Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



'Zelfbeschikkingsrecht Papoea's hersenschim'


Morgen is het precies twintig jaar geleden, dat Nederland de laatste koloniale bezitting in 'de oost' afstond: Nieuw Guinea kwam in handen van Indonesië. Ondanks verwoede pogingen van met name Joseph Luns, de toenmalige minister van buitenlandse zaken, het Papoea-eiland te behouden als bolwerk tegen het 'oprukkende communisme', gaf de Nederlandse regering toe. Een oorlog werd op het nippertje voorkomen. Gert van der Maten en Roland Hanekroot beschrijven op deze pagina het Papoea-verzet en de overdrachtsgeschiedenis van hun eiland, dat nu Irian Djaya heet.

naar vorige pagina

Uit de Zaanlander van 14-8-1982

Maar liefst vier groeperingen zeggen de 'regering in ballingschap' van Irian Djaya (vroeger Nederlands Nieuw Guinea) te zijn. Toch vertegenwoordigen ze maar ongeveer 800.000 Papoea's, waarvan een groot deel in het stenen tijdperk leeft en nog nooit van deze heren heeft gehoord. Drie van de vier regeringsleiders wonen in Nederland. Marcus Kaisiepo bijvoorbeeld zegt in 1969 te zijn benoemd tot president van een onafhankelijke Papoea-republiek. Een vreemd verhaal, want toen zat hij al hoog en droog in Nederland.

Nieuw Guinea-kenner Arnold Megelink gelooft niet in het praatje.,,Volgens mij is dat één van de fabeltjes, die deze 'presidenten' rondstrooien om te laten zien hoe belangrijk ze wel zijn. De eerste echte onafhankelijkheidsverklaring is denk ik pas in 1971 opgesteld door Rumkoren, de leider van het opstandelingenlegertje in de binnenlanden. Rumkoren is degene, die het versplinterde verzet heeft gebundeld. Hij is ook de enige, die het voor elkaar krijgt elk jaar weer een tournee langs alle dorpen van het verzet te maken. Hoe hij dat doet zonder vliegtuig begrijpt niemand".

Afscheiding
Het verzet heeft maar één doel: afscheiding van Indonesië. In de vijftiger jaren is Nederland begonnen de Papoea's ideeën over zelfbeschikking bij te brengen. Dat proces werd plotseling afgebroken toen Irian Djaya aan Djakarta werd overgedragen. Vanaf dat moment werden alle onafhankelijkheidsidealen met harde hand de kop ingedrukt. Dat zette zoveel kwaad bloed, dat het gewapende verzet werd geboren. „Wapens hadden ze toen nog wel. De Japanners hadden zoveel geweren en andere wapens op de stranden achtergelaten, dat veel Papoea's nog wel zo'n souvenir uit de Tweede Wereldoorlog in hun hut hadden liggen".
Sinds die tijd komen regelmatig hele dorpen in opstand. Megelink: „Autoverkeer is in de binnenlanden onmogelijk en alle contacten worden via de lucht onderhouden. En ook al heb je alleen pijl en boog, je kunt de Indonesiërs gemakkelijk enige tijd buiten je dorp houden door simpelweg wat palen in de landingsbaan te slaan". Toch onderdrukt Indonesië iedere opstand. In het geval van een geblokkeerd vliegveld worden commandotroepen per parachute afgeworpen. Er gaan zelfs verhalen dat napalm en fragmentatiebommen tegen de opstandelingen zijn gebruikt.

Ziekten
Veel Papoea's zijn in de loop der jaren in gevangenissen gestopt of zondermeer geëxecuteerd en gemarteld. Schattingen over het aantal vermiste personen voor het referendum van 1969 lopen tot in de 30.000. Daarnaast stierven veel Papoea's aan ziekten, die voor de komst van de Indonesiërs niet op het eiland voorkwamen. Cholera, varkenspest en dysenterie maakten veel slachtoffers. Papoea-leiders in Nederland zeggen, dat dit mede te wijten is aan de verwaarlozing van de gezondheidszorg. Zo zou het centrale ziekenhuis in Djayapoera (het vroegere Hollandia) zijn ontmanteld. Andere hospitaaltjes worden verwaarloosd en medische apparatuur en medicamenten zouden zijn weggehaald.
Deze verhalen zijn moeilijk te controleren. Wel stelde het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken vorig jaar vast, dat de gezondheidssituatie slecht is, maar over opzettelijke verwaarlozing van de medische zorg wordt niet gerept. Andere bronnen geven aan dat Indonesië na 1969 veel geld heeft uitgegeven aan de bijscholing van duizend medici. Enkele jaren geleden verschenen plots grote koppen in de kranten, dat 150.000 Papoea's zoek zouden zijn. Naar aanleiding hiervan begon het verhaal de ronde te doen, dat de Papoea's verdwijnen. Het woord volkerenmoord is zelfs gevallen.
Iemand 'ontdekte' namelijk, dat er in 15 jaar 150.000 Papoea's minder waren bijgekomen, dan op grond van de bevolkingsgroei kon worden verwacht. Arnold Megelink: ,,Ik geloof best dat veel Papoea's zijn overleden aan ziektes of in de strijd tegen Indonesië. Het getal van 150.000 is echter volkomen uit de lucht gegrepen. Men weet niet eens hoeveel Papoea's er precies zijn. Sommige Indonesische bestuursambtenaren hebben wel eens pogingen gedaan de bevolking te tellen, maar dat liep altijd weer op niets uit. De meeste lagere ambtenaren waren te corrupt en te lui om meer te doen dan een schatting te maken vanuit hun bureaustoel".
„Als er al eens enthousiaste ambtenaren waren die, bibberend van de angst door de verhalen

 over de wilde koppensnellers, met een bosje militairen het binnenland introkken, kwamen ze meestal niemand tegen. De Papoea's roken de Indonesische
uniformen al op drie dagen afstand en vluchtten de bush-bush in. Alle cijfers die genoemd worden over Irian Djaya moet je dus met een korreltje zout nemen". Volgens Megelink zijn de Papoea's ook niet aan het verdwijnen, maar je kunt wel zeggen dat hun cultuur ten onder gaat.
Vanaf het moment dat Djakarta het eiland ging besturen, kwamen tienduizenden Indonesiërs van overbevolkte eilanden naar het 'lege' Papoea-land.

Waarde
Velen kwamen spontaan, anderen werden aangemoedigd door Soekarno. Het aantal immigranten schommelt vermoedelijk rond de 200.000. De Indonesiërs brachten hun islamitische geloof mee en hun moderne levenswijze. Dat leidt nog steeds tot discriminatie van de Papoea's. Als zij al werk kunnen vinden, komen zij meestal terecht in de allerlaagste baantjes. De beter betaalde banen en de economische sleutelposities zijn in handen van Indonesiërs. Uit de laatste Nederlandse telling van 1961 bleek, dat 13.347 Papoea's in overheidsdienst waren. In 1968 was dat aantal gedaald tot 9.177. Bovendien voerden de Indonesiërs in snel tempo het geld in als betaalmiddel.
„Waar voorheen alles van iedereen was, kreeg nu elk voorwerp, elke meter grond, alle voedsel en kleding een bepaalde waarde. De Papoea's verbouwden altijd rond het dorp wat ze nodig hadden, ze gingen in de buurt op jacht of ze verzamelden buiten het dorp vruchten, planten en wortels. Als de directe omgeving uitgeput raakte, werd het dorp 30 kilometer verhuisd en dan konden ze weer een tijdje toe. Dat mocht plotseling niet meer. Grond kostte geld en er moesten vergunningen worden gekocht, waarvoor de plaatselijke politiepost tevreden moest worden gesteld met een leuk omkoopsommetje. De jungle leverde maar net genoeg om het dorp in leven te houden en zeker niet genoeg om nog wat te kunnen verkopen".
„De Papoea's verarmden dus snel en -zoals in de meeste ontwikkelingslanden gebeurt — velen trokken naar de steden aan de kust in de hoop een beter bestaan op te bouwen. De eerste - zij het kleine -ghetto's hebben zich al gevormd in dit gebied". Door de grote veranderingen, die de Indonesiërs hebben doorgevoerd, zijn de Papoea's randverschijnselen in eigen land geworden. Irian Djaya is een zeer rijk land. Het heeft grote hoeveelheden bodemschatten. Voor de kusten zijn enorme olievoorraden te vinden. Het binnenland zit vol met koper, nikkel, kobalt en zelfs goud en zilver. Verder zijn grote delen van het onmetelijke oerwoud zeer geschikt voor de winning van vele soorten tropisch hardhout, een uitstekend export-artikel.

Scholen
De economische politiek van Soekarno blonk dan ook uit door zijn eenvoud: Alles eruit halen wat erin zat. Onder Soeharto werd het iets beter. Er werden ambitieuze vijfjarenplannen opgesteld, maar die zijn maar ten dele uitgevoerd. Een groot bezwaar blijft, dat de toenemende welvaart niet aan de Papoea's, maar aan de immigranten ten goede komt. De goeddeels onbruikbare wegen (in totaal niet meer dan 560 kilometer verharde weg) worden opgeknapt. Men werkt aan de aanleg van twee nieuwe wegen en begint met export op kleine schaal van ondermeer het beroemde Asmat- houtsnijwerk. Er komen geen nieuwe scholen bij. Het aantal leerlingen op de verschillende scholen is van 67.958 in 1961 opgelopen tot 125.973 in 1971 (onduidelijk is hoeveel van die leerlingen Papoea zijn).
Dit alles kostte Indonesië in de beginperiode van de vijfjarenplannen al gemiddeld 32 miljoen dollar per jaar. Alleen al de inkomsten van bijvoorbeeld olie compenseren die investering dubbel en dwars. In 1974 belandde aan belasting op olie-exporten 60,82 miljoen dollar in de staatskas. De slechte economische positie, de discriminatie en het gebrek aan inspraak in eigen land zijn de wortels van het groeiende Papoea-verzet. Arnold Megelink: „Als de Indonesische regering een klein beetje soepeler zou zijn en de Papoea wat meer zou betrekken bij het beleid in Irian Djaya, zou het verzet waarschijnlijk snel aan kracht inboeten. Echte onafhankelijkheid van Indonesië is echter een hersenschim".


• GERT VAN DER MATEN
• ROLAND HANEKROOT

naar vorige pagina