|
EEN EMOTIONELE HERENIGING
Algemeen 78: Verstekelingen uit Nieuw-Guinea
vrijdag, 05 maart 2010 00:44

Verstekelingen uit 1964
Dit is een bijzondere foto, want we zien hier een emotionele
hereniging. In het midden staat mijn goede kennis Kok de
Geus.
Hij wordt vergezeld door de heren Eddy Korwa (links) en Tony Rumpaisum.
Papoea’s. Verstekelingen, die in Sorong op Biak
Nieuw-Guinea in 1964 illegaal aan boord klommen van het Nederlandse
vrachtschip Schelde Lloyd en zich in de machinekamer schuilhielden.
Na een bizarre terugtocht waarbij de Papoea’s door bemanningsleden van het
schip voor een vrijwel zekere dood behoed werden, kwamen ze in Nederland aan
en kregen uiteindelijk asiel.
Kok de Geus was matroos op dat schip, herinnerde zich dit verhaal en
schreef het op. Daarna vond de hereniging plaats. Linksonder staat mevrouw Korwa.
Kok kijkt op een wereldkaartje waarop Eddy Korwa met een potlood de
terugtocht via Australië en China heeft getekend.
Hieronder het opzienbarende verhaal.
Nieuw-Guinea
Op 23 juni 1962 vertrok ik met de Schie Lloyd, een
vrachtschip van de Koninklijke Rotterdamse Lloyd, naar Nieuw-Guinea. De
oorlogsspanning liep daar flink op. Bij Poortershaven, een klein plaatsje
aan de Nieuwe Waterweg, hebben we een halve dag munitie liggen laden. Op het
dek van ons schip stonden verschillende straaljagers om daar mogelijk te
worden ingezet. In de ruimen een flink aantal tanks. De route naar
Nieuw-Guinea ging via het Panamakanaal.
Omdat er ook een flinke spanning was met
Cuba en er zelfs voor een atoomaanval werd gevreesd, moesten er
voorzorgsmaatregelen worden getroffen. De brandslangen werden hoog in de
masten gebonden en op de nevelstand gezet. Bij een atoomaanval werden de
kranen opengedraaid en zou het schip onder een neveldouche staan. Dit zou
enige bescherming tegen de bestraling geven.
Spannende tijden dus. Toch heelhuids in Nieuw-Guinea aangekomen. Hollandia, Biak, Sorong, Manokwari. We kwamen te
laat, onder internationale druk moesten we Nieuw-Guinea opgeven. De Papoea's
kregen nieuwe overheersers. Dus met een schip vol met oorlogstuig terug naar
Nederland.
Opnieuw Nieuw-Guinea
In 1964 vertrok ik met de Schelde Lloyd wederom naar
Nieuw-Guinea, het zou mijn laatste reis zijn. Maar wel een reis om nooit te
vergeten. 6 Maanden lang problemen met de kapitein. Herhaaldelijk moest ik
op het matje komen voor zoals ik het toen zag en nu nog zie, ging het om
kattenkwaad. Nieuw-Guinea stond inmiddels onder Indonesisch bevel. Ik had
wel iets met de Paoea's, een erg vriendelijk volk.
Men mocht het niet hard op zeggen maar het werd
erg vaak gefluisterd dat men het erg vond dat de Nederlanders weg waren.
Kortom we vertrokken met gemengde gevoelens want ik was niet de enige die er
zo over dacht. Onze laatste haven was Sorong. We waren nog maar net
vertrokken of we werden weer stilgelegd door de havenautoriteiten.
Er werden twee Papoeajongens vermist. Ons schip werd
binnenstebuiten gekeerd maar geen verstekeling gevonden. Na 2 dagen brak er
brand uit in de machinekamer. Was tijdens de reis al vaker gebeurd maar
bleek steeds wel mee te vallen. Niemand keek er dan ook van op. Wel toen er
twee Papoeajongens in paniek uit de machinekamer kwamen rennen. Dat was voor
mij een fantastisch voorval, de kapitein had nu een probleem. Wat moet je
met verstekelingen aan boord? We voeren nog langs de kustlijn van
Nieuw-Guinea.
De kapitein sommeerde een sloep klaar te maken en
die twee naar de kust te brengen. Hij had daar met zijn verrekijker een dorp
gezien. Iedereen aan boord vond dit een belachelijk idee. Wij waren in de
veronderstelling dat daar nog wel koppensnellers zouden kunnen leven. Is
niet vreemd gedacht, toch? De kapitein is de baas dus de sloep met de eerste
stuurman en een paar matrozen voeren naar de kust. Jammer dat ik niet mee
mocht, ik was ook matroos, de kapitein nam echter geen risico,s door die
lastpost mee te sturen.
Na een halfuur zagen we de sloep terugkomen met
de twee verstekelingen nog aan boord. De kapitein stond te vloeken op de
brug en ik had moeite om mijn lach in te houden. De verstekelingen werden
weer aan boord gehaald en er zat niets anders op dan de twee mee te nemen
naar Nederland. De eerste stuurman vond het niet verantwoord om de twee daar
achter te laten. Dat zal die stuurman geweten hebben.
Op het matje
Twee dagen later liet de bootsman mij weten dat ik bij
de kapitein op het matje moest komen. Niets aan de hand dacht ik, komt vaker
voor. De kapitein was er uit, hij heeft er twee dagen over gedaan. De
problematiek met de verstekelingen was aan mij te danken. Ik had 's nachts
de wacht toen de twee aan boord waren geklommen. Als wacht ben je
verantwoordelijk. Het incident heeft mede geleid tot een fikse gagestraf aan
het eind van de reis.
Voor dat wij in Nederland waren moesten we nog
naar Australië, China, en nog heel wat plaatsen in de Oost. Dit betekende
dat in iedere havenplaats de twee achter slot moesten. Als we op zee waren
mochten ze redelijk vrij rondlopen. Op 8 augustus 1964 kwamen we in
Rotterdam aan. Met lijn 15 naar huis en nooit meer naar zee. Jammer want ik
had het 6 jaar willen vol houden om niet in militaire dienst te hoeven. Ik
ben bij 4 jaar dus blijven steken.
Hoe het met de twee Papoeajongens verder is gegaan
is mij de afgelopen 48 jaar een raadsel gebleven. Zijn ze na aankomst in
Nederland gelijk weer teruggestuurd? Zijn ze opgesloten?Vaak heb ik nog aan
die twee jongens gedacht ik vroeg mij af hoe het verder is gelopen. In 2000
heb ik mij nog eens gestoord aan een bericht in de Volkskrant over een
ceremoniële vlaghijsing in West-Papoea.
Peniskoker
In de Volkskrant van 2 december het volgende bericht,
“Politie ontfutselt Papoea’s hun vlag” Het artikel wordt ondersteund door
een foto met een aantal zwaar bewapende Indonesische politieagenten. Onder
de foto de tekst, “Een Papoea wordt gefouilleerd door een Indonesische
politieagent in Jayapura.”
De politieagent die de Papoea fouilleert heeft een
kogelvrij vest aan, een helm op met stofkap en de nodige wapens bungelen
rond zijn lichaam. De Papoea staat er met een veren hoofdtooi en een enorme
peniskoker, meer niet. Wat valt er te fouilleren?
Het contrast is te groot.
Hollanders, Indonesiërs altijd maar weer
onderdrukkers.
Wie wil nou iemand met louter een peniskoker
onderdrukken. Wat heeft het volk misdaan. Wat is het belang van dat grote
oerwoud? Goud, zilver, diamanten?
Begin jaren zestig ben ik twee keer in Nieuw-Guinea
geweest. De eerste keer met veel Nederlandse militairen. Twee jaar later met
Indonesische militairen.
Nieuw-Guinea met de Papoea’s, ingezet voor de
wereldvrede.
“Het maakt niet uit wie mijn superieuren zijn, van
mijn peniskoker blijven ze af.”
Het toeval
Bij toeval vond ik op internet het volgende
krantenbericht gedateerd 1 december 2000. Het heeft mij prettige dagen
bezorgd.
„Zolang de morgenster schijnt, houd ik hoop”
Door A. Jansen
Bijna veertig jaar geleden streed Eddy Korwa voor een vrij Papoea tegen
de Indonesische bezetters. Met het hijsen van de Morgenstervlag, op 1
december '61, hadden de Papoea's immers uitzicht gekregen op spoedige
onafhankelijkheid. Dat lieten Eddy en zijn kameraden zich niet ontnemen door
de overheersers van Java. Maar hun strijd bleek tevergeefs. Via een
spectaculaire ontsnappingstocht kwam Eddy in Nederland terecht. Maar na het
vertrek van de Indonesische president Suharto is de strijd van de Papoea's
voor een eigen staat weer actueel. Zo ook de omstreden vlaghijsingen die
vandaag op heel West-Papoea plaatshebben. Bijna veertig jaar na zijn vlucht
pakt ook Eddy de draad weer op. Vandaag is hij erbij als op Biak de
Morgenster wordt gehesen.
Op de avond dat ik hem spreek, zit Eddy Korwa in de meldkamer van de
Knoopkazerne, hartje Utrecht. Een kleine, ranke man, met kroeshaar en een
kenmerkend Papoeagezicht. Misschien is het vanwege zijn tengere voorkomen
dat je niet zou zeggen dat Eddy de zestig net is gepasseerd.
Al sinds zijn komst naar Nederland, in 1964, zit hij bij de dienst
burgerbewaking van het ministerie van Defensie. Dát hij een burgerbaan
heeft, lees je niet aan hem af. Want met zijn geladen pistool en robuuste
handboeien aan zijn riem zou hij zo voor een echte militair door kunnen
gaan.
Nog een paar uur, dan zit Eddy's dienst als bewaker erop. En kan hij de
rijen beeldschermen, het geknipper en gebliep van de bewakingsapparatuur
overlaten aan zijn collega van de nachtdienst. Lang zullen al die knopjes en
lichtjes niet in zijn brein blijven naijlen, want Korwa heeft in zijn vrije
tijd wel wat anders aan zijn hoofd. Over twee dagen vertrekt hij naar Biak,
om er op 1 december de vlaghijsing mee te maken. Een, overigens omstreden,
ceremonie die naar onafhankelijkheid strevende Papoea's er hebben
georganiseerd.
Korwa is dus de achternaam, en kenners weten dan dat Biak, het eiland
aan de noordkust van West-Papoea, de geboorteplek moet zijn. Als
twintigjarige heeft Eddy de perikelen rond de afgedwongen overdracht van
Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië meegemaakt. En 1 december heeft wat
hem betreft dezelfde lading als 5 mei bij ons. Op die datum, in het jaar
1961, had Nederland immers toegestaan dat Papoea's hun eigen vlag, de
Morgenster, omhoog hesen. En daarom trilde op die dag de lucht van
hooggespannen toekomstverwachting: de vlag en het volkslied hielden slechts
één belofte in: naderende onafhankelijkheid!
Gulzige Sukarno
Van al dat moois kwam niets terecht, want onder druk van de Verenigde
Staten werd Den Haag gedwongen zijn laatste stuk Indië af te staan aan de
nieuwe machthebbers op Java. Daar zat een gulzige Sukarno zijn „Indonesische
Republiek” op de tekentafel neer te zetten, en West-Irian mocht daarin niet
ontbreken. Al in 1962 claimde Sukarno Nederlands Nieuw-Guinea als zijn
gebied, en doopte het om tot ”Irian Barat”, West-Irian dus. In 1969 werd het
officieel door Jakarta ingelijfd.
„Toen ik in 1963 op een dag van mijn werk terugkwam”, herinnert Eddy
zich, „moest ik mijn Nederlands paspoort inleveren. Het werd op een grote
hoop gegooid en verbrand. En ik was nog van plan geweest naar Nederland te
gaan; daar was het nu te laat voor.”
Korwa vergelijkt de Indonesische bezetting van zijn land met die van de
Duitsers in Nederland. „We hadden niets meer te vertellen en moesten alles
doen wat die vreemde overheersers ons opdroegen.” De aanwezigheid van de
Verenigde Naties bij wijze van interim-bestuur bleek een wassen neus.
„Wanneer Indonesische militairen hardhandig tegen Papoea's optraden, deden
die VN-soldaten niks.” Korwa zag hoe militairen Papoea's op straat
mishandelden. „Had je iets niet opgevolgd, dan klonk al direct: „Jij hebt
zeker nog een hartje voor Nederland, hè?” en werd je als regelrechte
tegenstander gezien. Wij van Biak werden sowieso beschouwd als loopjongens
van de Hollanders.”
Dat was voor Korwa reden om alsnog te proberen weg te komen. „Nederland
had op dat moment nog niet besloten zijn betrekkingen met Indonesië volledig
te verbreken, dus in 1964, zo wist ik, zou er nog een Nederlands schip de
haven van Sorong, waar ik bij de loodsdienst werkte, aandoen om goederen te
lossen” (Sorong ligt op het eiland Manokwari, ofwel de Vogelkop van
West-Papoea, AJ). Hij nam zich voor als verstekeling met deze boot mee te
gaan naar Nederland.
Een extra reden om te vertrekken, was dat Korwa deelnam aan acties van
de plaatselijke verzetsgroep. „Met zo'n 250 man voerden we een soort
stadsguerrilla, waarbij we zo veel mogelijk Indonesisch materiaal onklaar
probeerden te maken. Officieren opwachten en hen ombrengen hoorde er ook
bij.”
Er verschijnt een lachje om zijn mond als ik hem vraag of hij ook
persoonlijk militairen heeft geliquideerd. „Natuurlijk heb ik wel eens een
hoge officier laten verdwijnen, maar niemand is er ooit achter gekomen wat
er met hem is gebeurd.”
De Indonesiërs wisten op een gegeven moment wel dat ene Eddy Korwa bij
dit werk betrokken was, want ze hadden een namenlijst in handen gekregen.
„Een neef van me was daarachter gekomen en heeft me gewaarschuwd. Wegwezen
dus, want iedereen wist dat wie gepakt werd op geen genade hoefde te
rekenen.”
Penvriend
Dat het hem lukte om als verstekeling op die Nederlandse boot terecht te
komen, ziet de christen Korwa altijd nog als een wonder van God. „Ik heb het
echt als de weg van de Heer ervaren dat ik daar weg kon komen – ik heb er
ook veel om gebeden.”
Eddy vertelt dat hij enkele jaren eerder had gecorrespondeerd met „Leo
Franciscus”, een Nederlandse jongen uit Enschede. Vlak voor de overdracht in
1963 was dat contact echter verwaterd. „Toen dat schip aan de kade lag,
moest ik van de loods de bemanningslijst ophalen en naar het kantoor van de
havenmeester brengen. Onderweg daarheen was het alsof iemand tegen me zei:
„Kijk even op die lijst.” Ik sla hem open en zie tot mijn stomme verbazing
de naam Leo Franciscus, mijn penvriend, staan! Nog diezelfde avond heb ik
een fotootje van hem, dat hij ooit eens had gestuurd, opgezocht, en ben ik
naar de boot gegaan. Aan de bootsman vroeg ik of een van de bemanningsleden
soms Leo Franciscus heette. „Zeker”, zei de man, om vervolgens naar achteren
te roepen:,Hé Leo, ik heb hier een Papoeajongen voor je die je wil spreken.”
„Zeg maar wat je op je hart hebt; wat wil je van me?” was het eerste wat
Leo tegen me zei toen we in zijn hut waren neergestreken. „Wacht even”,
vulde hij aan. „Twee jaar geleden heb ik gecorrespondeerd met een
Papoeajongen, maar ik weet niet waar die nu zit, we hebben geen contact
meer. Ik ben eigenlijk van plan hem op te zoeken. Hier heb ik nog een foto
van hem.” „Ik heb in die tijd ook gecorrespondeerd met iemand in Nederland”,
zei ik. „En ik heb ook nog een foto van hem.” Ik pakte zijn foto uit mijn
zak en liet hem die zien. Met grote ogen staarde Leo naar zijn eigen foto,
en riep: „Ben jíj dan Eddy? Echt waar?” We hebben elkaar spontaan omhelsd en
het eerste wat hij daarna zei was: „Wil je naar Nederland vluchten?” Graag,
zei ik, liefst vanavond nog.”
„De volgende avond hebben we een vluchtplan opgesteld. We zijn naar
beneden gegaan, de machinekamer in en via een luik zijn we afgedaald in de
onderste ruimte van het schip. „Als je helemaal naar de hoek kruipt, vindt
niemand je”, verzekerde Leo. „Daar komt alleen iemand als het schip naar het
dok gaat.””
Al eerder had Korwa elf andere jongens opgetrommeld die met hem mee
wilden naar Nederland. „Toen we bij elkaar waren, heb ik hun op het hart
gedrukt dat, mocht iemand gepakt worden en hij ons zou verraden, we dan
allemaal doodgeschoten zouden worden. Ik heb toen de Papoeavlag gepakt en
uitgespreid, daarop de Bijbel gelegd en voorgesteld om met de hand op de
Bijbel te beloven nooit iemand te zullen verraden. Mocht een van ons dat
toch doen, dan zal hij eens aan God verantwoording moeten afleggen. Nog
diezelfde avond heb ik een brief aan mijn ouders in Biak geschreven en mijn
vluchtplan uitgelegd. De brief heb ik de volgende ochtend nog zelf op de
post gedaan.”
Jongens vermist
„Om negen uur ben ik die dag naar de boot gegaan, en ben stilletjes aan
boord gestapt. Van de elf jongens die mee zouden gaan, was er nog maar één
over. Met hem ben ik via de machinekamer naar beneden geglipt – het was
koffietijd dus niemand was daar aanwezig. Via het luik in de scheepswand
zijn we verder afgedaald en weggekropen totdat we in de uiterste punt van
het schip zaten.”
„Een uur later vertrokken we, maar we waren de haven maar net uit –zo
vertelde Leo later– toen over de boordradio de havenmeester berichtte dat
twee van zijn Papoeajongens werden vermist. De boot werd stilgelegd en even
later klom een groepje militairen aan boord. Het hele schip werd van voor
tot achter en van boven tot beneden doorzocht, maar zonder resultaat.
Vervolgens hebben ze nog geprobeerd met water de ruimte waarin wij zaten vol
te spuiten. Maar omdat we daar tegen de schuin oplopende scheepswand zaten,
hoefden we voor het stijgende water niet op de vlucht.”
Eddy vertelt in die benauwde uren veel te hebben gebeden. „In mijn gebed
heb ik gezegd: Heer, als u dit een oneerlijke strijd vindt, laat ons dan
gevangennemen en terugsturen. Maar is het een goede strijd, breng ons dan in
Nederland.”
Die tweestrijd tussen goed of fout zou hem nog dagenlang bezighouden,
want de kans dat Eddy en zijn kameraad in Nederland zouden arriveren, leek
met de dag kleiner te worden. Drie dagen zaten ze achter de scheepswand,
zonder eten of drinken. Ter hoogte van Merauke, een stad op Irian in de
uiterste oosthoek van de Indonesische archipel, zijn ze naar boven gegaan.
Dat gebeurde vlak voordat de oversteek naar Australië zou worden gemaakt.
„We waren nog in de Indonesische wateren, dus de kapitein probeerde ons zo
snel mogelijk ergens aan land te zetten. Een sloep werd klaargemaakt, en
begeleid door een groepje matrozen werden we daarmee naar een afgelegen plek
gevaren. De kapitein dacht daar een dorp met huisjes te hebben gezien, maar
toen wij in die sloep dichterbij kwamen, bleek het een begraafplaats te
zijn. Een paar meter van de kust begon de bemanning in de sloep te aarzelen.
Ook zij vonden een begraafplaats niet de ideale plek om verstekelingen aan
wal te zetten.” De twee grepen hun kans. „We zeiden: „Wij hebben op school
geleerd dat Nederlanders zo christelijk zijn, dus als dat zo is, dan nemen
jullie ons mee naar Nederland.””
Na wat heen en weer gepraat was onder de matrozen de conclusie unaniem:
de Nederlandse regering moet maar beslissen of de twee terug naar West-Irian
moeten. Van hen mochten ze mee varen. Tot zijn grote woede zag de kapitein
de sloep mét verstekelingen weer terugkeren. Maar na flink aandringen van de
bemanning draaide ook hij ten slotte bij.
In Australië werd voor een week aangemeerd. Dat betekende voor de
Papoea's zeven dag cel, want de Australische autoriteiten wilden voorkomen
dat de twee de benen zouden nemen.
Drie maanden na het vertrek uit Sorong, op 8 augustus 1964, kwam de boot
in Rotterdam aan. Na enig geharrewar met de autoriteiten en dankzij de steun
van enkele Papoea's die al eerder naar Nederland waren gekomen, kregen Korwa
en zijn medevluchteling in Nederland politiek asiel. Nog datzelfde jaar
werden ze allebei bij Defensie aangenomen als bewaker; 36 jaar later zitten
ze nog steeds bij die eerste baas, op dezelfde locatie: Utrecht.
Van de familie Korwa is Eddy de enige die naar Nederland is gevlucht.
Afgezien van zijn zwager in Sorong –hij heeft twee jaar vastgezeten omdat
hij Eddy zou hebben laten gaan– is zijn familie verschoond gebleven van
represailles door het Indonesische leger.
Het gezin Korwa in Nieuwegein telt inmiddels zeven kinderen – genoeg
redenen voor Eddy om zich helemaal op Nederland te richten. Maar West-Papoea
blijft trekken en de heimwee is groot. „Ik probeer dat verlangen naar huis
af te zwakken door tal van activiteiten te organiseren voor onze
Papoeagemeenschap”, zegt Eddy. Mede om die reden kent Nieuwegein het enige
Papoearadiostation van Nederland.
Desondanks zijn de familiebanden met Biak sterk gebleven. Een extra reden om
betrokken te blijven bij de zaak van de Papoea's daar.
Op uitnodiging van het Comité voor Vlaghijsing in Biak, woonde Eddy vandaag
deze vlaggenceremonie persoonlijk bij.
Beloften teruggedraaid
De toon van de centrale regering in Jakarta is echter grimmiger
geworden, en president Wahid moet machteloos toezien hoe allerlei door hem
gedane beloften worden teruggedraaid door de strijdkrachten. De vraag is op
zijn plaats of zo'n vlagceremonie nog wel zin heeft.
„Het is toch toegestaan?” reageert Eddy ietwat verontwaardigd. „Op 1
december mag het nog, maar op één voorwaarde: per stad één vlag.”
„We hebben tegen de mensen daar wel gezegd dat ze zich moeten matigen.
Want voor de Papoeabevolking geldt 1 december nog steeds als deadline. De
leiders moeten dan besluiten tot onafhankelijkheid, vinden ze. „Vanaf die
datum gaan we niet meer opzij voor de Indonesiërs”, zei men eerder dit jaar.
Maar Indonesië heeft inmiddels al wel militaire versterkingen gestuurd! Dus
je kunt nu wel zeggen: Het is erop of eronder, maar dan krijg je een
bloedbad. Wij zullen proberen hen ervan te overtuigen dat we door moeten
gaan met de dialoog. Onze leiders voeren al overleg met de regering in
Jakarta, en op die manier proberen we verder te komen.”
Eddy vertelt al eerder tegen fanatieke jongelui op Biak te hebben gezegd
dat die vlag „maar een doekje” is. En dat niemand er wat aan heeft als op 1
december iedereen wordt afgemaakt. „Spaar je levens voor de grote dag. Als
we over een jaar of vijf jaar echt keihard eisen gaan stellen, dan hebben we
jullie krachten hard nodig.”
Die 'grote dag' van onafhankelijkheid kómt er dus. Eddy Korwa blijft
erin geloven. „Jazeker”, zegt hij. „Ik blijf positief. En als onze
Morgenster straks niet meer mag wapperen, dan hebben we altijd nog de echte
morgenster. Zolang die iedere ochtend aan de hemel verschijnt, houd ik
hoop.”
Einde persbericht
Waar internet al niet goed voor is. De penvriend Leo Franciscus uit Enschede
zei mij niet zo veel. Ook maar even zoeken op het internet. Op de
bemanningslijst van de Schelde Lloyd kwam een L.F. Flake voor die voer als
ketelbinkie. Na wat zoeken ook deze man gevonden, hij woont nog steeds in
Enschede.
Een lang verhaal maar ik moest het kwijt.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

|