|
Strategie voor de onvermijdelijke zelfstandigheid van West-Papoeadoor Kees Lagerberg voorjaar 2001 Omdat ik geen Papoea ben, kan ik alleen maar schrijven als Nederlander.
En in de kwestie-Nieuw-Guinea is dat moeilijk, want het is geen zaak om
trots op te zijn. Het wordt er niet beter op als je daar een aantal jaren
verantwoordelijkheid hebt gedragen. De huidige president Wahid tracht een aanvaardbaar bestuur te voeren, maar slaagt daar tot op heden niet in. De voortgaande onderdrukking is evident; maar tegengeweld is contraproductief, dus is de Papoea aangewezen op overleg. Biedt dat kansen? Moet aan dat overleg misschien een snufje sabotage worden toegevoegd? Dat lijkt niet noodzakelijk, omdat er na 37 jaar bezetting (er is geen ander woord voor) tegenkrachten in werking treden, die de zelfstandigheid van West-Papoea onvermijdelijk maken, ook al wenst men dat in de internationale wereld nog niet in te zien. En in Nederland al helemaal niet. Bij de vlaghijsing van 1 december 1999 zag ik twee opmerkelijke dingen, die nauwelijks werden gepubliceerd. De buitenwereld ging en gaat er van uit dat de Papoea zich schikken zal in een goed en rechtvaardig bestuur, als dat welvaart brengt en het tribalisme uitbant. Maar nadere beschouwing leert dat de Papoea onder onverdraaglijk lijden tot eenheid en tot organisatie kwam en door uit doodsnood geboren levenswil de verdrukker radicaal afwijst. Dat is de reden dat men kwam tot het besluit de geschiedenis te herschrijven en het doel van die herschrijving is niet anders dan het verraad van de anderen en met name van de indonesische regering aan het licht brengen. De onvermijdelijke conclusie is dan: onafhankelijkheid. Het symbool van die onafhankelijkheid is de vlag, de Morgenster. Voor een Nederlander is die vlag een geuzenvlag; maar een geuzenvlag mag geen bloedvlag worden. Daar ligt de opgave, daarvoor is een strategie nodig, die er zo uit kan zien. Eerst de feiten boven tafel; dat is het herschrijven van de geschiedenis. In Nederland houdt dr. Drooglever zich daar in opdracht van minister van Aartsen mee bezig; het is een bronnenstudie van datgene wat zich in de internationale contacten heeft afgespeeld in de periode 1963-1969. Die studie zal niet leiden tot een conclusie, laat staan tot de constatering dat het indonesisch bestuur niet legitiem is. Daarvoor is nodig dat men gaat naar het grondvlak en uit de mond van Papoea's verneemt wat de onderdrukking inhield. Een dergelijke reportage dient gebracht te worden naar moderne bijna-religieuze bewegingen als Amnesty International, Green Peace e.d., die op hun beurt de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, de Europese Unie en vooral Nederland confronteren met het verraad van de afzijdigheid tot op vandaag. De Papoea's lobbyen uitstekend, maar het ligt nog te veel op het beperkte politieke vlak zoals het activeren van kleine staten van de Pacific zoals Vanatu en Nauru of in persoonlijke relaties met hooggeplaatste internationale ambtenaren, maar er is geen methodische beïnvloeding van de wereldopinie, die bijv. een multinational als Freeport Mc Moran in het nauw kan drijven. En toch opent zo'n breekijzer meer deuren dan gesprekken met een president, die van goede wil is maar noch de macht heeft om de eenheidsstaat Indonesië een nieuwe vorm te geven, noch het gezag om het gewapende "apparaat" in toom te houden. En toch zijn beide zaken nodig om de Papoea's recht te doen. Druk van buiten zal Indonesië daartoe moeten dwingen en de beste opening is vermoedelijk het aandringen op een nieuwe stemming over de status van West Papoea, die tenminste een vorm van zelfstandigheid moet inhouden, waarbij de Papoea (mede)beslist over de samenstelling van de bevolking en de bestemming van het nationale product, niet omdat die constructie een eindstation zou zijn maar omdat een onwillige bevolking in een ontoegankelijk land niet te regeren valt zonder een eigen gezag, een eigen identiteit. En de beslissende factor is daarbij niet de nog altijd nahinkende factor ontwikkeling, maar de algemene onmiskenbare vrijheidswil, die tot eenheid leidt. Als Nederlander kan ik onvoldoende invoelen wat Papoea's ervaren, maar het is begrijpelijk dat de ervaringen van de jaren 1950- 1962 de verplichting opleggen zoveel mogelijk te herstellen wat is misgegaan en nog altijd misgaat Wie meent mij met name over de volksraadpleging, de Pepera of over de
schending van de mensenrechten en het optreden van de Indonesiërs
inlichtingen te kunnen geven, is van harte welkom. De plaats van ontmoeting
valt af te spreken. Als U kosten moet maken worden die in elk geval vergoed. (red: Dr. C.S.I.J. Lagerberg was bestuursambtenaar in voormalig Nederlands Nieuw Guinea en cultureel antropoloog en Indoloog. Hij doet thans onderzoek naar de gang van zaken -en de rol van Nederland hierin- tijdens de overdracht van West Papua aan Indonesië in de periode vanaf 1962 t/m 1969.)
|