Doordat ik met een Indische jongen getrouwd ben, heb ik zoveel gehoord
over Indonesië, foto’s gezien, maar vooral de verhalen maakten indruk. Ik
had een beeld hoe het zou zijn in Indonesië, maar ... mijn man had allerlei
uitvluchten. Gelukkig heb ik hem zover gekregen dat we samen naar Indonesië
gaan, voor het eerst zonder de kinderen, voor het eerst vliegen, voor
het eerst zo ver en voor het eerst zo lang van huis. Allemaal dingen die ik niet de vakantie
nooit zou doen. Maar ... voor Indonesië heb ik alles over, niets staat me
nu meer in de weg.
Aangekomen in Jakarta , voel ik de "warmte" van het land, heerlijk. We gaan met de taxi naar het hotel en m’n
man praat honderd uit, ik voel z’n emoties en leef met hem mee. Dit is het land waar hij geboren is, waar ik zoveel
mooie verhalen over gehoord heb. Er zijn ook mensen die me gewaarschuwd hebben, dat er misschien ook
wel dingen zijn die ik minder mooi en leuk zou vinden. Ik ben een Hollandse en het is er erg warm zeggen ze. De
hygiëne is er misschien niet zoals in Europa en vooral, denk er goed om wat je daar eet anders gaan je darmen protesteren. We zien wel.
In het hotel in Jakarta worden we heel vriendelijk ontvangen. We nemen
een heerlijke douche en .. . we gaan lekker beneden in het restaurant eten. Ik kijk m’n ogen uit, wat een
pracht is het hier, we kunnen kiezen uit heel veel verschillende gerechten en we laten het ons goed smaken.
De volgende dag bekijken we Jakarta.
Het valt me op dat het in de stad zo heel anders gaat dan bij ons. Men
neemt gewoon voorrang, ze snijden je gewoon de weg af en steken de weg over terwijl ze dat, naar mijn
idee, beter niet kunnen doen. Niemand wordt er boos over. De chauffeur lacht om m’n opmerking en ziet
het probleem helemaal niet; het gaat toch goed zo. De mensen hebben zo’n geduld ik blijf me er over verbazen.
We gaan het huis zoeken waar m’n man vroeger een korte tijd heeft gewoond.
Hij weet het zich niet meer te herinneren
dat hij in Jakarta heeft gewoond.
Daar aangekomen krijg ik weer een enorme golf van emoties over me heen.
Dit is het huis waar hij heeft gewoond met z’n vader, moeder, zusje en broertje die ik zo heel graag had willen kennen,
waar ik ook veel over gehoord heb, waar ik me zo graag thuis had willen voelen, maar helaas zijn ze in 1957 met een vliegtuig verongelukt in Biak (terwijl
m’n man al in Holland was).
We maken foto’s van het huis, er staat een groot hek voor en helaas de mensen
zijn niet thuis, jammer. De taxichauffeur rijdt nog wat door andere straatjes. Misschien kan hij de achterkant van het huis laten zien, maar dat lukt niet. Hij brengt
ons weer naar het hotel. De volgende ochtend vertrekken we vroeg. We gaan via ’t mooie Bogor naar Pelabuhan Ratu.
Schitterende route, prachtig die natuur.
Vanuit onze hotelkamer in Pelabuhan Ratu hebben we een prachtig uitzicht.
De mooie cocospalmen, ’t strand met de vissersbootjes op zee, die ’s avonds verlicht zijn.
Nog geen vijf minuten van het hotel komen we in een kleine kampong. M’n man praat wat met de mensen in de kampong
Ze hebben er heel duidelijk lol in en praten honderd uit. Het is er heel rustig en gemoedelijk. De mensen hier
hebben geen haast. Ze praten over voetbal, over Van Basten, en ... ze willen graag in Nederland studeren, daar sparen ze
voor. Terwijl we daar nog wat wandelen, kijk ik m’n ogen uit. De mensen hebben niets, het ziet er echt heel armoedig
uit terwijl wij op een steenworp afstand in een luxe hotel logeren. Wat een contrast.
De volgende dag gaan we een trip maken
en komen ook weer in verschillende kampongs terecht. Wat zijn de mensen toch lief en hartelijk er is helemaal geen
agressie en niemand heeft haast. Onderweg zien we een man die met een hamer grote keien klein slaat totdat ze
klein genoeg zijn om er beton van te maken. De man beschermt zich tegen de zon met een blad van een klapperboom.
We trekken zo van de ene naar de andere plaats en telkens word ik weer getroffen door de gastvrijheid, de hartelijkheid
en het gemoedelijke.
Na veertien dagen komen we aan in de plaats waar we de geboorteakte
van m’n man hopen te vinden, De mensen staan ons vriendelijk te woord en zeggen dat ze geen geboorte-aktes hebben van
1943. De ambtenaar ziet dat we dat niet kunnen geloven en geeft een paar hele grote boeken, waar
alle geboorte-aktes van vroeger in staan en we mogen zelf wel even kijken . Maar .. .. tidak ada. Ze verwijzen ons naar z’n geboorteplaats. waar we heen gaan. De mensen van de Catatan Cipil willen
echt alles voor ons doen. Helemaal als je foto’s van ze maakt en zegt dat je ze later op
zal sturen. Maar de geboorte-akte is er gewoon niet. Jammer!
In z’n geboorteplaats gaan we met
de becak op zoek naar het huis waar hij geboren is. We ontmoeten mensen die wel weten waar
de familie gewoond heeft. Maar we moeten het nog maar even daar in die kleine warung vragen.
We komen bij een mevrouw, ze spreekt Hollands en zegt: "ja, daar heeft de familie gewoond".
Ze haalt er een oude dame bij en die vertelt mijn man dat de familie daar gewoond heeft. Z’n vader woonde daar
met z’n zus. (Nu hebben we ongeveer twee weken voordat we naar Indonesië gingen, gehoord dat z’n vader misschien
nog een zus heeft die in Indonesië woont, maar waar ... Wij wisten niet dat zijn vader nog een zus had. Mijn man wil
zoveel informatie van die oude dame, maar ze weet alleen dat ze misschien in Atjeh woont. Nu weten we het zeker. Z’n vader heeft nog een zus.
We zijn altijd in de veronderstelling geweest dat zowel z’n vader als z’n moeder geen broers of zussen hadden.
Dit is toch wel weer een leuke ontdekking. Maar aangezien wij nu in Tegal zijn is het wat moeilijk om dat ter plekke uit
te gaan zoeken. Dat ik het adres zal vinden, weet ik zeker, hoe dan ook.
We zijn tien dagen in de buurt gebleven
en hebben veel mensen gesproken. M’n man gaat steeds beter z’n bahasa spreken. De mensen geven hem complimentjes
en vinden het leuk dat hij in deze plaats geboren is. In Holland is hij een Indo en in Indonesië is hij echt een
Belanda.
Na verloop van tijd gaan we naar het eiland Biak. Daar blijven
we drie dagen.
We willen het massagraf zoeken van m’n schoonfamilie. Als we aankomen op het vliegveld word ik als eerste hartelijk ontvangen
door een Papua. Hij geeft me een stevige hand en zegt "welkom". Dit geeft me zo’n goed gevoel, niet te omschrijven
gewoon en waarschijnlijk ook niet te begrijpen.
De volgende dag gaan we zoeken naar ’t massagraf, dat volgens ons tussen de
startbaan en de zee moet zijn. Het vliegtuig is daar in zee gestort. Aan het einde van de startbaan komen we
in een kampong
terecht. We vragen aan een me vrouw of er een begraafplaats in de buurt is. We vertellen waar we naar op
zoek zijn. Ze zegt dat we even mee moeten lopen want die man daar weet het beslist. Inderdaad, hij heeft geholpen
de mensen te redden en had de lichamen in z’n tuin gelegd. Die hadden er de
hele nacht gelegen. De volgende dag werden ze pas opgehaald.
De man vertelde het verhaal alsof het
gisteren was gebeurd. Alle mensen die daar wonen weten het, ook de kinderen. We gaan met de oude man (en een heleboel
andere Papua’ s) naar een begraafplaats vlak in de buurt. Maar helaas we vinden niets. Ik begrijp het niet, er moet
toch op de een of andere manier een herdenkingspunt zijn.
Hevig teleurgesteld heeft m’n man bloemen
van de boom geplukt en in de zee mee laten stromen naar de plaats.
De volgende dag gaan we met een chauffeur
op pad om verder te zoeken. We hebben gehoord dat er een monument moet zijn. Na lang zoeken komen we bij
een kerkje, daarvoor staat een klein wankel houten torentje met een mooie grote bel. We klimmen in het torentje
(ongeveer drie meter hoog) en daar zien we de bel hangen. Er staat 16 juli 1957 Neutron op en in de Biakse taal "Munasus
ro fararur pjun ro Neutron ani 16-7-57". Het is heel moeilijk te beschrijven wat ik voel. Ik kan niet meer stoppen
met huilen. Dit is het, nu ben ik zo dichtbij en toch ook zo vreselijk ver weg. We hebben het eindelijk gevonden. De kerkdienst
is net afgelopen en als de mensen uit de kerk komen, blijven de meesten staan en vragen zich af wat wij daar
doen. M’n man vertelt hen het een en ander en ontmoet iemand die les heeft gehad van zijn vader. Hij vertelt ook het verhaal aan de dominee en vraagt of hij de klok mag luiden. Dat mag, tien slagen geeft hij. Terwijl m’n man de klok luidt,
zie ik dat het torentje wel aan vervanging toe is. Het gaat helemaal heen en weer. Het blijkt dat de klok niet meer
gebruikt wordt. De lagers zijn kapot. Hij kijkt meteen of het gemaakt kan worden en zegt tegen mij: "Wat vind jij er van als
wij dit de volgende keer als we komen in orde maken?" Ik wil het graag, maar waar halen we in ’s hemelsnaam het geld
vandaan ...
De volgende dag vertrekken we naar Hollandia Haven. In Hollandia Binnen
heeft m’n man gewoond tot z’n twaalfde jaar. Toen ging hij naar Holland.
We zijn heel nieuwsgierig of z’n huis er
nog staat. Ik zou er het liefst meteen heen gaan, maar van ’t vliegveld Sentani naar Hollandia Haven is nog een aardig
stukje. Als we in het hotel arriveren, is het inmiddels avond geworden. We worden heel hartelijk en vriendelijk ontvangen
en we gaan heerlijk eten. We praten nog wat met de jongens van het hotel. Een jongen vraagt aan m’n man
waar hij in Hollandia Binnen heeft gewoond. "Oh", zegt hij, "die straat is er nog hoor en volgens mij is er niets veranderd".
We spreken af dat hij ons de volgende dag met een taxibusje overal naar toe rijdt.
We gaan ’s morgens vroeg op pad. De chauffeur brengt ons naar een buurjongen die mijn man direkt herkent en vindt
het leuk hem te ontmoeten, we maken een afspraak voor de volgende dag. Hij zal dan een vrije dag nemen. Hij vertelt
dat z’n moeder en z’n zusje op het strand, genaamd base g, zitten. Ze gaan picknicken vandaag. We gaan naar het
strand: de buurvrouw herkent m’n man niet direkt, maar als hij z’n naam zegt, vliegt ze hem om de hals en is blij hem
te zien. Ze vertelt dat het huis er nog staat.
Als we in de straat komen waar m’n man vroeger heeft gewoond, heb ik het
gevoel of ik thuis kom. Dit is een heerlijke gezellige straat, wat moet hij hier vroeger toch heerlijk gewoond hebben.
Alles is zo ruim en zo vrij. Inderdaad, het huis staat er nog precies zoals hij het 35 jaar geleden heeft verlaten. We staan wat te kijken, er komen wat mensen aan lopen, ze herkennen hem en ze weten nog van z’n familie.
We mogen het huis van binnen bekijken. Het is nog helemaal precies hetzelfde. Ik zie achter het huis een stel kinderen voetballen met een lekke voetbal. Als je de snoetjes van de kinderen observeert, zie je dat ze echt veel plezier hebben. Ze
gaan zo op in hun spel. ze genieten zo! (met die lekke voetbal). Bij een ander huis zitten twee grotere jongens. een
met een gitaar, er gaat zo ’n rust van uit.
Het doet alle maal gezellig aan.
Nu ik enige tijd in Indonesië ben, besef ik dat wij in Holland materialistisch zijn en zij zo blij met niets. Zij zijn geestelijk veel rijker".
Ik ontmoet een man, die vertelt dat zijn vrouw naar Nederland is geweest op bezoek bij haar zus. Ik vraag heel enthousiast: "En ... hoe heeft ze het gehad in Nederland?"
Ik denk misschien zegt hij wel dat ze het heel luxe heeft gevonden.
Maar nee, hij zegt: "Helaas had ze niet het gevoel bij haar zus op bezoek te zijn geweest, maar bij een vreemde. Ze is
ook eerder teruggekomen naar Indonesië". In de paar dagen dat we daar zijn, ontmoet m’n man nog wat klasgenootjes.
Er worden heel wat herinneringen opgehaald. En de tijd vliegt voorbij.
Als het tijd is om te vertrekken wil ik eigenlijk niet en krijg een heel
naar gevoel. Gelukkig gaan we nog twee dagen naar Bali.
Als we in Bali in de prachtige hoteltuin zitten, ontmoeten we een echtpaar uit Canada, we maken een praatje. Meneer
vraagt waar we vandaan komen. We vertellen dat we uit Holland komen.
"Oh", zegt de man, ’’ik heb in 1985 een
vrouw ontmoet in Biak die ook uit Holland kwam. Die mevrouw was op zoek naar de Papua die haar gered heeft, want
ze heeft namelijk een vliegtuigramp overleefd in 1957".
Wij vertellen dat we ook op zoek zijn
geweest in Biak maar naar een herdenkingspunt want mijn schoonfamilie heeft diezelfde vliegtuigramp niet
overleefd.
Als we teruggaan naar Holland en ik zit in het vliegtuig dan denk ik, waar kan ik
mijn verhaal kwijt. Wie begrijpt mijn verhaal. Wie kan met ons meevoelen.
Ik heb gevoeld wat het is om in Indonesië
te zijn. Ik kan het eigenlijk helemaal niet vertellen! Zodra we in de gelegenheid zijn, gaan we weer heel ver weg
naar wat ons zo heel nabij is!
NINJA MAC MOOTRY
(echtgenote van Donald)