|
Twintig jaar Indonesische buitenlandse politiek
Uit Accent 23 maart 1974 door Sal Tas
|
Een helder en overwogen overzicht van twintig jaar
Indonesische buitenlandse politiek, noemt Sal Tas het onlangs bij
Mouton uitgegeven boek van Ide Anak Agoeng Gde Agoeng. Het plaatst
de buitenlandse politiek van Indonesië eensdeels tegen de
achtergrond van de binnenlandse ontwikkeling van zijn land, en
anderdeels in de wereldontwikkeling voorzover die direct de derde
wereld aanging. Het door Mouton (Den Haag, Parijs) fraai
uitgegeven boek Twenty Years Indonesian foreign policy (Twintig jaar
Indonesische buitenlandse politiek) 639 pagina's,
f 59, na 1 mei f 69 is kenmerkend voor de schrijver Ide Anak
Agoeng Gde Agoeng. De heer Agoeng, Balinees vorst, is een uiterst
gematigd nationalist, wat al spreekt uit het feit dat hij destijds
de leiding op zich nam van de staat Oost-Indonesia die niet zonder
hulp van het team van Van Mook tot stand kwam. Dit neemt niet weg
dat het bestaan van die deelstaat volkomen gerechtvaardigd was,
zoals wel bleek toen die Negara, bij het doordrukken van de
eenheidsstaat Indonesia, onder de voet werd gelopen.
De heer Agoeng ging toen in dienst van de eenheidsstaat en werd
niet alleen een van hun bekwaamste ministers (meest van Buitenlandse
Zaken) maar later vooral ook stellig hun meest bekwame ambassadeur.
Zijn boek is dan ook meer dan een diplomatiek rapport: het plaatst
de buitenlandse politiek van Indonesië eensdeels tegen de
achtergrond van de binnenlandse ontwikkeling van zijn land en
anderdeels in de wereldontwikkeling voorzover die direct
de derde wereld aanging. Dat verschaft ons een helder en overwogen
overzicht. Natuurlijk niet een volstrekt objectief overzicht. Want
zijn land is partij en hij was voor lange tijd een der spitsspelers.
Zo komt het dat in dit boek het geschil over Nieuw-Guinea (Irian
Barat) een grote plaats inneemt. Dat was onvermijdelijk, maar het
laat tegelijkertijd zien hoe beperkt het politieke en |
|
diplomatieke leven van de nieuwe staat Indonesia was en nog steeds is. Wat dit betreft, draagt het er nog
altijd de sporen van kolonie te zijn geweest van een klein land.
Want zelfs de ernstige en verantwoordelijke toon van het verslag dat
de heer Agoeng van de strijd om Nieuw-Guinea geeft, kan bij mij de
indruk niet wegnemen dat de twee antagonisten, de Nederlandse en de
Indonesische regeringen, in deze zaak vooral hun bekrompenheid, hun
kleinheid en hun gebrek aan begrip voor proporties getoond hebben.
Het is me volstrekt niet mogelijk de worsteling in dat, op het
bewuste ogenblik voor beide partijen onbestuurbaar brok jungle, een
'nationaal belang van de allereerste grootte' te zien. En als de
heer Agoeng dit terugvoert op de binnenlandse verhoudingen, dat wil
zeggen de massa-hysterie die Soekarno in Indonesië had te weeg
gebracht, dan moet me van het hart dat volwassen politici iets
anders te doen hebben dan te bukken voor het kwajongensheroïsme van
'hou me vast of ik bega een ongeluk'. De uitbarsting in oktober 1965
die lijnrecht tegen de Soekarno-geest inging heeft trouwens
aangetoond wat zulke volksovertuigingen aan echte inhoud hebben.Laatste poging
Eind 1955 vond op aandringen van de Indonesische regering Harahap, die
in zijn parlement een uiterst zwakke positie innam, een laatste poging
plaats om door onderhandelingen in Genève tot een toenadering en
eventueel oplossing der voornaamste problemen te komen. De conferentie
kwam aan Nieuw-Guinea niet toe, (formeel) omdat Nederland in de regeling
voor de economische kwesties een arbitrageclausule eiste, voor de
gevallen dat men het over schadeloosstellingen niet eens kon worden.
Ik kan begrijpen dat de Nederlandse regering niet veel vertrouwen had in
de poging van de 'waarnemers-regering Harahap' (Agoeng dixit) zijn
bestaan te rekken door de
Nieuw-Guinea-kluif in de arena te gooien. Men maakt geen goede
binnenlandse politiek met buitenlandse en omgekeerd.
Ik begrijp minder dat de Indonesische delegatie de Nederlandse regering
een voorwendsel gaf die conferentie dood te laten lopen, door die |
arbitrageclausule te weige-
ren. Waarom is arbitrage een 'ondraaglijke inbreuk op de nationale
soevereiniteit?' En wat maakt dat punt uit als het erom gaat het bestaan
van de regering en de democratie in het land te redden. (En dat was toch
volgens de heer Agoeng de inzet.) 'Het ging maar om een minor point,'
roept Agoeng droevig uit. Ja maar dan toch minor voor beide partijen.
Zoals gezegd, die veroordeling geldt minstens in dezelfde mate voor het
beleid van de Nederlandse regering. In enkele rustige maar afdoende
alinea's rekent Agoeng af met het geknoei van ex-minister Luns, heel wat
doeltreffender dan Oltmans gedaan heeft.
Maar de heer Agoeng is dan ook iemand die men ernstig moet nemen; hij hoort niet tot de
journalistieke onderwereld.
Achteraf gezien was. de hele Nieuw-Guinea-affaire een inleiding tot
de latere geruchtmakende diplomatie van Soekarno, die in de
Nieuw-Guinea-zaak reeds al zijn trekken toont. Oorspronkelijk ging
die politiek door onder het etiket van non-alignment; een term
waarover heel veel gewichtige artikelen geschreven zijn, maar die door
iedereen naar zijn belangen meestal op de kortst mogelijke termijn
geconcipieerd werden gehanteerd.
|
|
Een man als Hatta
verstond daaronder dat Indonesia zich buiten de ruzie der groten
hield en binnen dat kader zijn positie zoveel mogelijk versterkte.
Wat erg voor de hand lag. In de mond van Soekarno echter kreeg die
term meer en meer een agressieve inhoud. Volgens Soebandrio was de
diplomatie een instrument van de revolutie, en deze revolutie was
volgens Soekarno een kruistocht van de derde wereld tegen de oude
lees westerse wereld. Soekarno verwierp dan ook de vreedzame
co-existentie en dat dreef hem in de armen van China dat ook tegen
de consolidatie van de wereldvrede is, zolang het niet zijn
machtshonger bevredigd heeft.Daarmee kwam Soekarno tegenover Nehroe te staan, maar het lijkt me
sterk overdreven dit voor te stellen als de strijd tussen twee
reuzen die om de hegemonie in de derde wereld vechten. Soekarno is
nooit een evenknie van Nehroe geweest. Ik heb van de conferentie der
'Neutralen' in Belgrado in 1961, waar al de tenoren der
onderontwikkelden bijeen kwamen, een enigszins andere indruk mee
naar huis genomen dan de heer Agoeng in zijn overigens interessant
verslag ervan geeft. De rede van Nehroe maakte diepe indruk. Nehroe
raakte niet, zoals Agoeng het voorstelt, terloops de kwestie van het
kolonialisme aan. Integendeel, met alle vuur waarover hij beschikte,
ontrafelde hij de leuzen van het neo-kolonialisme en de parasitaire
houding der derde wereld-politici, die deze leuzen gebruikten om hun
agressieve
bekrompen nationalistische aanvechtingen bot te vieren.
De toespraak van Soekarno |
|
werd eigenlijk als romantisch geklets
beschouwd . En dat bleek ook uit de resultaten (voorzover men van
resultaten kan spreken; zelden is in resoluties met zoveel woorden
zo weinig gezegd). Soekarno kon niet eens gedaan krijgen dat in de
resolutie de kwestie Nieuw-Guinea aangeroerd werd, hoewel dit nog
wel een punt was waarover iedereen in beginsel het met
Indonesia eens was.
Het is waar, Nehroe's invloed zakte af in de loop der volgende
jaren. Zijn politiek had berust op de illusie dat hij China aan de
neusring door de wereld-politiek kon voeren. Maar op het ogenblik
dat hij in Belgrado aankwam, was het Chinese leger India al
binnengevallen. Het maakte de positie van Soekarno niet sterker: hij
kwam zelfs in het milieu der onevenwichtigen onder de jonge staten,
steeds meer alleen te staan en ten slotte bleef hem slechts de op
langere termijn dodelijke omarming van China over.
Had het westen Soekarno in het rechte spoor kunnen houden door hem
toe te geven, bijvoorbeeld door hem de wapens te leveren die hij
Amerika vroeg alvorens hij
zich tot Rusland wendde? Het is hoogst onwaarschijnlijk. Voor
Soekarno, we zagen het, was de diplomatie een revolutionair
instrument, wat erop neerkomt dat verdragen en alle afspraken,
vodjes papier en holle klanken zijn. Geen ambassadeur is tegenover
Soekarno meer onderworpen geweest dan de Amerikaanse ambassadeur
Jones en geen is zo vernederd. Het is waar dat Soekarno met zijn
methoden Irian Barat dan toch maar kreeg. 'Deze grote politieke en
diplomatieke overwinning was tevens een briljante demonstratie van
een goed gecoördineerde, sluwe en handige diplomatieke actie,
geruggesteund door een machtig leger en de manifestatie van een
sterke volkswil...' (p. 308). Brutalen, |
we weten het, hebben de halve wereld; dat hebben v๓๓r Soekarno vele anderen met succes gedemonstreerd. Maar die snorkende formule van pagina 308 wordt door
de gehele rest van het boek van de heer Agoeng weerlegd. Ten slotte
heeft Roem, ex-minister, ambassadeur, hoofd van de goodwill-missie
naar Australië in 1955, er nog het meeste van begrepen. 'Onze
woorden,' zei hij tot de Australiërs, 'moeten waar gemaakt worden
door de ontwikkeling van ons land. Wij moeten u bewijzen dat u ons
kunt vertrouwen.' Zo ligt het inderdaad in het verkeer tussen
beschaafde landen, waarvan de een de ander nodig heeft.
Soekarno: de halve wereld?
De fatale fout van de Nederlandse regering is geweest dat ze de
betrouwbare Indonesiërs deze kans onthouden hebben toen het nog tijd
was. Maar op het ogenblik dat Roem de boven geciteerde woorden
sprak, had het verstandige en betrouwbare deel van Indonesië al
zoveel aan prestige en politieke kracht ingeboet dat van onze kant
steun van economische aard de groei van het Soekarnisme niet meer
kon tegenhouden. De underdog moest zijn rancune uitleven tot hij
eraan bezweek. Eerst daarna brak de tijd aan voor vruchtbare
samenwerking.
|
|
|