Met de voorbereidingen van de volksraadpleging op Westelijk
Nieuw-Guinea is begonnen aan wat
zou kunnen worden genoemd : de epiloog van Nederlands
de kolonisatiegeschiedenis in het Verre Oosten.
Als het volk van West-Irian zich eenmaal over zijn toekomst heeft
uitgesproken
— en dat dient vóór het einde van 1969 te geschieden — is de formele
mede-verantwoordelijkheid
van ons land voor dat gebied, ingevolge de handtekeningen van dr. J.
H. van Roijen en mr. C. Schurmann onder het in 1962 gesloten Akkoord
van New York, geëindigd.
Iets anders is of dan het Nieuw-Guinea-probleem is opgelost.
Bij het beantwoorden van deze vraag dient men in de eerste plaats te
bedenken, dat er zeker tot voor kort weinig vertrouwen bestond
in de Indonesische bereidheid, de aangegane verplichtingen inzake de
vrije keuze voor het Westiriaanse volk loyaal
na te komen. Dit gebrek aan vertrouwen kwam niet alleen tot
uitdrukking in Nederland
; men treft het ook aan in VN-kringen in New York, waar vooral van
de zijde van de Afrikaanse landen,
met name de OCAM-groep, op korte termijn stappen tegen de
Indonesische West-lran-politiek mogen worden verwacht.
Vooral de verklaringen en rapporten van de Boliviaan dr. Fernando
Ortiz Sanz, die door secretaris-generaal Oe Thant is belast met de
voorbereiding van en het toezicht op de volksraadpleging,
hebben bij vele VN-delegaties de indruk gevestigd, dat Indonesië met
alle middelen zal trachten West-Irian te behouden en dat het daarbij
het Akkoord van New York, waaronder de handtekening van de vroegere
minister van buitenlandse zaken dr. Soebandrio prijkt,
als een "blok aan het been" ziet.
Volgens artikel 22 van het Akkoord heeft het volk van West-Irian
recht op vrijheid van meningsuiting
en vrijheid van beweging en vergadering. Maar voor de Papoea's is er
weinig of geen gelegenheid,
zich op de uitoefening van de vrije keuze voor te bereiden.
Een uit West-Irian uitgewezen zendeling deelde mee, dat eenheden van
het Indonesische leger
in West-Irian de bevolking met het geweer in de aanslag
"overhaalden" om petities te ondertekenen.
In die petities wordt de regering in Djakarta gesmeekt om in 1969
geen volksstemming in
West-Irian te doen houden, aangezien de Papoea's "graag Indonesisch
willen blijven".
Het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat Ortiz Sanz bij zijn eerste
bezoek aan het gebied
een "complete lack of information" onder de bevolking aangaande de
volksraadpleging constateerde.
"Hoe kunnen deze mensen een antwoord geven op het plebisciet wanneer
zij niet weten waar het allemaal om gaat?"
aldus deze VN-official.
Tijdens een rondreis door de oostelijke helft van Nieuw-Guinea, die
onder Australisch bestuur staat,
was ik in de gelegenheid met een groot aantal aldaar verblijvende
bannelingen uit West-Irian
van gedachten te wisselen. Deze bannelingen treft men aan verspreid
door het gehele Territory of
Papua & New Guinea (zoals het door Australië bestuurde gebied
officieel heet).
De meesten van hen moesten uit het westen uitwijken omdat ze de
vrijheden, die hen in het
Akkoord van New York zijn gegarandeerd, ernstig namen. Omdat ze bij
het Australisch bestuur aannemelijk konden maken dat hun leven gevaar liep,
kregen ze politiek asiel, echter op voorwaarde dat ze geen politieke
activiteiten |
|
zouden ontplooien.
Vele bannelingen hebben niettemin geregeld contact met
vrijheidsorganisaties in West-Irian
en komen zodoende in het bezit van berichten, die worden doorgespeeld
naar onder meer de
in Nederland bestaande Papoea-organisaties, die ze op hun beurt onder de
aandacht van de Verenigde Naties brengen.
Een recent voorbeeld hiervan is een door de heer Nicolaas Jouwe naar
buiten gesmokkelde tekst
van een officiële resolutie van het regionale parlement van West-Irian.
Daaruit blijkt, dat dit college, (waarvan alle leden door Indonesië
werden benoemd nadat
de gekozen Nieuw-Guinea Raad ontbonden was) eist dat de Papoea's de
rechten krijgen die hun
in het Akkoord van New York zijn gegarandeerd en dat de volksraadpleging
doorgang vindt.
Het was ongetwijfeld een bijzonder pijnlijke resolutie voor Indonesië.
President Soeharto zei in zijn toespraak op Onafhankelijkheidsdag (17
augustus j.l. nog : "Het volk van West-Irian heeft herhaaldelijk zijn standpunt te kennen gegeven
dat het deel uitmaakt van het Indonesische volk, dat West-Irian een onafscheidelijk deel van
Indonesië is.
Het wil niet, door wie ook, van Indonesië gescheiden worden."
In het algemeen zijn de vluchtelingen in Australisch Nieuw-Guinea somber
gestemd ten aanzien
van de kansen op een eerlijke volksraadpleging in hun land. Zij zijn met
name bezorgd vanwege
de verklaring van minister Malik, dat het in West-Irian niet mogelijk is
een volksraadpleging te
houden volgens het systeem "one man, one vote" aangezien dit systeem
voor de meer primitieve
gedeelten van het gebied onuitvoerbaar zou zijn. Voor de bannelingen op
de Australische helft
van het eiland doet die argumentering vreemd aan omdat in laatstgenoemd
gebied, waar ook
nog zeer primitieve streken zijn, zowel in 1964 als in 1968 algemene
verkiezingen voor het House
of Assembly zijn gehouden. Deze verkiezingen vergden weliswaar enorme
voorbereidingen,
maar het resultaat was dan ook dat zelfs in zeer primitieve dorpen
deskundig bemande stembureaus
waren.
De bezorgdheid van de bannelingen geldt voorts de grote Indonesische
troepenmacht
in West-lrian waarvan de omvang geschat wordt op "20.000 tot 30.000
man".
Het is een zorg, die blijkens eerdergenoemde resolutie gedeeld wordt
door het
regionale parlement van West-Irian.
Deze en nog andere factoren zijn voor de bannelingen aanleiding om
rekening te houden met
de mogelijkheid, dat de volksraadpleging voor hen een bittere
teleurstelling wordt.
En daarna?
"We gaan door met onze strijd", aldus luidde onveranderlijk het
antwoord.
Daarbij werd mij uitgelegd, dat niet alleen de bannelingen bereid zijn
hun activiteiten ten
behoeve van West-Irian voort te zetten, maar dat ook in het gebied zelf
uitgewerkte plannen
gereed liggen voor een voortzetting van de strijd. Een van de
bannelingenleiders sloot zelfs
de mogelijkheid van een algemene gewapende opstand niet uit. „Onze
mensen zijn tot het uiterste
getergd. Ik ben bang als Indonesië ons geen vrije keuze laat, dat er
veel bloed zal vloeien...
Het is ons land, wij zijn er thuis, wij kennen de jungle en wij zouden
het de Indonesische
militairen, hoewel zij met zovelen zijn, heel moeilijk kunnen maken." |