Het allergrootste deel van Nieuw-Guinea is
geheel bedekt met een welhaast doorlopende laag groen tropisch
regenwoud van velerlei samenstelling, vanaf zijn modderige kusten
tot hoog in de bergen. Het is daarbij dan geen wonder dat de
omgeving van Manokwari ook rijk gezegend is met deze „boerekool",
wellicht niet overvloediger dan andere centra van bewoning in het
land, doch er zijn een aantal gunstige factoren in en rondom
Manokwari verenigd, waardoor het bos en alles wat daarmee samenhangt
in een bijzondere positie voor de plaatselijke samenleving; komt te
staan.
Gold vroeger het „ondoordringbare" tropische
oerwoud als een mensvijandig noodzakelijk kwaad dat zomogelijk zeer
spoedig weggevaagd moest worden om plaats te maken voor lieflijker
oorden, tegenwoordig heeft de mens niet alleen geleerd beter met het
bos samen te leven om in wisselwerking wederzijds profijt eruit te
trekken, doch ook om andere redenen van minder materiële aard, zijn
aanwezigheid te appreciëren. Van een nutteloze groene woestijn,
welke slechts nameloze last oplevert voor ondernemingsontginningen,
beseft men zich langzamerhand dat het tropisch bos opgeheven kan
worden tot de grootste nationale rijkdom, welke met moderne
industriële opvattingen in verscheidene landen zelfs reeds de
opbrengst b.v. uit minerale bodemschatten neigt voorbij te streven.
Grote houtkapitalen liggen langs Nieuw-Guinees
kusten verborgen, wachtend op ontginning ten gunste van de
ekonomische ontwikkeling van land en volk. Doch hout is een vreemd,
een zeer zwaar en een moeilijk te transporteren produkt. Het vereist
nogal grote investaties aan durf, machines, varend en rollend
transportmaterieel, wegen- en bruggenbouw in een land dat zeer
gering bevolkt is en waar grote afstanden overwonnen moeten worden.
Bovendien vormen de veelal uitgestrekte moerassen, de zeer steile
heuvel- en berghellingen, de voor schepen van allerlei type
onherbergzame kusten, vooralsnog een hinderpaal om tot goedkope
ontsluitingen van de houtrijkdommen te geraken.
Reeds vóór de 2e wereldoorlog zag men de
uitzondering welke het centraal voor de noordkust gelegen Manokwari
daarop maakte en opnieuw kan men nu tournerend en varend langs
NG-kusten en eilanden zelf de relatief gunstige positie van dit
centrum nogmaals constateren en bevestigen. Het ruim 4.000 ha grote
baaienoppervlak biedt in alle seizoenen een rustige lig- en
ankerplaats voor ladende en lossende oceaanschepen; het land dat
direct aan dit baaiengebied grenst bestaat uit vlakke-
niet-moerassige kuststroken, riviervalleien en terrasvormig
opgebouwde beboste heuvels, welke tot ruim 200 m hoogte reiken,
alles met een totale uitgestrektheid van ruim 12.000 ha.
De makkelijke aard van dit soort
terreingesteldheid maakt ontsluiting voor diverse doeleinden van
bewoonbaarmaking prettig- en goedkoop, niet alleen uit
stedebouwkundig oogpunt, doch ook ten behoeve van landbouwontginning
van de soms vrij vruchtbare dal- en plateaugronden (groenten,
vruchtbomen, cacao) en ten slotte voor de ontsluiting van beboste
arealen om tot houtexploitatie voor de diverse zagerijbedrijven te
komen. Terwijl de bereikbare bossen rondom de bases-centra op Biak
en Hollandia gedurende oorlogstijd voor het grootste deel verzaagd
of beschadigd werden, zijn de bossen rondom Manokwari er bijzonder
goed vanaf gekomen. Het door het Boswezen verrichte bosonderzoek
heeft in Manokwari bovendien aangetoond, dat de voorkomende bostypen
daar in vergelijking tot elders zeer gunstig afsteken met betrekking
tot verhandelbare soorten en vooral houtmassa per ha.
Tengevolge van al de bovengenoemde gunstige
factoren, kan men dus zeggen dat de exploitant in Manokwari het hout
als het ware in zijn „achtertuin" heeft staan. Wellicht hierom, maar
ondanks weinig moderne en niet-efficiënte mechanische hulpmiddelen
en moeilijkheden bij de afzet van het produkt, is men er in
Manokwari sinds 1951 toch in geslaagd om als houtcentrum aan de
spits te blijven met een totaal gevelde houtmassa van ruim 40.000
ton.
De waarde van het verzaagde ruwe hout heeft
voor het jaar 1956 bovendien een top van ongeveer 11/4 miljoen
bereikt, wat meer dan wat anders het licht werpt op de betekenis van
deze industrie voor Manokwari en voor de ontwikkeling en opbouw van
NNG als geheel.
Het belang van Manokwari als bos-en houtcentrale reikt echter nog
verder dan zijn „achtertuin", het baaienareaal n.l., dat
betrekkelijk klein van oppervlakte wellicht ook spoedig uitgeput zal
raken, al zullen daar nog een aantal jaren mede gemoeid zijn. Tot 70
km zuidelijk en 50 km westelijk van Manokwari strekken zich nl. een
aantal met maagdelijk bos bedekte kleinere en grotere kustvlakten
uit tot een oppervlakte van 60.000 ha, waar de bedrijvigheid van
Manokwari in naaste toekomst meer armslag en uitbreiding van
arbeidsterrein zal kunnen vinden.
|
|
Het zijn in het bijzonder de vooruitziende
blikken van de Agrarische Proefbedrijven geweest, welke hier de voor
de hand liggende (door de bosexploratie bekend gestelde)
mogelijkheden hebben doorzien. In de vlakte van Oransbari bijv. is
men reeds begonnen met een exploitatie ter voorziening in ruw hout
van de centrale Stichtings-zagerij welke men te Manokwari heeft
opgericht. Hoewel dit zaagbedrijf van relatief bescheiden opzet is,
zal de langzamerhand op peil te brengen volle produktiecapaciteit
toch alle bestaande bedrijven in de schaduw stellen. Aangezien de
plaatselijke afzetmogelijkheden niet groot zijn, zal men bij
voorbaat spoedig verzekerd moeten zijn van afname door de grote
houtbehoevende nabuurlanden en Europa.
De toenemende bosontginningen niet hun
aangelegde wegen en openkappingen zullen in verscheidene richtingen
hun consequenties met zich mee brengen. In de eerste plaats zal het
boswezen moeten toezien en bevorderen dat na uitkap van het bos op
waardevolle houtsoorten, er weer een nieuwe bosgeneratie ontstaat,
of door natuurlijke verjonging, of door aanplant van bepaalde,
gewilde, snelgroeiende soorten, zodat dan meer houtbevattende,
waardevollere opstanden ontstaan. Ook kan het zijn dat men de
vruchtbare gronden in het uitgekapte bos bestemt voor
landbouwkundige doeleinden, waarbij in het bijzonder op de aanplant
van cacao gewezen wordt, waarmede men vooral bij onze Oosterburen in
zeer korte tijd reeds belangrijke resultaten heeft bereikt.
Met het oog op het belang voor de samenleving
van bossen en al hun bijkomende produkten is het niet voor niets dat
de autoriteiten met een ver vooruitziende blik — mede inver-band met
de centrale ligging — een onderafdeling van het Boswezen speciaal
voor het onderzoek en de exploratie van Nieuwguinees onbekende
wouden te Manokwari hebben geconcentreerd.
De taak van deze onderafdeling, welke zich over geheel NNG
uitstrekt, bestaat uit het opsporen, opmeten, kaarteren, analyseren,
bekendstellen en bestemmen van meer of minder waardevolle bossen,
houtsoorten en bosbijprodukten, waarbij steeds afgevraagd wordt
welke plaats het bos reeds in de samenleving inneemt en welke plaats
deze natuurlijke hulpbronnen wellicht in toenemende mate in het zich
ontwikkelende economische bestel zouden kunnen gaan innemen.
Het nieuwguinese bos bestaat uit vele typen met honderden soorten,
waarvan voor de samenleving en bedrijven in Manokwari ijzerhout,
matoa en morif wel de drie belangrijkste en bekendste zijn. De
oplossing van de vragen nu, welke de tientallen andere soorten zijn
en wat men er aan heeft, vooral ook om de exploitatie op een meer
rendabele basis te plaatsen, wordt verricht in samenwerking tussen
het Boswezen in NNG, proefstation, botanische instellingen en door
een speciale technologische en handelsresearch in Nederland.
een dolk wordt weggesleept
Als hulpmiddel ter instruering en opleiding van
het boswezenpersoneel in bosonderzoek en bosexploratie, kaartering
en boomsoortenkennis, is men in Manokwari begonnen op de Tafelberg
een zgn. „Leerbos" in te richten. Dit Leerbos, dat zich binnen de
hydrologische bosreserve bevindt, welke ingesteld is ter bescherming
van de bronnen van de stadswaterleiding, is per auto in 10 minuten
vanuit het stadscentrum bereikbaar. Ook voor niet-bosbouwkundigen
levert een wandeling door dit met paden ontsloten primaire oerbos
veel interessants op, dingen welke men meestal eerst na dagenlange
expedities, niet gespeend van ontberingen, kan waarnemen. In dit
oerwoud-bij-de-stad, waar men over de honderd boomsoorten en
bovendien vele andere plantensoorten kan bezichtigen, is men
begonnen ook diverse van elders afkomstige soorten bij te planten
welke van speciaal belang zijn voor de bevolkingseconomie of voorts
algemeen economische waarde hebben. Zo hoopt dit leerbos annex
plantentuin te Manokwari op den duur dus op een klein bestek een
demonstratie te kunnen geven van de belangwekkendheid van het bos en
het hout voor NNG in het algemeen en voor de plaatselijke
houtbedrijvig-heid te Manokwari in het bijzonder.
Nu Manokwari na een onderbreking van dertig
jaar opnieuw residentiehoofdplaats wordt, is het aangezicht van het
stadje en zijn functionele plaats in het land wel ingrijpend
veranderd, doch niet zijn achtergrond van beboste heuvels en bergen
welke in toenemende mate bouwstenen in de vorm van stamhout zal
leveren voor zijn groeiende nijverheid.
Ir.
J. F. U. ZIECK |
|