Beslissing van
de
Raad
voor
de
Journalistiek
inzake de
klacht van
Nabestaanden De
Roos
tegen
F. de
Poel en S. Kockelmann
Bij brief van 22 maart 2002 met bijlagen, waaronder
een videoband
van de
gewraakte uitzending, heeft mr. F.G. Vreede namens G.
de
Roos te Beltrum, L.J.
de
Roos-van
Saane en R. de
Roos,
beide te
Laren (klagers), een klacht ingediend tegen F. de Poel en S. Kockelmann, beide
eveneens te Laren (verweerders).
Namens verweerders
heeft E. Beckx van KRO Mediastaf / Juridische Zaken hierop
gereageerd in een brief van 19 april 2002 met bijlagen. Klager heeft
daarop nog gereageerd in een brief van
3 mei 2002.
De
zaak is behandeld
ter zitting van
de Raad
van 28 mei 2002. Namens klagers waren aanwezig G. en R.
de Roos, alsmede mr. Vreede. Verweerders waren niet aanwezig. Klagers hebben ter
zitting nog overgelegd het proces-verbaal van
de
terechtzitting van 14 februari 2002 bij
de rechtbank te Amsterdam.
Een der
leden
van de
Raad
heeft gebruik gemaakt van het recht van verschoning. Klagers hebben
ter zitting desgevraagd
laten weten geen overwegende bezwaren te hebben tegen behandeling van
de zaak door de
voorzitter en drie leden.
DE
FEITEN
Op grond van
de stukken en het verhandelde
ter zitting gaat
de
Raad uit
van de
volgende
feiten.
Op 15 januari 1999 heeft
de KRO in het televisieprogramma “Netwerk” een
reportage uitgezonden over een vliegtuigongeluk dat in 1957
heeft plaatsgevonden. Het KLM-vliegtuig “Neutron” is toen verongelukt
voor
de kust
van Biak, een eiland gelegen
voor
de kust
van het voormalige
Nieuw-Guinea.
De gezagvoerder
van het vliegtuig, Rob
de Roos,
is tezamen met 57 andere mensen om het leven gekomen. Tien mensen overleefden
de ramp.
Het ongeluk is
destijds onderzocht
door de
Raad
voor
de
Luchtvaart. In een rapport van maart 1958 heeft
deze
de slotsom getrokken dat noch een vliegfout
van de
bestuurder,
noch een technische storing, noch een combinatie van beide,
de ramp
op overtuigende
wijze konden
verklaren.
De Poel was ten tijde van
de gewraakte uitzending hoofdredacteur van
Netwerk. Kockelmann is
de verslaggever die
de reportage heeft vervaardigd. Klagers zijn
nabestaanden van Rob
de Roos,
te weten diens broer, weduwe en zoon.
In de reportage komen drie personen aan
het woord: P. Thijssen, die wordt geïntroduceerd als
voormalig
barman op de
marinebasis van Biak, S.M.
de Boer, een van
de overlevenden van het ongeluk en Rob van Gijzel, die ten
tijde
van het maken van
de
reportage lid was van
de Tweede Kamer.
De aanleiding
voor
de reportage was als volgt. In 1998 heeft
Thijssen aan De
Boer een brief gezonden, waarin hij
de volgens hem ware toedracht van het ongeluk
heeft geschetst.
De Boer heeft van een en ander melding gemaakt bij
de
directie van de
KLM en bij kamerlid Van Gijzel. Laatstgenoemde heeft een kopie van
de brief
van De
Boer aan Kockelmann toegezonden.
Deze
heeft daarop contact gezocht met Thijssen en
De Boer.
In de
reportage wordt Thijssen - conform zijn brief aan
De Boer - opgevoerd als
de
getuige die weet wat er gebeurde
in de
uren voor
het ongeluk, maar zich tot nog toe aan een hem door
de marine opgelegd spreekverbod heeft gehouden.
Thijssen stelt dat hij Rob
de
Roos in
de bar
van marine-officieren heeft gezien en dat
deze met enkele anderen sprak over stuntvliegen. Thijssen
verklaart: “(…) Bij het vertrek hoorde ik captain
Roos zeggen van ‘Maak maar licht in het
kamp dan maak ik een ‘low-pass’ over het kamp heen’. Een low-pass
dat is dus een ‘overshoot’, dus op lage hoogte over komen vliegen.”
In een ‘voice-over’ wordt vervolgens melding gemaakt van “niet
hard te maken geruchten, die volgens Thijssen
de ronde
deden,
dat de
bemanning te veel gedronken zou kunnen hebben”. Tijdens die mededeling, die direct volgt op
de
opmerkingen over stuntvliegen, wordt een uit die tijd daterende foto van geüniformeerde
mannen aan een bar in beeld gebracht.
De Boer vertelt in
de reportage dat
de
piloot tijdens
de start
zei: “Beste mensen we vliegen naar Amsterdam, maar we gaan nog even
de
lichtjes van Biak bekijken”, zonder
uit te leggen waarom hij dat zou doen.
De reportage bevat een fragment waarin
Van Gijzel te kennen geeft dat er zijns inziens aanleiding is het onderzoek
naar de
toedracht van
de ramp te heropenen. Als belangrijkste reden daarvoor noemt hij
de verklaring van Thijssen.
Van Gijzel had als
voorwaarde
voor het
gebruik van dit fragment gesteld dat ook commentaar van
de
Raad
voor
de Luchtvaart moest worden
gevraagd. Verweerders
hebben dit gedaan, echter slechts kort
voor
de uitzending.
Deze was daardoor niet in staat te
reageren. In de
reportage wordt gezegd: “De Rijksluchtvaartdienst en
de
Raad
voor
de Luchtvaart zijn verantwoordelijk
voor
zulk onderzoek,
maar die Raad
onthoudt zich
vooralsnog van elk commentaar”.
Verweerders beschikten bij het maken van
de
reportage niet over
de
stukken van het
vooronderzoek
en het rapport van onderzoek
naar de
vliegramp, welke ten grondslag hebben gelegen aan
de uitspraak van
de
Raad
voor
de
Luchtvaart, waarover zij wel beschikten. Evenmin hadden verweerders materiaal uit andere
bronnen voorhanden.
Zij hebben het verhaal van Thijssen niet geverifieerd.
Klagers hebben, naar aanleiding van aankondigingen van
de
voorgenomen uitzending, telefonisch contact
opgenomen met de KRO om hun bezwaren daartegen kenbaar te maken. Verweerders
hebben besloten
desondanks tot uitzending over te gaan.
Klagers hebben tegen verweerders
en de
KRO een civiele procedure bij
de
rechtbank te Amsterdam aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 27 maart
2002 heeft de
rechtbank geoordeeld
dat de
uitzending onrechtmatig was ten opzichte van
de nabestaanden van
De
Roos.
In rechte is komen vast te staan dat Thijssen op
de bewuste avond niet als barman heeft gewerkt
in de
bar op de
marinebasis en dat hij daar ook niet binnen is geweest. In het
getuigenverhoor heeft hij verklaard
de bemanning niet te hebben zien drinken.
Ook is duidelijk geworden dat het aan Thijssen opgelegde “spreekverbod” uitsluitend betrekking
had op gesprekken in
de bar van
de marinebasis.
Verweerders
en de
KRO zijn door
de rechtbank veroordeeld
om, kort gezegd, in een uitzending van Netwerk
de reportage te rectificeren en
de
nabestaanden
een nog nader
te bepalen bedrag aan schadevergoeding
te betalen. Aan het vonnis is door verweerders en
de KRO voldaan.
DE
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klagers stellen dat verweerders
de grenzen van hetgeen, gelet op
de eisen
van
journalistieke verantwoordelijkheid,
maatschappelijk aanvaardbaar is, (verre) hebben overschreden.
De
directe aanleiding om, in vervolg op
de civiele procedure, ook een klacht in te dienen bij
de
Raad is
het feit dat Kockelmann tijdens
de
zitting bij de
rechtbank heeft gezegd: “Met het materiaal waarover ik heden
beschik, zou ik een zelfde
reportage maken, alleen nog een stukje sterker”.
Deze zin is opgenomen in het
proces-verbaal van
de
zitting.
Klagers willen twee punten, die naar hun oordeel
in de
civiele procedure onvoldoende
aan de
orde
zijn gekomen, alsnog door
de
Raad
laten beoordelen.
Ten eerste stellen klagers dat
de suggestie van drankgebruik door
De
Roos door verweerders als verzonnen nieuwsfeit is
geïntroduceerd
De suggestie van drankgebruik is gedaan zonder dat verweerders beschikten over ook maar een
concrete aanwijzing. Waar barman Thijssen in
de uitzending verklaart
de
gezagvoerder
aan zijn bar te hebben gehad, maar buiten
de uitzending expliciet heeft verklaard
de
gezagvoerder
niet te hebben zien drinken, hadden
verweerders
niet met de
gekozen voice-over en beelden van drinkende mannen
de suggestie van drankgebruik mogen wekken.
Eventuele geruchten, waar in
de voice-over op wordt gedoeld, hadden
niet mogen worden
vermeld zonder
dit te onderzoeken,
nu Thijssen en
De Boer die geruchten niet in
de uitzending
voor hun rekening durfden
te nemen.
Ten tweede
menen klagers dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verweerders
hebben eerst op
de dag van
de
uitzending de
Raad
voor
de
Luchtvaart om commentaar gevraagd.
Deze kon niet op zo korte termijn commentaar geven op een
vliegramp van 41 jaar geleden. Daarnaast heeft klager Rob
de
Roos jr.
na kennisneming van een aankondiging van
de uitzending contact opgenomen met
Kockelmann. Hij heeft hem meegedeeld dat er drie nabestaanden
van gezagvoerder
De
Roos
waren die ernstig bezwaar hadden
tegen de
uitzending. Willens en wetens hebben verweerders toen besloten
de uitzending over een vliegramp van 41
jaar geleden, waar niets actueels aan was en waarvoor
geen klemmende
noodzaak bestond op dat moment tot uitzending over te gaan, te laten
doorgaan. Volgens klagers had een zorgvuldig en gewetensvol
journalist in een
dergelijk
geval de
uitzending moeten opschorten en
de nabestaanden moeten horen. Een en ander klemt temeer nu verweerders
niet het volledige onderzoeksrapport
uit 1957/58
hebben opgevraagd bij het Rijksarchief, terwijl daaruit blijkt dat
het gedrag van
de bemanning
voorafgaand
aan de
vlucht was onderzocht
doch niets bijzonders
had opgeleverd.
Verweerders zijn van mening dat
de
klacht door de
Raad
niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij stellen daartoe dat over
de
kwestie reeds vonnis is gewezen, dat
de rechtbank zich in dat vonnis ook heeft uitgelaten over
de
zorgvuldigheid van het
journalistiek handelen en dat
de rectificatietekst inmiddels
in Netwerk is uitgesproken. Om die reden hebben klagers volgens verweerders geen belang meer bij een uitspraak
van de
Raad.
Voor
zover de
Raad
de zaak
wel inhoudelijk
zal behandelen,
verwijzen verweerders
naar de
processtukken in
de
civiele procedure.
ONTVANKELIJKHEID
Het verweer dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun klacht,
wordt verworpen.
De
omstandigheid dat een kwestie reeds ter behandeling is
voorgelegd aan
de civiele rechter, leidt als zodanig
niet tot niet-ontvankelijkheid van die klacht, ook niet wanneer
de
civiele rechter reeds uitspraak heeft gedaan. Immers,
de
Raad heeft een eigen bevoegdheid terzake van
klachten betreffende
journalistieke gedragingen. Ook een reeds
gepubliceerde
rectificatie hoeft niet met zich mee te brengen dat er geen belang
meer bestaat bij een oordeel
van de
Raad
over het
journalistiek handelen.
Klagers hebben hun belang om een aanvullend oordeel van
de
Raad te verkrijgen onderbouwd.
De
Raad
beschouwt klagers als rechtstreeks belanghebbenden en acht hen ontvankelijk in hun klacht.
BEOORDELING VAN
DE KLACHT
Thijssen heeft zichzelf geïntroduceerd als
voormalig barman op Biak en heeft verteld dat hij gezagvoerder
De
Roos
voorafgaand
aan de
fatale vlucht aan
de bar
heeft horen praten over vliegstunts. Hij heeft niet gesteld dat hij
gezagvoerder
De
Roos
heeft zien drinken. Ook niemand anders heeft in
de reportage enige mededeling
uit eigen wetenschap gedaan over drankgebruik door
De
Roos of
de overige bemanning van
de
Neutron.
Evenmin beschikten verweerders
over andere
bronnen die op mogelijk drankgebruik wezen.
Verweerders
hebben zelf, door in
de tekst
van de
voice-over tijdens
het interview met Thijssen “geruchten van alcoholgebruik” te noemen,
het mogelijke drankgebruik in
de reportage geïntroduceerd
Deze
“geruchten” zijn door verweerders
niet onderzocht
en worden
op geen enkele wijze onderbouwd. De tekst van
de voice-over is nog versterkt doordat tegelijkertijd een uit
die tijd daterende foto van een groep drinkende mannen in beeld is gebracht.
De
suggestie dat gezagvoerder
De
Roos
mogelijk had gedronken alvorens aan
de fatale vlucht te beginnen, vormt een zeer ernstige aantasting
van diens eer en goede naam. Verweerders hadden onvoldoende basis
voor het doen van een
dergelijk
ernstige suggestie, nu
deze
niet wordt gedragen door voldoende informatie en bronnen.
Ten aanzien van het tweede onderdeel
van de
klacht overweegt
de
Raad als
volgt. Waar het hier een vliegtuigongeluk uit 1957 betreft, konden
verweerders
niet verwachten dat
de
Raad
voor
de
Luchtvaart, gevraagd om commentaar, binnen heel korte tijd zou
kunnen reageren. Niet aannemelijk is geworden dat er enige specifieke noodzaak was
de
reportage op 15 januari 1999 uit te zenden. Evenmin is aannemelijk geworden dat
de
Raad
voor
de Luchtvaart niet eerder
om een reactie kon worden
gevraagd. De
Raad is
van oordeel
dat de
Raad
voor
de
Luchtvaart niet voldoende
tijd is gegund om van een serieuze poging tot wederhoor te kunnen spreken.
De
vermelding in
de uitzending” “(…) maar die
Raad
onthoudt zich
vooralsnog van ieder
commentaar” dekt
niet de
lading van wat er aan
de hand was.
Ook is niet goed te begrijpen waarom verweerders
niet hebben besloten
de uitzending van
de reportage op te schorten, toen kort
voor
de
uitzending bekend werd dat er nabestaanden van De Roos
waren die tegen
de voorgenomen
uitzending bezwaar hadden. Zeker waar het hier ernstige aantijgingen betrof, die 41
jaar na het fatale ongeluk
voor klagers onverwacht zouden
worden
uitgezonden,
is deze
handelwijze
tegenover klagers onjuist.
Ten aanzien van beide klachtonderdelen moet worden geoordeeld dat verweerders
gehandeld
hebben in strijd met hetgeen, gelet op
de eisen van
journalistieke verantwoordelijkheid,
maatschappelijk aanvaardbaar is.
BESLISSING
De
Raad
acht de
klacht gegrond.
De
Raad
verzoekt verweerders
aan deze
beslissing aandacht te besteden in een uitzending van het programma Netwerk.
Aldus vastgesteld door
de
Raad op
1 augustus 2002 door mr. A. Herstel,
voorzitter, T.G.G. Bouwman, mr. A.H. Schmeink
en drs. P. Sijpersma, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. A.R.
Creutzberg, secretaris.
Uitspraak 2002-31
|