Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



Strijd om de Jappengrotten

Pacific, West Nieuw Guinea, Biak 1944

naar vorige pagina naar volgende pagina

 

Gevechtseenheden van het 162e regiment infanterie rukten na de landing onmiddellijk op langs de kustweg, die de Jappen vanuit Bosnik naar de vliegvelden hadden aangelegd. De troep kankerde over het ruwe wegdek, de hitte, het gebrek aan water, maar officieren en manschappen waren in werkelijkheid in hun beste humeur. Er was immers weinig tegenstand. Vol vertrouwen was men van mening dat dit een tweede Hollandia ging worden.

De Jappen hadden zich terug getrokken in de heuvels en wij zouden spoedig de vliegvelden bezet hebben en dan bleef er alleen nog maar een zuiveringsactie over. Tegen de avond was het 162e regiment 8 mijl opgerukt en bevond zich op een afstand van minder dan een mijl van de Mokmer strip. Een bataljon stak een ravijn over en bezette een heuvelrug. Alles scheen goed te gaan. Maar de Japanse hinderlaag was voorbereid.

De volgende ochtend opende de vijand het vuur. Er was artillerie en mitrailleur vuur en de droge knallen van mortieren. Een scherm van vuur scheidde de Amerikaanse troepen en het voorste bataljon verkeerde in de onmogelijkheid om terug te trekken. Tegelijkertijd werd de kop van de colonne getroffen door het vuur van de Japanse tanks, en als de Japanners deze situatie volledig hadden uitgebuit, zou het bataljon waarschijnlijk ter plaatse in de pan zijn gehakt. Dit gebeurde echter niet en als gevolg daarvan waren de Amerikanen instaat terug te trekken en dekking te zoeken achter rotsformaties langs de smalle kuststrook.

Zij hadden geen steun van artillerie, hun opmarstempo was te snel geweest. Nu echter kwamen de torpedojagers, die voor de kust lagen, in actie. Dit vlootvuur was niet bijzonder effectief tegen de vijand, die zich betrekkelijk veilig voelde en zich had genesteld in de rotsen en grotten. Maar waarschijnlijk weerhield het hen er toch van om een frontale aanval uit te voeren. De vijandelijke 15 cm kanonnen beantwoordden het vuur en plaatsten een voltreffer op één van onze torpedojagers. Tegen de middag kwamen de “Amphibian Engineers” te hulp. Tien buffaloes verschenen op de kust en zochten moedig hun weg over koraalriffen terwijl 15 cm granaten rondom hen hoge geisers van water opwierpen.

Zij brachten munitie, bloedplasma, water en morfine naar de belegerde troepen. De soldaat Albert M. Eshpeter uit Fargo in Noord Dakota, was de eerste, die met zijn buffalo de kust opreed. De terugtocht van deze vaartuigen was met gewonden, die op deze wijze konden worden afgevoerd. Later op de avond zagen de Japanse strijdkrachten kans, het voorste bataljon volledig van de Amerikaanse Hoofdmacht te isoleren. Bij het aanbreken van de volgende dag deed de inmiddels versterkte vijand drie vastberaden aanvallen, doch deze werden met zware verliezen van beide zijden afgeslagen.

En in de gloeiende zon, die meedogenloos neerscheen op het blinkende koraal, vond die dag de eerste strijd van tank tegen tank in de Zuid-West Pacific plaats. Het aantal hierbij betrokken tanks was gering, maar daarom niet minder belangrijk, al was het alleen maar door het feit, dat hierbij werd gedemonstreerd dat onze tanks superieur waren aan die van de vijand, hetgeen geen belofte inhield voor de toekomst. Van het vliegveld rukten drie Japanse tanks op, die werden opgevangen door vijf Amerikaanse Shermans. Na enkele schoten over en weer werden de Japanse tanks buiten gevecht gesteld. Een half uur later verschenen weer vier vijandelijke tanks, die eveneens onmiddellijk werden vernietigd. Wij hadden tot nu toe de vijandelijke aanvallen afgeslagen, maar door het onafgebroken vuur van de Jappen op en in de rotsen, werden onze posities onhoudbaar.

Diezelfde nacht werden wij dan ook gedurende de duisternis door een vloot van buffaloes geëvacueerd en terug gebracht naar Bosnik. Als gevolg van deze tegenslag was de kustweg naar de vliegvelden de eerstvolgende dagen op effectieve wijze door de vijand geblokkeerd.

In de namiddag van mijn eerste dag op Biak verliet ik mijn staf voor een bespreking met de staf van de “Task force”.

Zo ver ik kon volgde ik de kustweg en dat was tot een punt ongeveer twee kilometer van het Mokmer vliegveld. Het viel mij moeilijk om mij een voorstelling te maken van de opmars van het 162e regiment, zoals die langs deze route had plaatsgevonden. Links van mij lag de zee en rechts waren de koraalrotsen, die loodrecht omhoog wezen.

Vanuit mijn jeep kon ik de openingen in de rotsen zien, die nog steeds van vijanden gezuiverd moesten worden. Op sommige plaatsen bereikten de rotsen bijna de zee, zodat de smalle weg, daar bij hoog tij door ondiep water liep.

Ik passeerde de plaats, waar onze troepen in de Japanse hinderlaag waren gevallen en ik zag de kapotgeschoten Japanse tanks, waarin de gesneuvelde bemanning nog op hun plaatsen zat. Ik zag de 15 cm kanonnen, met de lopen op zee gericht en ik was blij, dat onze eerste landing was uitgevoerd bij Bosnik, inplaats van de één kilometer diepe kuststrook nabij de vliegvelden. Op de terugweg naar mijn hoofdkwartier was ik ernstig en nadenkend gestemd. De rotsen vormden een afwerend en natuurlijk bastion. Ik wist niet, dat in het binnenland geen wegen waren en het plateau achter de rotsen even rijk aan jungle was, als het plateau er vóór kaal was.

 

naar vorige pagina naar volgende pagina