Een nieuwe start in Seroei (vervolg)
Wisselmeren, een dochter en vertrek naar Nederland
Maar net was zij 4 dagen weg of ik kreeg ’s morgens radiocontact met de Resident. Tijdens dat gesprek vroeg hij mij of ik bereid was weer de leiding van de Mobiele
Eenheid op mij te nemen. De reden dat hij mij dat vroeg was, dat deze politie eenheid niet wou uitrukken, als ik niet de leiding over ze kreeg. In de Wisselmeren gaat het gerucht, dat Indonesische paratroepen in de omgeving van Moanamani gedropt zijn. En om die reden
was er een beroep op deze politie eenheid gedaan om in die omgeving verkenningen uit te voeren. Maar gezien deze agenten eisen stelden, werd er een beroep op mij gedaan. Zij lieten de leiding weten, dat zij alleen onder mijn leiding die opdracht wilden
uitvoeren. En naar aanleiding daarvan deed de Resident van de
Geelvinkbaai radiografisch een beroep op mij. Voor mij was dat
een moeilijke beslissing omdat mijn vrouw niet ter plaatse was.
Na enig overdenken besloot ik om die opdracht aan te nemen.
Diezelfde dag kwam een beaver mij ophalen, die mij toen naar de Wisselmeren vloog. Terwijl de groep agenten door de Marine naar de Wisselmeren werd ingevlogen. Het weerzien met mijn jongens was geweldig. Alleen vond ik wel
jammer dat ik mijn vrouw niet kon vertellen, dat ik weer een opdracht moest uitvoeren. En het ergste
was, ik geen afscheid van haar had kunnen nemen. In elk geval had met de Resident afgesproken, dat ik 20 april 1962 in Seroei wilde zijn
voor de geboorte van mijn kind. Volgens de behandelende arts zou mijn vrouw op 26 april 1962 uitgeteld zijn.
Maar helaas, op 19 april 1962 kreeg ik om 07.00 uur in de morgen radiografisch door, dat mijn dochter op 18 april 1962
was geboren. Na eerst dit blijde bericht aan mijn agenten verteld te hebben, gaf ik toen het bevel over aan mijn 2de man de Posthuiscommandant 1ste klas
Wimpie Inwanggin. Vergezeld van een gids ging ik toen naar de dichtstbijzijnde Missiepost. Na de pater mijn verhaal verteld te hebben, vroeg ik hem of hij mij met de chesna naar Seroei wou brengen. En zo kwam ik laat in de middag in Seroei aan, waar ik vrouw en dochter in mijn armen kon sluiten.
Begin juli van dat jaar verliet de familie Blok Waren. Maar omdat er geen vervanger voor hem in de plaats kwam, droeg hij het beheer van het financiële gedeelte aan mij over. In kas zat een geldbedrag van 80.000, == guldens aan contanten. Geld om overheidspersoneel en andere uitgaven maandelijks uit te betalen. Voor het Bestuurlijke gedeelte is daar het Districtshoofd de aangewezen persoon voor.
Dagelijks kwamen nieuwsberichten over de radio binnen, dat Indonesische paratroepen overal verspreid over Nieuw Guinea werden gedropt. Vandaar dat de agenten van de
Mobiele Eenheid samen met mij, in de omgeving van Moanamani verkenningen moesten uitvoeren. Maar er werd
toen nog niet verteld dat het Bestuurlijk gezag eerdaags aan de
Verenigde Naties zou worden overgedragen. Doch medio juli kreeg
ik een schrijven van ACAP waarin mij dat verteld werd. Ook werd
mij gevraagd of ik bij de overdracht over wilde gaan in
Indonesische overheidsdienst. Ik weigerde dat en vroeg toen of
mijn gezin zo vlug mogelijk naar Nederland zou kunnen worden gerepatrieerd. Toen die mogelijkheid bestond heb ik om veiligheidsredenen
Antoy en Sunny vooruit gestuurd. Ik heb ze nog in Seroei uitgezwaaid toen anderen ook voor repatriëring van Seroei weg gingen. In Waren bleef ik achter om alles in orde te maken voor de overdracht. Maar toen ik eind augustus via ACAP van de inlichtingendienst een brief kreeg dat ik bij de Indonesiërs op de zwarte lijst stond, nam ik direct maatregelen om van Waren weg te komen.
De kasgelden van 80.000 gulden in totaal die ik onder mijn beheer had droeg ik aan de Posthuiscommandant
Saonek en de Bestuurschrijver Inwanggin over. Aan de Posthuiscommandant overhandigde ik de buitensleutel van de kluis en de binnensleutel gaf ik aan de Bestuurschrijver. Daarvoor heb ik een proces-verbaal van overgave gemaakt, die door beiden werd ondertekend. Ook het bevel over het Sub Detachement droeg ik aan Phc.
Saonek over, terwijl ik het kantinegeld in bijzijn van Phc.
Saonek aan de kantinebeheerder overdroeg. Hoe die man heette, weet ik niet meer. Ik vertelde mijn ondergeschikten dat het Bestuurlijk gezag eerstdaags aan de Verenigde Naties wordt overgedragen en ik daardoor overbodig ben
geworden en naar Nederland moet.
Toen een boot van de gouvernementsvisserij Waren aandeed, ben ik
daar laat in de middag mee naar Seroei gegaan. De Uzi en revolver die bij mijn uitrusting hoorde heb ik meegenomen. En onze huisraad heb ik onder de agenten verdeeld. Want dat kon ik toch niet meenemen. Ik had alleen een koffer met kleren en belangrijke papperassen bij me.
In Seroei wisten zij niets van mijn komst af. IvP.2 Harry Rancuret, was daar waarnemend Detachementcommandant, omdat IvP. 1
Bram Tahaparij, met verlof naar Nederland was vertrokken. En in Seroei kreeg ik een brief van
Antoy uit Nederland, waarin zij schreef, dat zij bij mijn zuster
Juul en mijn zwager Janus Hermsen in huis is. Blij was ik dat het met mijn gezin goed ging. Ik logeerde daar bij mijn schoonouders. Maar werd tijdens mijn verblijf ziek. Gelukkig was ik vlug hersteld, zodat ik van ACAP toestemming kreeg om naar Biak te komen. In het Gouvernementshotel kon ik tot mijn vertrek naar Holland onderdak vinden. En gedurende mijn verblijf daar was ik geregeld bij de jongens van de Mobiele politie thuis te vinden. Mijn commando mes, de uzi en revolver en munitie heb ik aan de 3 beste jongens van de Mobiele Politie gegeven. Ik kon het doen omdat die niet geregistreerd stonden bij de Politie in Biak. En een dag voor mijn vertrek heb ik met alle jongens nog een klein afscheidfeestje gehouden.
Reacties op dit artikel via het forum
|