|
houtsnijwerk in West Nieuw Guinea
door A. Th. Delleman
Kenners van land en volk kunnen aan de vorm van een kunstvoorwerp zien in
welk deel van Nieuw-Guinea het gemaakt is. Zo zou men van verschillende
stijlgebieden kunnen spreken.
Door de zending is om religieuze redenen het maken van 'magische' beelden
sterk tegengegaan. Toch bleek mij hoe jaren na de kerstening van de
bevolking de ouderen nog gehecht zijn aan allerlei vroegere voorwerpen.
Mijn verhaal betreft vooral de bevolking van de Waropen, een gebied, dat
sinds 1939 onder Nederlands bestuur is gebracht en waar in 1934 reeds een
driehonderd gedoopten waren. Van juni tot september 1961 heb ik in dat
gebied gewerkt als assistent-demograaf. In dit gebied zijn vele soorten aiwo
(amuletten). Dr. G. J. Held zegt in zijn studie 'Papoea's van Waropen' dat
in de heidense tijd sommige amuletten geen verband hielden met
onpersoonlijke sacrale machten, doch betrekking hadden op een persoonlijke
bovennatuurlijke macht. Zelf heb ik hiervan niets (meer) kunnen bemerken.
Wat nu de voorwerpen zelf betreft het volgende. Er zijn aiwo voor de
visvangst en voor het vangen van vleermuizen, welke laatste graag worden
gegeten, terwijl men van de beentjes naalden maakt. Voor de jacht op
vleermuizen worden speciale netten van 10 bij 4 meter, met grote mazen,
gebruikt. Hiermee wordt een kreek, waar
de dieren graag vliegen, afgezet. Zo gauw nu een vleermuis dichtbij het net
komt, laat de 'jager' zijn net vallen. Heeft hij geen succes dan kan dit
heimelijk ook aan de aiwo worden geweten. De aiwo bij de vleer-muizenjacht
bestaat uit een driehoekig houten voorwerp met de kop van iets, dat aan een
vleermuis doet denken. Een mannelijk exemplaar hangt links, een vrouwelijk
rechts onderaan het net.
Aiwo zijn ook de talloze ruw bewerkte voorouderbeeldjes. Vroeger deden deze
vooral dienst bij de slavenjacht. Ze werden dan door de mannen om hun hals
gedragen. Deze aiwo bestaat meestal uit een stokje. In het uiteinde hiervan
is een voorouderfiguur gesneden. De relatie met de betrokken voorouder werd
zo intens beleefd, dat de aiwo de naam van deze voorouder droeg. Een oude
vrouw die zo'n aiwo nog bezat, kon ik niet bewegen er afstand van te doen
omdat zij vreesde, dat dit wel eens spoedig het einde van haar leven zou
kunnen betekenen.
Tenslotte wat over de houtsnijkunst. Hiertoe behoort de meestal prachtig
bewerkte houten neksteun, die dienst doet als hoofdkussen. Voor de vrouw is
dit voorwerp taboe. Zij legt haar hoofd neer op een stuk bamboe of ander
hout. Dan zijn er vele voorwerpen als lepels en bamboekokers en kokertjes.
Deze kokers worden gebruikt om er water of palmwijn in te doen, tabak in te
bewaren enz. Tot voor kort droegen de vrouwen haar haartoefen vaak in mooi
besneden bamboekokertjes, één naar voren (de kleinste) en één naar achteren.
Als zij er heel mooi uit willen zien, wordt het haar in klapperolie gewassen
en daarna de toefen gewikkeld in een gedroogd blad van een palm. Bamboe
wordt ook gebruikt voor het maken van kammen, enz. Het bamboe is een
materiaal, dat de Papoea gaarne gebruikt. De reeds genoemde
gebruiksvoorwerpen als b.v. tabakskokers worden fraai versierd. Dit
versieren geschiedt door snijwerk. Evenals de levensgewoonten van de Papoea
streng beheerst en geregeld worden door het ongeschreven gewoonterecht, de
adat, is ook zijn ornament, zijn versieringskunst geheel en al onderworpen
aan de strenge invloed der traditie. De motiefvorming richt zich niet naar
de persoonlijke inzichten van de versierder, maar naar de voorbeelden, die
hij in zijn omgeving steeds gezien heeft.
houten neksteun (Noeboeai Waropen]
Behalve het houtsnijwerk, het fraaie kralenwerk en andere voorwerpen
voor huishoudelijk gebruik moeten als product van geestelijk vernuft de
woningen op Nieuw-Guinea
worden genoemd. Tal van soorten treft men er aan, zoals b.v. de boomwoning.
In het district Kokas, onderafdeling Fak-Fak, zijn de wanden van de huizen
van bamboe gemaakt.
Hoe brengt men versiering aan op bamboe? De Papoea laat een spits stukje
klapperdop in het vuur gloeien en door voortdurend blazen blijft dat stukje
gloeiend. Daarmee brandt hij de versiering in.
Dr. G. J. Held heeft er terecht op gewezen, dat de Papoea gemakkelijk
improviseert en daarbij hetgeen hij elders als bruikbaar ontmoet, overneemt.
Zo is de bamboekoker voor pijlen al niet meer in gebruik. Hetzelfde lot
delen de bamboekokertjes voor de haartoefen en tabak. Als een Papoea een
blik met deksel kan bemachtigen, dan ruilt hij zijn kokertje daarvoor gaarne
in. Naast bamboe is de klapperbast een veel gebruikt materiaal. Hiervan
worden vervaardigd schepnappen, drinkmokken en lepels.
Reeds
werd opgemerkt dat de Papoea zijn eigen voorwerpen gemakkelijk inruilt voor
wat hem 'profijtelijker' voorkomt. Hier komt nog bij dat de jongeren zich
door de kennismaking met de westerse levenswijze en met verschillende
importartikelen niet meer interesseren voor de oude volkskunst, al proberen
enkele vooraanstaande Papoea's de oude snijkunst voor ondergang te behoeden.
voor: twee lepels [Jansoewoi, Nimboran);
midden: schepnap (Noeboeai, Waropen];
achter: drinkbeker (Noeboeai).
Dit keukengerei is gemaakt uit de kokosschaal
Toen onze militairen vorig jaar in aanraking kwamen met de inheemse
bevolking, was er een geweldige vraag naar oude houtsnijwerken. Zij wilden
allen wel een origineel Papoeaas werkstuk mee naar huis nemen. Aan die vraag
kon alleen worden voldaan doordat de Papoea's het niet zo nauw namen met hun
snijkunst. Wat zal er nu van hun kunst worden? Wij kunnen het niet zeggen,
doch één ding is zeker: de Papoea is de wereldgeschiedenis binnengetreden en
zijn ontmoeting met de Indonesiërs zal de begonnen veranderingen niet kunnen
stuiten.
|