|
Omong Kosong deel 5
Verteld door Frans
Peereland,
zoon van Rudolf Peereland
Het was 1956, om precies te zijn, in de maand april. Alle vruchtbomen
stonden in bloei.
De kanangabomen met hun geurige bloesems rook je al op kilometers afstand in
het oerwoud.
Het is ook de paartijd van de paradijsvogels, die dansen (balsen) en pronken
met hun mooie veren om de wijfjes te lokken. Het is een prachtig schouwspel
om honderden vogels bij elkaar te zien. Het zijn beschermde vogels. Iesier
kon het gezang van de vogels nadoen, dan komen ze van de hoge naar de lagere
bomen, zodat je ze goed kon bekijken. ( Iesier een Arfakker )
De vogels kwamen al heel vroeg in de ochtend in dezelfde bomen dansen, tot
een uur of drie en dan zijn ze nergens meer te vinden.Want die gingen een
middag dutje doen.
Jammer genoeg dat mijn werk bijna afgelopen was. Ik moest nog even blijven om
met de kadastermannen het tracé in kaart te brengen. Deze kadastermannen
zijn later goede vrienden geworden en tot op heden nog zo gebleven.
De mannen van de wegenbouw waren nog volop bezig met het aanleggen van de
bruggen en duikers. De bulldozers deden hun werk, alle boomstronken werden
uit de grond verwijderd De kapploeg had nog heel wat te doen, het was zwaar
werk. Ik moest afscheid nemen van mijn vertrouweling Iesier. Hij werd later
toegevoegd aan de kapploeg, als voorman.
Begin van de maand mei werd ik overgeplaatst naar Hollandia, de hoofdstad
van West Nieuw Guinea. Daar kreeg ik een nieuwe taak. Ik werd tijdelijk
ondergebracht in Hotel Berg en Dal, dat net buiten de stad lag. Ik kreeg de
beschikking over een dienstauto, een Landrover Jeep, knal geel gespoten. De
eerste kennismaking met mijn nieuwe collega's was spannend. De meeste waren
vrijgezelle jongelui. Het waren D.E.T.A. jongens, die uit Indonesië kwamen
als contractant. Zij kregen f. 1.50 per dag vrij kost, inwoning en medische
zorg de meesten gehuisvest in een Qounset woningen in HOLLANDIA
haven.(nissen barakken) Deze jongelui werden in de woning en in de wegenbouw
tewerkgesteld. In totaal waren plus minus 70 jongens. Later kwamen er ook de
SAMBA meisjes bij.
Na een paar dagen heb ik kennis gemaakt met JAQUELINE. Zij
was een heel mooi meisje vertelden ze heel knap en blank met donkerbruin
haar en grijze ogen, klein van stuk en een slank postuur. Haar moeder was
Filippijnse en haar vader Amerikaan. Ik had begrepen, dat zij bij de
Amerikaanse Defensie werkte. De jongelui waren helemaal verkikkerd op haar.
Ze hadden allerlei fantasieverhalen over haar verteld. Zij vertelden mij dat
JAQUELINE tijdens de Amerikaanse bezetting dus lang geleden met de auto was
verongelukt. Zij was met regenachtig weer in het ravijn in gereden, de
redding kwam te laat.
Op dezelfde plek, een haarspeldbocht, gebeurden veel
ongelukken. Ik kende de bocht heel goed. Het heet nu nog steeds de
JAQUELINEBOCHT. Het lag beneden het radiostation SKYLINE van de Amerikaanse
verbindingdienst. Mijn oom had daar gewerkt als radiotelegrafist. Het lag
1200 meter boven de zeespiegel.
Daarboven was een mooi panorama uitzicht op de Humboldbaai en over de
Santanimeer. 's Avonds zag je de lichten van de vissers en de dorpjes langs
het meer.
Ik reed elke dag naar mijn werk bij het Nationale vliegveld Ifar AIRSTRIP
plus minus 85 km. heen en terug van Ifar. Het vliegveld ligt vlakbij Mc.
ARTHURHILL, het monument van Generaal Mc. ARTHUR, opperbevelhebber van de
geallieerden in de Pacific tijdens de tweede wereld oorlog. Het monument
wordt nog druk bezocht door de toeristen.
Mijn taak was de landingsbaan te onderhouden met een ploegje baanwerkers en
zorgen dat de bermen gemaaid werden. Daarna toezicht op de nieuw bouw in
Hamadi vlak aan zee. Na werktijd was er voor de jongelui haast niets te
doen. In de weekeinden gingen wij met de motor naar het jachtgebied aan de
grens met Australisch Nieuw Guinee, dat was bijna twee uren rijden op de
motor.
Mijn collega vertelde mij dat hij op visite was bij een kennis, die
bij het vliegveld AIRSTRIP in de wijk ZEVENFLEET werkte. Hij reed 's nachts
naar huis met zijn dienstauto en bij de haarspeldbocht zag hij een mooi
meisje liften. Hij stopte en vroeg waar zij naar toe moest.
"Naar BACESGEE" (B.G.) zei ze. "O.K., stapt maar in". Zij moest naar een
verlaten Amerikaanse legerplaats aan de kust bekend om de mooie badplaats en
de hoge golfen.
Tijdens de rit hadden ze steeds gesproken over de AMERIKAANSE tijd.
Hollandia was toen door de Japanners bezet en later door de geallieerden
heroverd.
Hij was zo verliefd op haar geraakt, dat hij naar een parkeerplaats reed,
waar hij toen stopte. Er scheen een mooie volle maan, het licht scheen in de
cabine. Toen hij dichter bij haar kwam tilde zij haar rok omhoog. Hij keek
naar haar benen en zag dat ze geen voeten had maar hoeven. Hij was zo
geschrokken, maakte het portier open en sprong in het ravijn. Hij liep naar
een dorp langs het SANTANIMEER, vertelde het hele verhaal aan de
dorpsbewoners maar die mensen kenden het verhaal al heel lang. Iedereen, die
ooit in HOLLANDIA woonde of daar werkte kende het verhaal heel goed van
''JAQUELINE met de BOKKEPOOT''.
Laatste deel geschreven door Frans Draven P.
|