|
|
De Tifa
|
Eerherstel voor
Manokwari
(foto's Anderson) |
maart 1957
|
Mano-kwari, „oude plaats" is de betekenis
van de Noemfoorse naam van een stad-in-wording. En met recht mag
Manokwari zo genoemd worden, want het gebied rond de Doré-baai is
"vanouds een centrum van vestiging geweest. Langs de smalle, vlakke
landstrook vestigden zich in lang vervlogen tijden de bewoners van
de eilanden Biak en Noemfoor, eerst als veroveraars en overwinnaars
van de binnenlandstammen uit het Arfak-gebergte, de Hattammers,
later als handwerkslieden, als de smeden van de noordkust.
In een grijs verleden kwamen echter ook Indonesiërs uit Ternate en
Tidore op hun handels- en hongi-tochten tot in de baai van Manokwari.
De naam van een kaap ten westen van Manokwari herinnert nog aan de
komst van die vreemdelingen, de kaap heet Amberbaken, kaap der
Amberrs. De baai van Manokwari is dan ook een voortdurende
uitnodiging voor alle soorten van schepen, want hoewel de winden op
de noord-kust van Nieuw-Guinea over de gehele Vogelkop onbarmhartig
kunnen dóórstaan, ligt een schip in de baai van Manokwari, zoals een
oud-scheepsjournaal zegt: „als in Abrahams schoot".
In 1780 reeds was dat de ervaring van de
Engelsman Thomas Forrest, die er aan wal ging voor een kleine
verkenningstocht; een tweede Engelsman John Hayes stichtte er zelfs
op het eind van de achttiende eeuw het fort „Coronation"; als plaats
koos hij het eilandje Mansinam, dat precies tegenover het centrum
van de kuststrook ligt op een paar honderd meter afstand van de
vaste wal.
In het begin van de negentiende eeuw is het de Fransman Dumont
d'Urville die in Manokwari contact zoekt te leggen met de Hattammers.
5 februari 1855 is een datum van belang" in de geschiedenis van
Manokwari, want op die dag zetten de zendelingen C. W. Ottow en J.
G. Geiszler van de „Gossnerscher Missionsverein" voet aan wal op
Mansinam. |
|
Zij vestigden zich al spoedig op Kwawi op de
vaste wal. Het verhaal van hun arbeid is een epos van
heldhaftigheid; er kwam zelfs een moment, waarop het aantal graven
van zendelingen en hun familie en helpers groter was dan het aantal
bekeerlingen. In 1905 telde de gehele Geelvink-baai nog slechts 500
christenen; dat was het resultaat van vijftig jaren dappere arbeid.
Intussen echter had er in Manokwari een zeer belangrijke gebeurtenis
plaats. In 1885 was men op het Berlijns Congres tot de interpretatie
gekomen, dat souvereiniteit over een gebied moest blijken uit in
bezitneming, een pauselijke beslissing inzake de Carolinen
bevestigde in 1868 deze zienswijze; toen nu de nederlandse
souvereiniteit door grensschendingen van de Marind-anim aan de
zuidoostgrens die souvereiniteit in gevaar brachten, ging Nederland
over tot daadwerkelijke inbezitneming van Nieuw-Guinea door in 1898
bestuursposten te stichten te Fak-fak en te Manokwari. En met deze
bestuursstichting treedt Manokwari op het eind van de vorige eeuw de
geschiedenis binnen.
Lang voor Hollandia bestond, was het centraal-gelegen Manokwari al
een kernpunt van Nieuw-Guinea. En zijn terugval na de tweede
wereldoorlog, toen Manokwari een ruïne werd, waar nog slechts drie
huizen overeind stonden, heeft niet belet dat het nu althans weer zo
ver in opgang is, dat het zijn positie als afdelingshoofdplaats op
het westelijk, eveneens gelegen Sorong heroverd heeft.
Manokwari centraal kantorencomplex
|
|
kolonisatie-geschiedenis
Voor het zover is, speelt zich in Manokwari nog
een bewogen brok historie af. In de twintiger jaren van deze eeuw
zag men reeds op Java uit naar Nieuw-Guinea en zeer bepaald naar
Manokwari, als een gebied, dat in aanmerking kwam voor een
kolonistiepoging door leden van het Indo-europees Verbond. Het was
door toedoen van de „Stichting Immigratie Kolonisatie Nieuw-Guinea",
dat in 1929 de eerste poging werd beproefd. Onder auspiciën van de
„Ver. Kolonisatie Nieuw-Guinea" arriveerden in de periode 1930—1934
377 kolonisten in Manokwari. Eind 1934 waren echter reeds geen 250
meer over; tegelijkertijd mislukte een poging te Hollandia nog
volkomener.
In 1936 zocht het Centraal Comité voor Steun aan Werklozen een
oplossing in de richting van kolonisatie op Nieuw-Guinea om het
crisis-vraagstuk op te lossen, maar het is duidelijk dat men voor
een zo moeilijke kolonisatie van een positiever standpunt uit moet
gaan, om te kunnen slagen, te meer daar men zich specialiseerde op
landbouwkolonisatie.
Manokwari oude kolonistenwoning
Van het reeds geringe aantal
kolonisten, dat in 1942 nog in en rond Manokwari werkte, was in 1945
na de Japanse bezetting nog slechts een droevig restant over. In
1949 was deze groep weer uitgegroeid tot een veertigtal gezinnen,
maar onderlinge onenigheid en ernstig verschil van inzicht met de
toen in Manokwari bescheiden ambtenaren deed die naoorlogse
heropleving niet slagen.
Met de komst van de berucht geworden K.P.M.-stomer, de „Waibalong"
kwamen op 31 december 1949 550 personen en met het stoomschip „Real"
128 personen in Manokwari aan, die de souvereiniteitsoverdracht aan
Indonesië niet wensten mee te maken; en met de komst van deze twee
schepen werd er een ,,wilde" kolonisatie ingeleid, die voerde tot
dramatische toestanden. De nieuwkomers zagen zich neergelaten op de
kuststrook van Manokwari zonder dak boven het hoofd, zonder |
|
gereedschap om zich een onderkomen of een
levensmogelijkheid te verschaffen. Velen waren in het bezit van
geld, dat vrijwel waardeloos bleek, toen het erom ging leeftocht te
kopen, die in veel te geringe mate verkrijgbaar was. Met moeite werd
de voortgaande stroom immigranten gestuit, maar in 1950 werden toch
779 gezinnen geregistreerd. De Dienst van Kolonisatie, gesteld onder
leiding van een assistent-resident, bleek niet in staat deze
kolonisatie-poging ook maar enigszins bevredigend op te vangen.
Van de kant van de z.g. Algemeen Leider Kolonisatie werd gewezen op
een grote mate van onbekwaamheid en onwil aan de zijde van de
kolonisten, van particuliere kant werd op allerlei wijzen duidelijk
gemaakt, dat het aan medewerking van gouvernementswege ontbrak. In
elk geval bleef een niet onbelangrijke apparatuur voor openlegging
zonder veel nut staan en kwam pas in volle actie, toen de Dienst van
Kolonisatie in 1953 werd opgeheven en de Dienst van Landbouw onder
de jeugdige ir. A. Poyck dit gedeelte van haar taak overnam.
In dat jaar was trouwens de kolonisatie-poging, niet uitsluitend
meer op landbouw gericht, al reeds in belangrijke mate omgebogen
naar een normaal-geconstrueerde maatschappij, waaraan vooral de
scheepswerf in oprichting, de constructie van een ambtelijk apparaat
en de particuliere activiteit in b.v. de houtsector hebben
bijgedragen. Bovendien werd de samenstelling van de
bevolkings-pyramide allengs gunstiger. Als conclusie van dit
kolonisatieoverzicht kan dus gesteld worden dat deze kolonisatie
geworden is tot iets anders dan de aanvankelijke opzet beoogde, maar
dat de thans gegroeide gemeenschap er een is, die belangrijk genoeg
geacht kan worden om de burgerij te vormen van een
residentie-hoofdplaats.
Vermelding verdient nog, dat de verwarring in 1950 er niet minder op
werd, toen in Manokwari en het aangrenzende Ransiki en Waren een
geldsbedrag werd geblokkeerd van twee en een half miljoen gulden,
zonder dat daarbij een heldere, eensluidende verklaring werd
gegeven.
de enige schoenenzaak van Nieuw-Guinea
|
|
verdere geschiedenis manokwari
Intussen omvatte de geschiedenis van de
kolonisatie uiteraard niet het totale gebeuren in deze plaats. Reeds
voor de oorlog was daar b.v. de activiteit van een Japanse
maatschappij, die er in slaagde in 1935 in de Ransikivlakte een
belangrijke katoenproduktie te halen, die rechtstreeks, met een
speciaal schip naar Japan werd afgevoerd. Overigens was de
vooroorlogse economische activiteit van Manokwari niet groot. Men
vorderde wat ijzerhout van de bevolking in, bij wijze van
belastingbetaling en verwerkte dat in een slechtlopende
landschapszagerij. Reeds in die tijd echter was de weg naar Andai
een belangrijk aanvoerkanaal.
Moet één weergave van de economische activiteit op grond van de
cijfers wat mat van toon zijn, anders ligt het met het beroemdste
stuk geschiedenis van Manokwari: de strijd van sergeant M. Ch.
Kokkelink, de man die om zijn moedig volgehouden verzet begiftigd
werd met de Militaire Willemsorde. En de strijd gedenkend van
Kokkelink en zijn mannen in het gebied achter Sidei, dient ook een
eresaluut gebracht te worden aan de kapitein Willem Geeromsz, die
streed in de richting van de Kebarvlakte en door verraad omkwam. En
in dit kader dient ook de rol vermeld te worden van de autochtone
verzetstrijders Lodewijk en Barend Mandatjan, al is hun activiteit
niet tot volkomen klaarheid gekomen, zoals er ook nog een sluier
ligt over de gedragingen van de bewoners van het Arfak-gebergte, die
gewoonlijk afzakken naar de Maroeni-kust onder Manokwari, waar niet
alleen tal van Japanners geluidloos verdwenen zijn, maar waar tevens
aantallen Biakkers en Noemforen tijdens en na de oorlog vermist
zijn.
Een andere triomfantelijke episode uit Manokwari's historie kan
geschreven worden onder de naam van een van zijn huidige bewoners,
de gewezen adjudant P. J. Bessems, die in november 1945 met 200 man
van het Papoea-bataljon de capitulatie in ontvangst nam van een
Japans kolonel met 8000 manschappen.
nieuwbouw in Manokwari |
|
En tenslotte is er het wedervaren van de
Papoea-bevolking rond Manokwari. 1949 was voor hen een rampjaar,
omdat een soort griep-epidemie om zich heen greep in het achterland
van Manokwari van de Kebar-vlakte tot de Anggi-meren, die een
ongenoteerd, maar talrijk aantal slachtoffers maakte. Mede door de
kolonisatie-pogingen was het voor het bestuur moeilijk de nodige
aandacht aan de bevolking te schenken; de beschaving is bij de
Arfak-bevolking rond Manokwari dan ook bijzonder slecht aangeslagen;
ook op de pogingen tot het brengen van beschaving van de kant van de
Zending is tot op 1953 slecht gereageerd. Een succes was het toen in
1947 het bestuur erin slaagde een verzoeningsgeest voor de elkaar
beoorlogende Manikion-stammen te houden, maar positieve vooruitgang
kwam eerst, toen in 1951 de onderafdeling Ransiki en Wasior werden
ingesteld binnen de voormalige onderafdeling Manokwari. Dit blijkt
uit een weinig bekend, maar belangrijk feit.
In 1953 gebeurde het, dat de in het binnenland legendarische
hoofdman Erika afdaalde naar de bestuurspost Ransiki, om daar,
geflankeerd door zijn ondergeschikten in een voorname onbewogenheid
een bezoek af te steken bij de toenmalige controleur Dubois, een
bezoek, waaruit blijkt dat het achterland van Manokwari waar de
Mandatjans en de nakomelingen van Erika heersen, niet gezagsvijandig
is, een toestand, die men voordien gerust mocht betwijfelen.
toekomstverwachting
En gegeven deze omstandigheden staat Manokwari
voor een volkomen nieuwe fase, waarvan de overplaatsing van de
residentie uit Sorong slechts een symbool is; het is moeilijk te
voorspellen, wat de toekomst niet een belangrijke ontplooiing van
semi-particulier initiatief brengen gaat; het is moeilijk te
voorzeggen welke rol de oude gemeenschap in de nieuwe omstandigheden
gaat spelen; er is nauwelijks te voorzien hoe ook de kustbevolking
der Noemfoor-Biak-kers en de bergbevolking van de Arfak hun houding
zullen vinden, maar bij al deze onzekerheden staat wel vast, dat uit
de geschiedenis van Manokwari blijkt, dat er een koppige groeikracht
besloten ligt in die grond rond de fraaie Doré-baai, een
groeikracht, die het wurgende proces van oorlog en tegenslag op
bemoedigende wijze overwonnen heeft. Manokwari, oude, maar tevens
jonge plaats.
|
|
|
|
|