Mijn entree bij de politie in Nederlands Nieuw-Guinea
Op 24 december 1949, vertrok ik vanuit Tandjoeng Priok met een K.P.M-er,
Ms. “Waibalong”richting Nieuw Guinea. Reden van mijn vertrek uit Java was, dat ik de
soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië die op 27 december 1949 plaats zou
vinden, niet wou meemaken. Daarom vroeg ik in december van dat jaar mijn ontslag
van het Korps Algemene Politie Batavia. Op het Politie Bureau Sectie 7 te Mr.
Cornelis was ik bij de Verkeerspolitie in dienst.
Op 6 juni 1947 was ik zonder
enige opleiding bij de CP in dienst gekomen. Omstandigheden hebben mij ertoe
gebracht bij de CP dienst te nemen. Want medio mei van dat jaar kwam ik van het
Indonesische kamp Kaderschool in Magelang via kamp Gandjoeran in Djokdjakarta
naar Batavia. In het Minangkabauwkamp - een opvangcentrum van het Rode Kruis –
kreeg ik tijdelijk onderdak. Maar gezien het Rode Kruis mij niet met mijn
familie kan herenigen, nam ik bij de CP dienst. Want daar kreeg ik verzorging en
onderdak.
Een ander reden om naar Nieuw Guinea te gaan is, dat men van Nieuw Guinea
een thuisland voor de Indo wil maken, dat los staat van Indonesië. En om dat te
kunnen realiseren zijn er vrijwilligers nodig die als voortrekkers daar naar toe
willen gaan. Beloofd werd een vrije overtocht, huisvesting en verzorging plus
een vergoeding van 5 dubbeltjes per dag voor de geleverde prestaties.
Het beloofde kreeg onze
groep ook, maar vraag niet hoe de verzorging en onderkomen is. Uiteindelijk nam
ik in mei 1950 ontslag. En met behulp van Dhr. Bruinsma mocht ik in het
doorgangshuis van de Politie, mijn intrek nemen. Dhr. Bruinsma was daar toen
Detachementcommandant van de plaatselijke politie.
Medio juli 1950 nam ik toch weer dienst bij de Politie en kwam toen naar
de Politie opleidingschool in Base “G. Daar een spoedcursus van 3 maanden voor
Posthuiscommandant gevolgd. Toen kwam ik bij de Politie in Kota Baroe terecht.
Maar al op de eerste de beste dag van mijn plaatsing, moest ik met HPB Raphaël
de Haan en Inspecteur de Haas mee op patrouille. De patrouille naar het Waris
gebied heeft een maand lang geduurd.
De eerste 2 dagen vielen het
lopen in de bush echt niet mee. Dat sjouwen door de loempoer is echt geen
pretje. En dan niet te vergeten dat je door bloedzuigers en koetoe meleo wordt
belaagd. Het was echt een verschrikking. Vooral omdat ik als baroe helemaal niet
weet hoe ik die plagen van bloedzuigers en koetoe meleo kan voorkomen. En het
slapen in een bivak, waar ik op samen aan elkaar gebonden takken als een soort
lattenbodem moet liggen. In elk geval ben ik daardoor een ervaring rijker
geworden.
Bij terugkomst kon ik bij de familie Dutrieux terecht. Want woonruimte in
de kazerne is er niet. Maar dat kwam allemaal goed uit. Doordat ik bij de
familie Dutrieux woonde, kon ik daar ook in de kost komen. Samen met een collega
Ferry Brinkman deelde ik de kamer. Terwijl andere vrijgezellen, allemaal
V.S.D-ers, twee woningen toegewezen hebben gekregen om er in te wonen. V.S.D
–ers is een afkorting van Voor Speciale Diensten. Deze jongens dragen wel een
politie-uniform maar hebben niet de bevoegdheid om handelend op te treden en
verbalen uit te schrijven. Maar dat weet de buitenwereld niet.
Omdat er toen weinig kaderleden waren bij de politie werd er van de Indo
Phc (posthuis commandant) verwacht, dat hij die taken op zich neemt. Terwijl dat
van een Papoea of Indonesische Phc, niet vereist wordt. Maar doordat wij die
taken moeten doen, krijgen wij ook meer ervaring en ook de handigheid in het
opstellen van de PV’s (proces verbaal).
Wij werden ook de
binnenlanden ingestuurd om als Postcommandanten te fungeren op de gedetacheerde
politieposten zoals in Genjem, Demta en Waris.
En dat allemaal heeft mij
zelfstandiger gemaakt in mijn optreden.
Mijn beste leermeester in
het opstellen van mijn PV’s is IvP. Van Eijk (Inspecteur van Politie). Van hem heb ik geleerd welke wetsartikelen ik
moet en kan gebruiken bij het vaststellen van het onderzoek.
Maar vooruitzichten om
hogerop te komen is er voor de Indo Posthuiscommandant niet. Want in 1953 liet
het Gouvernement Hollandse Politie Inspecteurs naar Nieuw Guinea overkomen om
het tekort aan kaderleden op te vullen. Andere Indische kaderleden die vanuit
Indonesië via Singapore naar Nieuw Guinea bij de Politie komen, worden zelfs in
rangen teruggezet. Inspecteurs worden Hoofdposthuiscommandanten en Hoofdagenten
worden Posthuiscommandanten 1ste klas. Het is toch treurig of niet.
Het Gouvernement maakte van onze machteloosheid misbruik. Het ergste vind ik,
dat wij deze nieuwkomers in het begin alles wijs moeten maken. Daarom werden wij
opstandig. Enkelen van ons vroegen toen ontslag en melden ons als vrijwilliger
voor Korea. Doch de Korpsleiding legde ons Burgerdienstplicht op. Enkele VSD-ers
is het gelukt om bij Commando’s in dienst te komen. Maar wij die in actieve
dienst bij de politie zijn konden door die maatregel niet weg.
Maar ons ongenoegen heeft er wel
toegeleid dat de ex-kaderleden in hun oude rangen terug kregen waarvoor zij op
de Politieschool te Soekaboemi gestudeerd hebben. En ons werd toegezegd, dat
medio 1954 een Hoofdagentencursus komt.
Doch naast dat alles werd ik tot Phc. 1 bevorderd. Voor mij was dat een opkikkertje om verder mijn best te
doen. Wat ik dan ook deed.
Toen ik eind april 1954 van de buitenpost Waris terug kwam, kreeg ik van
mijn Dtc Dhr. Tours Bijns (Detachementscommandant) te horen, dat hij mij had
voorgedragen om de cursus van Hoofdagent te volgen. Voor mij was die mededeling
een heuse verrassing. Bij mij zelf denk ik dan; hè, eindelijk worden onze werken
gewaardeerd. Maar naast dit alles hoorde ik, dat de cursus een proef is. De
Korpsleiding was er nog niet helemaal zeker van of deze cursus gelijk getrokken
zou kunnen worden met de opleiding van de Politieschool in Soekaboemi. Maar ondanks
dat, ging medio mei 1954 de cursus van start. Vijftien jongens van verschillende
Detachementen en onderdelen van de Politie kwamen in Base “G”. In een speciaal
voor dit doel opgetrokken barak van hout en hardboard bewanding werden wij
gehuisvest. De barak is in acht afzonderlijke appartementen verdeeld. Met 2 man
deelden wij zo’n appartement.
Eten kregen wij uit de
gaarkeuken. Kleren wassen en strijken moesten wij zelf doen. Maar voor ons was dat
natuurlijk niet vreemd, omdat wij dat gedurende ons verblijf in de kazerne en op
buitenposten altijd zelf hebben gedaan.
Want om naast kost nog een bediende te hebben om dat voor ons te doen,
hadden wij niet genoeg inkomen. Want als je bedenkt dat wij als Phc. 1 maar fl.
114.50 per maand verdienden is dat echt niet veel. Die jongens bij de ABM of VAM, of
die buschauffeur zijn, beurden 3 tot 4 keer zo veel. En aan meisjes dachten wij
niet. Wij konden hen niet eens trakteren als wij ze mee uit zouden nemen. Jij telt bij
de meisjes pas mee als je Ha of IvP bent.
Goed 1 jaar lang volgden wij die cursus.
Maar 5 dagen voor ons examen,
kwam ons ter ore, dat ons inkomen niet gelijk getrokken zou worden met de
Hoofdagenten die in Soekaboemi hebben gezeten. Toen wij dat hoorden, werden wij
boos. Via onze instructeurs lieten wij weten, dat wij geen examen willen doen en
zij ons maar terug moesten sturen naar onze standplaatsen. Na veel gepraat
over en weer, kwam de dienstleiding met ons tot de overeenkomst, dat de
bezoldiging gelijk getrokken zou worden met de afgestudeerde Ha’s uit Soekaboemi.
Toen wij die bevestiging kregen, deden wij pas examen.
Van de vijftien jongens
zijn er dertien geslaagd. De twee jongens die niet slaagden kregen de rang van Hoofdposthuiscommandant.
De 15 jongens die aan de
cursus deelnamen zijn: H. Watrin, O. Hartwig, J.F.Peters,
F.V. Van Lingen, J.E. Fransz, N. Vuurman, R.A. Claase, H.J.H. Rahakbouw, R. Toorop,
C.M. Pikart, V.A. Croin, F.O.V. Brinkman en G. Ramaekers.
Reacties op dit artikel via het forum
|