Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


naar vorige pagina naar volgende pagina

 

 

De Tifa

Bossen en hout

Manokwari als houtindustrie-centrum

(foto van Lawick)

maart 1957

Het allergrootste deel van Nieuw-Guinea is geheel bedekt met een welhaast doorlopende laag groen tropisch regenwoud van velerlei samenstelling, vanaf zijn modderige kusten tot hoog in de bergen. Het is daarbij dan geen wonder dat de omgeving van Manokwari ook rijk gezegend is met deze „boerekool", wellicht niet overvloediger dan andere centra van bewoning in het land, doch er zijn een aantal gunstige factoren in en rondom Manokwari verenigd, waardoor het bos en alles wat daarmee samenhangt in een bijzondere positie voor de plaatselijke samenleving; komt te staan.

Gold vroeger het „ondoordringbare" tropische oerwoud als een mensvijandig noodzakelijk kwaad dat zomogelijk zeer spoedig weggevaagd moest worden om plaats te maken voor lieflijker oorden, tegenwoordig heeft de mens niet alleen geleerd beter met het bos samen te leven om in wisselwerking wederzijds profijt eruit te trekken, doch ook om andere redenen van minder materiële aard, zijn aanwezigheid te appreciëren. Van een nutteloze groene woestijn, welke slechts nameloze last oplevert voor ondernemingsontginningen, beseft men zich langzamerhand dat het tropisch bos opgeheven kan worden tot de grootste nationale rijkdom, welke met moderne industriële opvattingen in verscheidene landen zelfs reeds de opbrengst b.v. uit minerale bodemschatten neigt voorbij te streven.

Grote houtkapitalen liggen langs Nieuw-Guinees kusten verborgen, wachtend op ontginning ten gunste van de ekonomische ontwikkeling van land en volk. Doch hout is een vreemd, een zeer zwaar en een moeilijk te transporteren produkt. Het vereist nogal grote investaties aan durf, machines, varend en rollend transportmaterieel, wegen- en bruggenbouw in een land dat zeer gering bevolkt is en waar grote afstanden overwonnen moeten worden. Bovendien vormen de veelal uitgestrekte moerassen, de zeer steile heuvel- en berghellingen, de voor schepen van allerlei type onherbergzame kusten, vooralsnog een hinderpaal om tot goedkope ontsluitingen van de houtrijkdommen te geraken.

Reeds vóór de 2e wereldoorlog zag men de uitzondering welke het centraal voor de noordkust gelegen Manokwari daarop maakte en opnieuw kan men nu tournerend en varend langs NG-kusten en eilanden zelf de relatief gunstige positie van dit centrum nogmaals constateren en bevestigen. Het ruim 4.000 ha grote baaienoppervlak biedt in alle seizoenen een rustige lig- en ankerplaats voor ladende en lossende oceaanschepen; het land dat direct aan dit baaiengebied grenst bestaat uit vlakke- niet-moerassige kuststroken, riviervalleien en terrasvormig opgebouwde beboste heuvels, welke tot ruim 200 m hoogte reiken, alles met een totale uitgestrektheid van ruim 12.000 ha.

De makkelijke aard van dit soort terreingesteldheid maakt ontsluiting voor diverse doeleinden van bewoonbaarmaking prettig- en goedkoop, niet alleen uit stedebouwkundig oogpunt, doch ook ten behoeve van landbouwontginning van de soms vrij vruchtbare dal- en plateaugronden (groenten, vruchtbomen, cacao) en ten slotte voor de ontsluiting van beboste arealen om tot houtexploitatie voor de diverse zagerijbedrijven te komen. Terwijl de bereikbare bossen rondom de bases-centra op Biak en Hollandia gedurende oorlogstijd voor het grootste deel verzaagd of beschadigd werden, zijn de bossen rondom Manokwari er bijzonder goed vanaf gekomen. Het door het Boswezen verrichte bosonderzoek heeft in Manokwari bovendien aangetoond, dat de voorkomende bostypen daar in vergelijking tot elders zeer gunstig afsteken met betrekking tot verhandelbare soorten en vooral houtmassa per ha.

Tengevolge van al de bovengenoemde gunstige factoren, kan men dus zeggen dat de exploitant in Manokwari het hout als het ware in zijn „achtertuin" heeft staan. Wellicht hierom, maar ondanks weinig moderne en niet-efficiënte mechanische hulpmiddelen en moeilijkheden bij de afzet van het produkt, is men er in Manokwari sinds 1951 toch in geslaagd om als houtcentrum aan de spits te blijven met een totaal gevelde houtmassa van ruim 40.000 ton.

De waarde van het verzaagde ruwe hout heeft voor het jaar 1956 bovendien een top van ongeveer 11/4 miljoen bereikt, wat meer dan wat anders het licht werpt op de betekenis van deze industrie voor Manokwari en voor de ontwikkeling en opbouw van NNG als geheel.
Het belang van Manokwari als bos-en houtcentrale reikt echter nog verder dan zijn „achtertuin", het baaienareaal n.l., dat betrekkelijk klein van oppervlakte wellicht ook spoedig uitgeput zal raken, al zullen daar nog een aantal jaren mede gemoeid zijn. Tot 70 km zuidelijk en 50 km westelijk van Manokwari strekken zich nl. een aantal met maagdelijk bos bedekte kleinere en grotere kustvlakten uit tot een oppervlakte van 60.000 ha, waar de bedrijvigheid van Manokwari in naaste toekomst meer armslag en uitbreiding van arbeidsterrein zal kunnen vinden.

 

Het zijn in het bijzonder de vooruitziende blikken van de Agrarische Proefbedrijven geweest, welke hier de voor de hand liggende (door de bosexploratie bekend gestelde) mogelijkheden hebben doorzien. In de vlakte van Oransbari bijv. is men reeds begonnen met een exploitatie ter voorziening in ruw hout van de centrale Stichtings-zagerij welke men te Manokwari heeft opgericht. Hoewel dit zaagbedrijf van relatief bescheiden opzet is, zal de langzamerhand op peil te brengen volle produktiecapaciteit toch alle bestaande bedrijven in de schaduw stellen. Aangezien de plaatselijke afzetmogelijkheden niet groot zijn, zal men bij voorbaat spoedig verzekerd moeten zijn van afname door de grote houtbehoevende nabuurlanden en Europa.

De toenemende bosontginningen niet hun aangelegde wegen en openkappingen zullen in verscheidene richtingen hun consequenties met zich mee brengen. In de eerste plaats zal het boswezen moeten toezien en bevorderen dat na uitkap van het bos op waardevolle houtsoorten, er weer een nieuwe bosgeneratie ontstaat, of door natuurlijke verjonging, of door aanplant van bepaalde, gewilde, snelgroeiende soorten, zodat dan meer houtbevattende, waardevollere opstanden ontstaan. Ook kan het zijn dat men de vruchtbare gronden in het uitgekapte bos bestemt voor landbouwkundige doeleinden, waarbij in het bijzonder op de aanplant van cacao gewezen wordt, waarmede men vooral bij onze Oosterburen in zeer korte tijd reeds belangrijke resultaten heeft bereikt.

Met het oog op het belang voor de samenleving van bossen en al hun bijkomende produkten is het niet voor niets dat de autoriteiten met een ver vooruitziende blik — mede inver-band met de centrale ligging — een onderafdeling van het Boswezen speciaal voor het onderzoek en de exploratie van Nieuwguinees onbekende wouden te Manokwari hebben geconcentreerd.
De taak van deze onderafdeling, welke zich over geheel NNG uitstrekt, bestaat uit het opsporen, opmeten, kaarteren, analyseren, bekendstellen en bestemmen van meer of minder waardevolle bossen, houtsoorten en bosbijprodukten, waarbij steeds afgevraagd wordt welke plaats het bos reeds in de samenleving inneemt en welke plaats deze natuurlijke hulpbronnen wellicht in toenemende mate in het zich ontwikkelende economische bestel zouden kunnen gaan innemen.
Het nieuwguinese bos bestaat uit vele typen met honderden soorten, waarvan voor de samenleving en bedrijven in Manokwari ijzerhout, matoa en morif wel de drie belangrijkste en bekendste zijn. De oplossing van de vragen nu, welke de tientallen andere soorten zijn en wat men er aan heeft, vooral ook om de exploitatie op een meer rendabele basis te plaatsen, wordt verricht in samenwerking tussen het Boswezen in NNG, proefstation, botanische instellingen en door een speciale technologische en handelsresearch in Nederland.

 

een dolk wordt weggesleept
een dolk wordt weggesleept

Als hulpmiddel ter instruering en opleiding van het boswezenpersoneel in bosonderzoek en bosexploratie, kaartering en boomsoortenkennis, is men in Manokwari begonnen op de Tafelberg een zgn. „Leerbos" in te richten. Dit Leerbos, dat zich binnen de hydrologische bosreserve bevindt, welke ingesteld is ter bescherming van de bronnen van de stadswaterleiding, is per auto in 10 minuten vanuit het stadscentrum bereikbaar. Ook voor niet-bosbouwkundigen levert een wandeling door dit met paden ontsloten primaire oerbos veel interessants op, dingen welke men meestal eerst na dagenlange expedities, niet gespeend van ontberingen, kan waarnemen. In dit oerwoud-bij-de-stad, waar men over de honderd boomsoorten en bovendien vele andere plantensoorten kan bezichtigen, is men begonnen ook diverse van elders afkomstige soorten bij te planten welke van speciaal belang zijn voor de bevolkingseconomie of voorts algemeen economische waarde hebben. Zo hoopt dit leerbos annex plantentuin te Manokwari op den duur dus op een klein bestek een demonstratie te kunnen geven van de belangwekkendheid van het bos en het hout voor NNG in het algemeen en voor de plaatselijke houtbedrijvig-heid te Manokwari in het bijzonder.

Nu Manokwari na een onderbreking van dertig jaar opnieuw residentiehoofdplaats wordt, is het aangezicht van het stadje en zijn functionele plaats in het land wel ingrijpend veranderd, doch niet zijn achtergrond van beboste heuvels en bergen welke in toenemende mate bouwstenen in de vorm van stamhout zal leveren voor zijn groeiende nijverheid.

Ir. J. F. U. ZIECK

naar vorige pagina naar volgende pagina

 



Webmaster: Chris P. van der Klauw