslissing van Rome. Rudolf kon
beginnen aan het bezoeken van alle medebroeders in de missie.
Reacties op dit artikel via het forum
|